GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 57 IS6EKOHEN STl li 1»KV. N°. 81. Leiden, 28 April 1915. Door de wed. A. Christiaanse is tot ons College het ver zoek gericht het perceel Lokhorststraat no. 22, waarvan de huur op 30 April a.s. afloopt, te mogen huren. Adressante is genegen het huis met ingang van 15 Mei a.s. te huren onder de bij de gemeente gebruikelijke voor waarden tegen betaling van een jaarlijkschen huurprijs van 208. d.i. hetzelfde bedrag, dat door den tegenwoordigen huurder moest worden betaald. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat het huis onder de genoemde voorwaarden aan adressante kan worden verhuurd. Wij geven U mitsdien in overweging het perceel Lokhorst- straat, 22 met ingang van 15 Mei 1915 aan de wed. A. Christiaanse alhier voor den tijd van één jaar en tegen betaling van een huurprijs van ƒ208.— 'sjaars te verhuren, onder bepaling, dat de huur geacht wordt telkens voor één jaar te zijn verlengd, indien zij niet vier maanden vóór het eindigen van het huurjaar door de huurster schriftelijk is opgezegd en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 82. Leiden, 28 April 1915. Tegen de tabel, aangevende de jaarlijksche afschrijvingen op de bezittingen der Stedelijke fabrieken van gas en electrici- teit, behoorende bij de voordracht van Burgemeester en Wethouders opgenomen onder No. 75 der Ingek. Stukken, heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Zij adviseert U daarom tot vaststelling van die tabel te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 83. Leiden, 4 Mei 1915. Bij schrijven van 15 Mei 1906 verklaarden wij ons, in antwoord op een verzoek van het gemeentebestuur van Katwijk, bereid aan Uwe Vergadering voor te stellen tot eene ver wijding van de doorvaart van de Blauwpoorts- en van de Janvossenbrug tot 7 M. over te gaan ten behoeve van de ver betering van den waterweg IJmuiden—Katwijk aan Zee, mits de kosten dier verwijding door de gemeente Katwijk werden gedragen. Bij schrijven van 19 Juni d.a.v. deden wij aan Burgemeester en Wethouders van Katwijk op hun verzoek alsnog eene omschrijving van de kosten der plannen en afschriften van de daarbij behoorende gedetailleerde begroo tingen toekomen. Eerst in de tweede helft van het jaar 1918 kwamen Burge meester en Wethouders van Katwijk op de dezerzijds gedane toezegging terug, onder mededeeling, dat inmiddels in de plannen, opgemaakt door de hoofdingenieurs van 's Rijks- en Provincialen Waterstaat, verschillende wijzigingen waren aan gebracht. Volgens de gewijzigde plannen zoude de doorvaart van de Janvossenbrug, de Marebrug, en de Pauwbrug moeten worden verwijd en zou de doorvaart-wijdte op ten minste 7.50 M. moeten worden gesteld. Burgemeester en Wethouders van Katwijk verzochten ons derhalve hun te melden, of Leiden bereid en genegen was te bevorderen, dat de zooeven ge noemde drie bruggen (de Blauwpoortsbrug was reeds in 1911 op verzoek van de provincie tot 8 M. verwijd) voor rekening van de gemeente Katwijk zoodanig werden verbouwd, dat zij een doorvaart-wijdte van ten minste 7.50 M. verkregen en niet langer het doorvaren van de Katwijksche vaartuigen be lemmerden. Nadat dezerzijds was nagegaan, welke werken zouden moeten worden uitgevoerd, om tot de door het gemeentebestuur van Katwijk gewenschte verwijding der drie bruggen te geraken en eene globale raming van de daaraan verbonden kosten was opgemaakt en ook het gevoelen der Commissie van Fabricage was ingewonnen, kwamen wij tot de conclusie, dat er geen bezwaar bestond aan den wensch van de gemeente Katwijk te voldoen. Tevens waren wij echter met de Commissie van oordeel, dat, indien tengevolge van de verwijding van de doorvaart de Janvossenbrug eene algeheele vernieuwing moest onder gaan, het in hooge mate aanbeveling zou verdienen van deze gelegenheid gebruik te maken, om ter wille van het verkeer te land tevens de vleugels dier brug flink te verwijden naar de walmuren toe, waarmede volgens raming eene uitgave van ƒ3000,gepaard zou gaan, welke uitgave uit den aard der zaak voor rekening van de gemeente Leiden zou moeten komen. Aanvankelijk gevoelden wij er ook veel voor, om, met het oog op de belangen van de scheepvaart in de toekomst, de door vaart-wijdte in plaats van op M., zooals door Katwijk werd verlangd, te brengen op 8 M., teneinde aan de te veranderen bruggen dezelfde doorvaart-wijdte te geven, als aan de Blauw poortsbrug, de Zijlpoortsbrug en verschillende andere bruggen uit de laatste jaren, doch bij nader inzien achtten wij de