61
deren, dat het Rijk de helft van het risico, hetwelk de gemeente
zou loopen door het borgblijven voor credieten aan midden-
standsbedrijven, welke door den oorlog in moeilijkheden waren
geraakt, overnam. Een dergelijke regeling was wel met de
gemeenten Amsterdam en Dordrecht getroffen, doch op het
tijdstip, waarop dat plaats had, was de van regeeringswege
met een soortgelijk doel in het leven geroepen organisatie nog
niet in wording. De Minister zou échter gaarne zien, dat
dezerzijds werd medegewerkt, om de nieuwe organisatie, voor
zooveel de gemeente Leiden betrof, te doen slagen.
Eene voorioopige bestudeering van het Regeeringsplan schonk
ons de overtuiging, dat het, boven hulpverleening overeen
komstig het aanvankelijk voorstel der Commissie van Financiën,
verreweg de voorkeur verdiende aan den kleinen middenstand
steun te verleenen op de wijze, die door den Minister in zijne
missive werd aangeraden.
In die missive toch lazen wij, dat de door den Minister
bedoelde organisatie, volgens zijne verwachting binnenkort in
werking zou kunnen treden en dat het in de bedoeling lag,
om het tweede lid van Hoofdpunt 27 van het plan ruim op
te vatten en mitsdien van het verleenen van credieten vóór
de démobilisatie geen uitzondering te maken, doch dit te doen
naar gelang credietaanvragen inkwamen en uitstel niet wen-
schelijk scheen. Ook voor de gemeenten was in deze organi
satie, naar de Minister verder schreefeene plaats. Niet zelden
toch zou het voorkomen, dat credietbehoeftigen geen soliede
borgen konden aanwijzen en in dat geval zou de gemeente,
vermits de locale banken veelal genoopt zouden zijn hun risico
zeer te beperken en het Rijk volgens het plan (Hoofdpunt 20)
niet het geheele risico op zich neemt, de credietverleening
mogelijk kunnen maken door voor een grooter of kleiner deel
van het risico, niet door den Staat voor zijne rekening genomen,
borg te blijven.
Het Regeeringsplan, in een 28 tal Hoofdpunten uitgewerkt,
meenen wij hier niet in bijzonderheden te behoeven uiteen
te zetten. Van een en ander kan men zelf door lezing van
bijlage D kennis nemen In het kort komt het plan op het
volgende neer.
De organisatie, van Regeeringswege in het leven geroepen ter
bevordering van de samenwerking tusschen de verschillende
instellingen, die zich bezighouden met credietverleening aan
den kleinen industrieelen land- of tuinbouwenden en handel-
drij venden middenstand, heeft ten doel diegenen onder de kleine
ondernemers, wier zaak verloopen of achteruitgegaan is ten
gevolge van vervulling van dienstplicht van het hoofd van de
zaak of van de drijvende kracht in de zaak, of die duidelijk
kunnen aanwijzen, dat hun achteruitgang op rekening komt
van den oorlogstoestand, te helpen aan kleine credieten voor
het op het oude peil terugbrengen van hunne zaak of wel
voor het opnieuw beginnen van eene andere kleine zaak.
Tot deelneming aan de organisatie zijn uitgenoodigd de
centrale instellingen op het gebied van landbouwcrediet of
van crediet voor den handeld rij venden middenstand en de
niet in centrale banken of instellingen vereenigde hulp- of
voorschotbanken voor den kleinen middenstand. Voor zooveel
Leiden betreft zullen, naar de Minister eenige reden heeft
aan te nemen, de Hanzebank, de Tuindersleenbank en de
Eerste Leidsche Hulpbank met winstdeeling bereid zijn tot
deelneming.
Aan het hoofd der organisatie staat eene Algemeene Com
missie, samengesteld op de wijze, als in Hoofdpunt 6 is aan
gegeven. Het dagelijksch beheer berust bij de Commissie van
Uitvoering, bestaande uit 5 tot 7 leden. In de vergadering
der Algemeene Commissie van 24 April jl„ is zij bereids
geconstitueerd. Zij is bevoegd zich in subcommissies te splitsen.
De aangesloten plaatselijke banken, waartoe de crediet
behoeftigen zich moeten wenden, zenden elke aanvrage met
een gemotiveerd advies aan de Commissie van Uitvoering en
bepalen, indien zij de aanvrage geheel of ten deele voor in
williging vatbaar achten, voorloopig, welke waarborgen de
aanvrager zal hebben te geven en welke periodieke aflos
singen hij zal hebben te doen.
Door de Commissie van Uitvoering wordt omtrent elke
aanvrage eene beslissing genomen. Indien de bank bezwaar
blijft maken tot de credietverleening mede te werken, ook
voor het geval er volgens de Commissie wel termen zijn voor
die verleening, zal de Commissie trachten met hulp van het
Koninklijk Nationaal Steuncomité of de Nationale Vereeniging
tot steun aan miliciens op andere wijze te steunen.
Een maximum voor de credieten wordt, onder goedkeuring
van den Minister van Financiën, door de Algemeene Com
missie vastgesteld, terwijl alle beslissingen, strekkende tot
verleening van credieten, de goedkeuring behoeven van den
Thesaurier-Generaal bij het Ministerie van Financiën.
