49
In deze bestemming brengt de aanhangige herziening
geenerlei verandering. Hetzelfde gedeelte van het terrein, dat
aanvankelijk voor straat was bestemd, blijft volgens het ont
werp daartoe aangewezen. Terwijl vroeger echter de gepro
jecteerde straat het begin vormde van een zich verder in
zuid-westelijke richting uitstrekkenden weg, is thans de
hoofdtoegang tot het nieuwe Ziekenhuis aldaar ontworpen.
Eenige bebouwing langs de straat is daarbij niet uitgesloten
immers, zoowel aan de noord-westzijde achter de huizen van
den Rijnsburgerweg (perceel n°. 947), als aan de zuid-oostzijde
(perceel n°. 889) kunnen huizen langs de straat worden
gebouwd. De aan te leggen straat wordt dus niet uitsluitend
bestemd als toegang tot het Ziekenhuisterrein.
Waar eenmaal vaststond, dat perceel ri°. 947 tot straat
was bestemd en niet mocht worden bebouwd, is het duidelijk,
dat de bouwmeester van het Ziekenhuis daarmede rekening
hield en zich dien weg als hoofdtoegang tot het administratie
gebouw dacht. Een andere goede toegang is trouwens, nu de
Rijnsburgerweg aan de zuid-westzijde nagenoeg geheel be
bouwd is, moeilijk te vinden. Dat op die wijze, zooals adres
sante betoogt, ten onrechte en in strijd met de Woningwet
de bestemming tot straat van perceel n°. 947 wordt gehand
haafd, kunnen wij niet toegeven. Er is toch geen enkele
reden, om, nu de aanduiding, die het perceel sedert 1905
draagt, waarschijnlijk eerstdaags zal worden verwezenlijkt,
daarvan plotseling afstand te doen en de Leidsche Bouw
maatschappij m staat te stellen de totstandkoming van het
Ziekenhuisplan in hooge mate te hinderen, zoo niet geheel
onmogelijk te maken. Deze totstandkoming is een zaak van
algemeen, niet van particulier belang. Terloops zij hierbij
opgemerkt, zulks naar aanleiding van het door adressante
geuite vermoeden, dat reeds in 1905 bij het bestemmen tot
straat van een gedeelte van het haar toebehoorende terrein,
aan de stichting van het nieuwe Ziekenhuis zoude zijn ge
dacht dat er in dat jaar van een bouwen van dat Zieken
huis nog geen sprake was.
De bouw van het nieuwe Ziekenhuis zal voor de Leidsche
Bouwmaatschappij de kans, om haar eigendom tegen alleszins
behoorlijken prijs kwijt te raken, aanmerkelijk verhoogen.
Terwijl anders de exploitatie van het complex gronden achter
den Rijnsburgerweg wellicht nog vele jaren op zich had
laten wachten en perceel n°. 947 gedurende al dien tijd
slechts als bijna waardeloos grasland mocht worden gebruikt,
zal thans het Rijk de totstandkoming der geprojecteerde straat
ongetwijfeld naar vermogen trachten te bevorderen. Door ons
College zijn zelfs reeds pogingen aangewend, om den voor
straat bestemden grond ten behoeve van het Rijk van de
Leidsche Bouwmaatschappij aan te kooperi. Wegens den
buitensporig hoogen prijs, die door de maatschappij gevraagd
werd, moesten de onderhandelingen echter worden afgebroken.
Tenzij de maatschappij alsnog geneigd mocht zijn haar eigen
dom tegen billijken prijs af te staan, zal derhalve tezijnertijd,
wanneer tot aanleg der straat moet worden overgegaan, tot
onteigening van de strook grond in kwestie overeenkomstig
de bepalingen der Woningwet moeten worden overgegaan.
Een billijke schadevergoeding, waarop de maatschappij reeds
in 1905 en 1907 aandrong, doen waarvoor destijds geen termen
aanwezig werden geacht, zoolang nog niet tot straataanleg
werd overgegaan (zie Ingek. Stukken n°. 80 van 1907. 3e
conclusie), zal adressante dus hetzij door verkoop hetzij door
onteigening deelachtig kunnen worden.
Uit het bovenstaande zal U reeds duidelijk zijn geworden,
dat de Leidsche Bouwmaatschappij van de voorgestelde her
ziening van het uitbreidingsplan eerder voor- dan nadeel zal
ondervinden.
Nog op eene andere wijze zal zij evenwel door die her
ziening worden bevoordeeld. Na goedkeuring van de voorge
stelde wijziging toch zal de weg, die bij het thans geldende
uitbreidingsplan langs de Poelwetering tegenover het Posthof
is geprojecteerdvervallen en zal de Leidsche Bouwmaat
schappij over het haar mede toebehoorende perceel no. 582,
waarop tot heden niet mocht worden gebouwd weder vrijelijk
kunnen beschikkeniets waarop door haar mede reeds in
1905 en '1907 werd aangedrongen.
In tweeërlei opzicht blijkt derhalve de voorgestelde her
ziening, in plaats van een nadeel, een belangrijk voordeel voor
de maatschappij te zullen afwerpen.
