58
waarden in te gaan. Het duurde intusschen nog tot den
17en April j.l., alvorens wij het bericht mochten ontvangen,
dat ook de Gemeenteraad van Katwijk zich met ons voorstei
had vereenigd.
Thans rest dus nog alleen de goedkeuring van Uwe Ver
gadering.
Na al het bovenstaande gelooven wij niet veel meer tot toe
lichting te behoeven in het midden te brengen. Slechts zij er
nogmaals uitdrukkelijk op gewezen, dat de bovenvermelde
cijfers op uiterst globale ramingen berusten en dat de mogelijk
heid dus volstrekt niet is uitgesloten, dat de werkelijke kosten
blijken af te wijken van de raming. Ook de hooge ijzerprijzen
zouden daartoe aanleiding kunnen geven. Voor onze gemeente
is een en ander echter niet van bijzonder groot gewicht, aan
gezien slechts een zeer klein gedeelte der totale kosten ten
haren laste komt.
Onder mededeeling, dat wij ons voornemen tezijner tijd de
benoodigde kredieten bij U aan te vragen, geven wij U alsnu
in overweging goed te keuren
dat tot eene verwijding van de Pauwbrug, deJanvossen-
brug en de Marebrug tot 8 M. overeenkomstig den wensch
der gemeente Katwijk en overeenkomstig de ontworpen plannen
wordt overgegaan
dat de vleugels der Janvossenbrug in het belang van het
verkeer te land worden verwijd, zooals op de teekening is
aangegeven
c. dat van de kosten, verbonden aan de sub a en b be
doelde verbeteringen van de Pauwbrug, de Janvossenbrug en
de Marebrug resp. 81, 91 en 98% voor rekening der ge
meente Katwijk zal komen en het resteerende deel voor rekening
der gemeente Leiden.
Zoodra Uwe Vergadering zich met deze voorstellen heeft
vereenigd, zullen de bestekken en detailteekeningen worden
opgemaakt en aan het gemeentebestuur van Katwijk worden
toegezonden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 84. Leiden, 5 Mei 1915.
Alvorens nevensgaand adres in te dienen, heeft de pachter
van de bediening van de overhaalschouw aan het Galgewater,
J. Vlasman alhier, reeds eenige malen tot ons het verzoek
gericht hem gedurende een halt jaar van de betaling van de
pacht vrij te stellen. Ons College kon echter in de door den
pachter aangevoerde redenen geen aanleiding vinden inwil
liging van zijn verzoek te bevorderen. Adressant tracht nu
een gunstige beslissing van Uwe Vergadering uit te lokken
en wel in dien zin, dat of het pachtcontract verbroken, öf
hem bij wijze van proef voor den tijd van een half jaar ont
heffing van het betalen der pachtpenningen wordt verleend.
Zooals wij U in ons praeadvies van 7 Februari 1912 (lngek.
Stukken n°. 36) in herinnering brachten, werd de bediening
der overhaalschouw laatstelijk voor den tijd van 5 jaar, aan
vangende 1 October 1911 en eindigende ultimo September
1916, opgedragen aan den tegenwoordigen pachter, na gehouden
openbare verpachting, tegen betaling van f 175 'sjaars.
Overeenkomstig ons voorstel werd de pachtsom bij raads
besluit van 22 Februari 1912 tot f 75 'sjaars teruggebracht.
Uit een in September 1911 ingesteld onderzoek toch was ge
bleken, dat de zuivere opbrengst der schouw (d. i. na aftrek
van de kosten van bediening en onderhoud en vernieuwing
van reepen en losse gereedschappen err die van verlichting)
destijds op ten hoogste f 125 per jaar mocht worden gesteld,
terwijl ook moest worden aangenomen, dat tengevolge van
de in gebruikneming der nieuwe Blauwpoortsbrug het aantal
personen, dat zich laat overzetten, was verminderd.
In het thans door den pachter aangevoerde kunnen wij
echter geen aanleiding vinden U te adviseeren andermaal tot
verlaging der pachtsom over te gaan, of, zooals adressant
wil, hem de pachtsom gedurende jaar kwijt te schelden,
dan wel het pachtcontract te verbreken. Het niet vieren van
het 3 Octoberfeest in het afgeloopen jaar en van de Lustrum
feesten in den a.s. zomer, hetgeen adressant tot staving van
zijn verzoek aanvoert, zal toch zeker niet de inkomsten van
den pachter zoodanig doen dalen, dat dientengevolge tot ver
mindering der pachtsom moet worden besloten. Boven
dien staat hiertegenover, dat tengevolge van de mobilisatie
het verkeer in de stad vooral in den aanvang veel drukker
was dan anders en in het bijzonder het onderlinge verkeer
tusschen de verschillende kazernes de opbrengst der pont uit
den aard der zaak heeft doen stijgen. Ook is het verkeer per
pont in den afgeloopen winter niet door vorst gestremd.