De credieten worden, voorzooveel de gemobiliseerden betreft,
verleend tegen een rente van ten hoogste pet. boven het
wisseldisconto van de Nederlandsche Bank op het oogeriblik
der credietverleening. Voor de overige credieten zal de
maximum-rente door de Commissie van Uitvoering worden
vastgesteld. Afsluitprovisies zullen niet worden berekend. Aan
de credietnemers zullen alleen de werkelijk gemaakte kosten
van hunne aanvrage in rekening worden gebracht.
Van de onder goedkeuring verleende credieten neemt het
Rijk een deel van het risico op zich en wel in dien zin, dat
het Rijk per ƒ100 in een verlies van ƒ10, 20, ƒ30, ƒ40,
ƒ50, 60, 70, ƒ80, ƒ90 en ƒ100, respectievelijk het vol
gende bedrag bijdraagt: ƒ10, ƒ19, ƒ27, ƒ34, ƒ40, 45, 49,
52, ƒ54 en 55, of respectievelijk 100 95%, 90%, 85%,
80 75 70 65 60 en 55 Verliezen boven
100%, dus op de rente, worden door het Rijk en de crediet-
verleenende instelling elk voor de helft gedragen.
Ten slotte neemt het Rijk voor zijne rekening de kosten
van de Commissie van Uitvoering en van de Algemeene
Commissie, de werkelijk gemaakte kosten van onderzoek van
afgewezen aanvragen en eenige andere onkosten.
Ook de Commissie van Financiën, wier gevoelen wij over
het schrijven van den Minister inwonnen, is blijkens haar
rapport van 10 dezer, opgenomen als bijlage E, nader van
meening, dat, nu uit dat schrijven blijkt, dat volgens het
Regeeringsplan de landelijke organisatie voor c^dietverleening
aan den kleinen middenstand niet eerst na de demobilisatie,
doch reeds zeer spoedig in werking zal treden, er alle reden
is om aan de door den Minister ontworpen regeling mede te
werken en hetgeen de gemeente voor dit doel ten haren laste
zou willen nemen, tot het welslagen van deze regeling aan
te wenden.
Het rapport der Commissie, hetwelk is opgemaakt, nadat
tevoren ter bespoediging der zaak tusschen de Commissie en
ons College overleg was gepleegd en algeheele overeenstem
ming was verkregen, geeft geheel ons gevoelen weer en wij
meenen daarom niet beter te kunnen doen, dan U voor de
toelichting en nadere uitwerking van het voorstel, dat wij U
aan het slot van ons praeadvies in overweging geven aan te
nemen, te verwijzen naar het zoo duidelijk advies der
Commissie.
Wanneer ook Uwe Vergadering zich met dat voorstel heeft
vereenigd, is het ons voornemen overeenkomstig den wenk
der Commissie, er bij den Minister, zij het misschien ook ten
overvloede, op aan te dringen te bevorderen, dat door de
Commissie van Uitvoering, alvorens eene beslissing omtrent
elke aanvrage te nemen, het advies wordt ingewonnen van
een commissie van ingezetenen, die geacht mogen worden
met den kleinen middenstand hier ter stede en zijne behoeften
goed bekend te zijn.
Onder mededeeling, dat ook het bestuur van het Steun
comité Leiden Oorlogstoestand 1914 zich aan het slot van zijn
advies van 10 Mei j.l. beweegt in de lijn van ons voorstel,
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. afwijzend te beschikken op het verzoek van »de Hanze";
b. ons te machtigen aan den Minister van Financiën te
berichten, dat de gemeente Leiden bereid is, aan de in zijn
schrijven van 3 Mei 1915 bedoelde organisatie mede te werken
in dien zin, dat ook de gemeente een deel van het risico op
zich neemt van de, overeenkomstig het plan tot vergemakke
lijking der voldoening aan de credietbehoefte van den kleinen
middenstand als gevolg van de oorlogscrisis, verleende credieten
aan te Leiden wonende kleine middenstanders, wier zaken
aldaar worden gedreven. Het door de gemeente voor hare
rekening te nemen deel van het risico zou overeenkomstig
het advies der Commissie van Financiën per ƒ100.als volgt
zijn vast te stellen:
over de eerste 10.verlies nihil;
tweede 6%;
derde 12%
vierde 18%;
vijfde 24%
zesde 30%
zevende 36%
achtste 42%;
negende
tiende
Aan den Gemeenteraad.
48%
54%
Burg. en Weth. van Leiden.
Bijlage A.
Aan den raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen »de Hanze", afdeeling Leiden
van den Bond van R. K. Vereenigingen van den Handel-
drijvenden en Industrieelen Middenstand, goedgekeurd bij
Koninklijk Besluit van 6 Mei 1911 Staatsblad 116;
gezien de geldelijke moeielijkheden waarin de kleine midden
stand in deze Gemeente zich bevindt door den ernstigen druk
der tijden,
kennis genomen hebbende van de sociale maatregelen door
andere Gemeenten getroffen,
verzoekt Uwen raad een bedrag te willen beschikbaar