Onder mededeeling, dat de Gezondheidscommissie zich uit
een hygiënisch oogpunt volkomen met het ontwerp tot her
ziening, ook na kennisneming van het ingekomen bezwaar
schrift, kan vereenigen, geven wij U derhalve, overeenkomstig
het advies der Commissie van Fabricage, in overweging tot
de onveranderde vaststelling van het op de situatieteekening
aangegeven ontwerp tot herziening van het uitbreidingsplan
der gemeente, gelijk dit op de Secretarie ter inzage heeft
gelegen, over te gaan, en de rooilijnen, zooals die op de
teekening in blauw zijn aangeduid, vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden,
Geeft eerbiedig te kennen,
De Naamlooze Vennootschap Leidsche Bouwmaatschappij,
gevestigd te Leiden,
dat zij heeft kennis genomen van eene voorgestelde wijziging
van het uitbreidingsplan dezer gemeente, voor zoover betreft
den grond, gelegen tegenover het station der Hollandsche
IJzeren Spoorwegmaatschappij en langs den Rijnsburgerweg,
dat zij zich tot haar leedwezen genoodzaakt ziet, tegen den
inhoud dezer wijziging ernstig te protesteeren en niet twijfelt
of de rechtmatigheid van dit protest volkomen zal worden
beaamd na kennisneming van het onderstaande.
Toen in 1905 het uitbreidingsplan was ter inzage gelegd,
heeft requestrante tegen aanneming van dat plan bezwaar
geopperd.
Haar geheele bouwplan toch, waarvoor zij zich tegen hoogen
prijs den grond reeds had aangekocht, werd onuitvoerbaar ge
maakt.
Het protest heeft echter niet moogen baten. (Vg. voor een
en ander gedrukte stukken 1905 No. 113.)
Het uitbreidingsplan werd vastgesteld, en omvatte dus ook
requestrante's perceel sectie L No. 947.
Intusschen, van stadsuitbreiding aan die zijde kwam niets.
Opdat de grond niet renteloos zou blijven liggen, werd
door r equestrante eind 1909 eene vergunning om ter plaatse te
bouwen aan Heeren Burgemeester en Wethouders gevraagd.
In plaats, dat op dat verzoek werd beschikt, ontving reques
trante bericht, dat eene vergunning vooralsnog niet verleend
kon worden, wijl een bouwverbod op den grond was gevestigd,
hetwelk destijds aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten
was onderworpen. (Zie Bijlage 1.)
Intusschen is dat bouwverbod niet goedgekeurd.
Doch trots het feit, dat dus aan eene gunstige beschikking
niets meer in den weg stond, ontving requestrante dezelve niet.
Er werd nader op het verzoek beschikt, (zie Bijlage 2) dat
de te stichten huizen niet gebouwd werden binnen de rooilijn
van de op het uitbreidingsplan der gemeente geprojecteerde
straat, doch over de geheele breedte dier straat.
Requestrante legde het hoofd in den schoot, doch werd
zeer onaangenaam getroffen door het thans aanhangig voorstel
tot wijziging van het uitbreidingsplan.
TJit de toelichting toch blijkt, dat de onderwerpelijke grond
sinds jaren voor den bouw van Universiteits-Ziekenhuis was
bestemd.
Uitbreidingsplan en weigering aan requestrante om ter
plaatse te bouwen komen door die erkentenis in een vreemd
licht te staan.
Requestrante hoopt en vertrouwt echter, dat thans de door
haar geleden schade worde hersteld, althans zooveel doenlijk.
Er wordt voorgesteld het uitbreidingsplan te wijzigen.
Nu veronderstelt een dergelijk plan stratenaanleg en
woningbouw.
Er is thans daarvan niet de rede.
Het geldt alleen de stichting van een groot ziekenhuis met
bijbehoorende gebouwen en pleinen.
Alles wat dus aldaar staat te worden aangelegd en gebouwd,
wordt particulier eigendom.
En nu rechtvaardigt de aanstaande stichting van een zieken
huis aldaar allerminst, dat de grond van requestrante, ge
legen in het verlengde van de üegstgeesterlaan, »in het belang
eener stelselmatige bebouwing en stadsuitbreiding," tot open
bare straat wordt bestemd.
Daargelaten, dat ernstig mag worden betwijfeld, of daarmee
de belangen van eene inrichting tot verpleging van zieken
gediend zijn, kan requestrante niet inzien, dat in een en ander
ooit een grond heeft kunnen aanwezig zijn, om haar jarenlang
groote schade te laten lijden, door haar het rentegevend maken
van haar kostbaar eigendom te verbieden.
Dezerzijds wordt er daarom met kracht tegen opgekomen,
dat ook nog thans zonder eenigen wettelijken grond de be
stemming tot openbare straat aan requestrante's grond wordt
gegeven, en zulks bij een uitbreidingsplan, dat slechts in naam
dient om stelselmatige bebouwing te bevorderen.
Het is op vorenstaande gronden, dat de requestrante Uwen
Raad eerbiedig verzoekt bij de voorgenomen wijziging van
het uitbreidingsplan te verstaan, dat Uw Raad niet bevoegd
is, het onderwerpelijk perceel de gevraagde bestemming te
verleenen, daar de reden, om dien grond tot straat ten dienste
van stadsuitbreiding te bestemmen, door den voorgestelden
bouw van het Ziekenhuis ten eenenmale vervallen is.
Leiden, 11 Januari 1915.
'tWelk doende enz.
Leidsche Bouwmaatschappij.
F. E. Meerburg,
Voorzitter.
L. J. C. A. Gordon,
Secretaris.