Gaarne willen wij aannemen, dat de financieele omstandig
heden van den pachter niet rooskleurig zijn, zoodat dan ook
een zijner borgen de pachtsom over het le en 2e kwartaal
van dit jaar heeft betaald, doch dit kan natuurlijk nimmer
reden zijn, om nu den pachter en zijne borgen maar van
hunne verplichtingen te ontslaan. Dooi' een dergelijk besluit
te nemen, zou de gemeente een gevaarlijk pad betreden.
In 1912 werd, zooals wij boven uiteenzetten, de pachtsom
om bijzondere redenen verlaagd. Deze zijn thans niet aan
wezig, aangezien hoegenaamd niet is aangetoond, dat de om
standigheden met betrekking tot het gebruik maken van de
pont thans zooveel ongunstiger zijn, dan destijds het geval
was. Het door den pachter aan ons overgelegde staatje, aan
gevende de opbrengst van Augustus 1914 tot Februari 1915
kan uit den aard der zaak door ons niet worden gecontro
leerd, terwijl de opbrengst natuurlijk ook afhankelijk kan
zijn van de wijze, waarop de bediening der overhaalschouw
plaats heeft.
Op grond van een en ander geven wij U derhalve in over
weging afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad der gemeente Leiden.
Geeft met den meest gepasten eerbied te kennen:
J. Vlasman, wonende Vliet No, 32 te Leiden;
dat hij is pachter van het overhaalveer over den Bijn bij
de Smidssteeg en zulks tegen eene pachtsom van 75 per
jaar bij vooruitbetaling in vier driemaandelijksche termijnen
ad 18.75;
dat hij reeds een en andermaal zich wendde tot het dage-
lijksch bestuur der gemeente Leiden, met beleefd verzoek
hem desnoods voor een half jaar van het betalen dier pacht
te ontslaan;
dat hij als redenen voor dit verzoek opgaf het verminderen
der inkomsten tengevolge van het niet vieren van het 3 Oc
tober- en het studentenfeest, ook door de mobilisatie, en nu
door de dure tijdsomstandigheden, tengevolge waarvan het
hem onmogelijk is, langer de pachtpenningen te voldoen,
zoodat zelfs zijn borg, de heer J. C. Bernard, het thans loo-
pende kwartaal voor hem heeft betaalden dit ook voor het
loopende kwartaal wederom het geval zal zijn;
dat hij echter op al deze verzoeken een afwijzend antwoord
ontving
Redenen, waarom hij zich nogmaals wend tot Uwen Raad,
thans UEdelachtbaren beleefd en eerbiedig vragende deze
zaak grondig te willen doen onderzoeken, en te willen bewerk
stelligen dat: öf het door hem met de gemeente Leiden ten
deze aangegane contract met ingang van 1 April a.s. worde
verbroken, dan wel hem bij wijze van proef voor den tijd
van een half jaar te willen ontheffen van het betalen der
pachtpenningen.
't Welk doende
J. Vlasman.
Leiden, 23 Maart 1915.
N°. 85. Leiden, 5 Mei 1915.
Bij de uitvoering van de taak, opgelegd aan de Commissie,
bedoeld in art. 2 der verordening van 14 Januari 1915,
Gem.Blad No. 2, betreffende het toelaten van kinderen tot
lichtbeeldenvertooningen, zal deze Commissie eenige onver
mijdelijke kosten hebben te maken, welke uit den aard der
zaak uit de gemeentekas moeten worden vergoed. Daartoe
behooren b.v. een abonnement op het weekblad »de Kinema
tograaf," eenige administratiekosten en, zoo noodig, reiskosten
voor het bijwonen van gecombineerde vergaderingen van
bioscoopcommissies.
Wij geven U daarom in overweging op de gemeentebe-
grooting voor 1915 een bedrag van f 100.— voor dit doel
uit te trekken welk bedrag de Commissie voldoende voor
komt onder een nieuw volgn0. 2266 «Kosten der Commissie
bedoeld in art. 2 der verordening betreffende het toelaten
van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen" en dit bedrag te
vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uit
gaven. Evenals zulks b.v. ten opzichte van de Commissie tot
wering van schoolverzuim is bepaald, zal de Commissie in de
maand Januari aan ons College een staat moeten overleggen
van de door haar in het afgeloopen jaar gedane uitgaven,
vergezeld van de noodige bewijzen tot staving daarvan.
De benoodigde begrootingsregeling wordt U hierbij ter vast
stelling aangeboden. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven
is nog een bedrag van f 48172.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.