daaraan verbonden kosten, welke door den Directeur van Gemeentewerken werden geraamd op ƒ4400.voor het beoogde doel te hoog. Ook tot het veranderen van de Pauw- brug in dien zin, dat de dubbele ophaalbrug door een enkele klap ter breedte van 5 M. werd vervangen, konden wij geen vrijheid vinden U te adviseeren, aangezien ons een uitgaaf van 16 a 18000.met het oog op den toestand van de ge» meente-financiën hiervoor niet verantwoord voorkwam. Bij missives van 13 Januari en 5 Februari 1914 brachten wij een en ander' ter kennis van Burgemeester en Wethouders van Katwijk, onder mededeeling, dat wij, indien hunne ge meente de doorvaart-wijdte op 8 M. bepaald wenschte te zien, ons College wel genegen was een daartoe strekkend voorstel bij U aanhangig te maken, mits dan ook de daaraan ver bonden meerdere kosten, welke globaal geschat werden op ƒ4400.—, ten laste van de gemeente Katwijk kwamen. Naar aanleiding van deze missive ontvingen wij van het gemeentebestuur van Katwijk bericht, dat het met de dezer zijds opgemaakte voorloopige plannen accoord ging. Tevens stelde het gemeentebestuur ons echter bij schrijven van 31 Maart 1914 voor de doorvaart-wijdte op 8 M. te brengen, onder voorwaarde, dat de helft der meerdere kosten tot een maximum van ƒ2200.voor rekening van Katwijk bleef. Den 23sten Juni d. a. v. konden wij aan Burgemeester en Wethouders van Katwijk, ingevolge hun verzoek, een drietal teekeningen doen toekomen, die in hoofdzaak de bedoeling der te verrichten werkzaamheden weergaven, alsmede een be schrijvende technische toelichting benevens eene globale be grooting dier werken. Wij deelden hun daarbij mede, dat wij alsnog bereid waren U voor te stellen de bruggen tot 8 M. te verwijden en de helft van de daaraan verbonden kosten voor rekening der gemeente Leiden te nemen. Aangezien toch niet te ontkennen viel, dat behalve Katwijk ook Leiden een groot belang had bij eene vergrooting der doorvaart-wijdte tot 8 M., in plaats van tot 7-| M. en de behoefte aan die meerdere doorvaart-wijdte zich misschien reeds in de naaste toekomst zou kunnen doen gevoelen, waren wij met de Commissie van Fabricage van meening, dat op het nader voorstel van de gemeente Katwijk moest worden ingegaan. Op de toegezonden globale begrooting waren de kosten, vereischt voor eene verwijding der drie bruggen tot. 7f M. uitgetrokken tot een bedrag van ƒ56.900.en wel ƒ5500.— voor de Pauwbrug, ƒ34.700.voor de Janvossenbrug en 16.700.voor de Marebrug. De meerdere kosten verbonden aan eene verwijding tot 8 M. zouden bedragen ƒ4400.—. Van eerstgenoemd bedrag zou ƒ3000.noodig voor de verwijding der vleugels van de Janvossenbrug in het belang van het verkeer te land, en van laatstgenoemd bedrag de helft door de gemeente Leiden worden gedragen. Voor rekening van Katwijk zou dus komen 56.900.——ƒ3000.[-2200.— ƒ56.100.— en voor rekening van Leiden ƒ3000.[-ƒ2200.— ƒ5200.—. Met het oog op het uiterst globale der raming leek het ons echter in alle opzichten billijk, dat het aandeel, dat door elk der beide gemeenten moest worden betaald, niet vooraf op bepaalde bedragen werd vastgesteld, doch dat door Katwijk de werkelijk voor haar gedane uitgaven werden vergoed. Wij stelden daarom aan het gemeentebestuur van Katwijk voor de door Katwijk te betalen kosten in percenten uit te drukken. Van de totale kosten, vereischt voor de verbetering van de Pauw brug, de Janvossenbrug en de Marebrug zou dan bij eene verwijding tot 7V2 M. resp. 100, 100 en 91 o/0 en bij eerie verwijding tot 8 M. resp. 81, 91 en 98o/0 door de gemeente Katwijk aan Leiden moeten worden terugbetaald. Burgemeester en Wethouders van Katwijk bleken daaren tegen in hun schrijven van 13 Juli 1914 de voorkeur te geven aan een vast bedrag en stelden in verband daarmede voor de door Katwijk te betalen som vast te stellen op het door hunne ingenieurs geraamde bedrag van ƒ53000.benevens 2200.— voor de verbreeding tot 8 M. Nadat wij hun echter den 18en Augustus '1914 hadden bericht, dat wij op hun voorstel niet konden ingaan en bij de dezerzijds aangegeven percents gewijze berekening moesten blijven volharden, en dit te eer, nu de gemeente onder de buitengewone tijdsomstandigheden niet het risico op zich kon nemen, dat uit de uitvoering der werken bij de door hen voorgestelde wijze van verrekening voor Leiden zou ontstaan, deelden zij ons den 22sten September d.a.v. mede, aan den Raad machtiging te zullen vragen, om op de in ons schrijven van 23 Juni 1914 kenbaar gemaakte voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 1