respectievelijk f 3379. en f 5021.ot tezamen f 8400. 2o. dit bedrag aan de gestichten te leenen tegen een jaar- lijksche rente van 4J% en af te lossen in 40 jaar, alles ingaande op 1 Januari 1916 en dus te regelen in de begroo ting voor dat dienstjaar. B. bij het opmaken der concept-begrooting voor het jaar 1916 den tot nog toe onder de ontvangsten voorkomenden post van f 250.voor huur van het weiland, kadastraal bekend gemeente üegstgeest Sectie no 596, te doen ver vallen, daar deze ontvangst aan de gestichten ten goede behoort te komen. De Commissie van Beheer over de gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. N°. 61. Leiden, 31 Maart 1915. N°. 58. Leiden, 29 Maart 1915. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek bestaat bij ons College geen bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging aan de N.V. Nederl. Rotogravure-Maatschappij vergunning te verleenen tot het maken, overeenkomstig de overgelegde teekening, van een houten gebouw op steenen voet op het terrein van het fabrieks gebouw Galgewater No. 12, kad. bekend sectie F Nis. 20, 24, 1153, 1154 en 1257, om te dienen voor tijdelijke bergruimte van rotatierollen en verdere fabrieksmaterialen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden den 25 Maart 1915. WelEd. Achtb. Heeren. Ondergeteekende verzoekt met dezen namens zijn lastgever de N.V. Nederl. Rotogravure Mij. eerbiedig aan den gemeente raad van Leiden om vergunning tot het maken van een houten gebouw op steenen voet op het open terrein van het fabrieksgebouw Galgewater No. 12 Kad. bekend Sectie F No. 20, 24, 1153, 1154 en 1257 »om te dienen voor een tijdelijke bergruimte voor rotatierollen en verdere fabrieks- matereaalen" volgens bijgaande teekening. Hoogachtend verblijf ik in gunstige beschikking Uw Dw. Dn. J. N. Bouter, Heerensteeg 22 Leiden. Timmerman. N°. 59. Leiden, 30 Maart 1915. In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd dei' betrokken school, hebben wij de eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de openbare lagere school der 4e klasse No. 1 alhier, ter vervanging van Mej. J. Koolhaas, die in de Raadszitting van den 14en Januari 1915 werd benoemd tot onderwijzeres aan de O. L. school voor Jongens en Meisjes voor U. L. O., No. 2, alhier. 1°. Mej. G. L. MOUWEN, onderwijzeres te Noordwijkerhout 2°. Mej. J. EPHRAïM, tijdelijk onderwijzeres aan de O. L. school 3e klasse, No. 1, te Leiden; 3°. Mej. P. J. GOEDELJEE, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare Meisjesschool 2e klasse te Leiden. Met verwijzing naar de desbetreffende, in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu tot eene be noeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 60. Leiden, 31 Maart 1915. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening, dienst 1914, van de Plaatselijke Schoolcommissie, en de rekening, dienst 1914, van de Kamer van Koophandel eri Fabrieken, geene bedenkingen heett. Zij stelt U derhalve voor beide rekeningen goed te keuren. Aan het onderzoek der laatstgenoemde rekening heeft de heer A. L. Reimeringer, als oud lid der Kamer, geen deel genomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. In verband met den voorgenomen bouw van het nieuwe Academisch Ziekenhuis c. a. op het terrein bewesten den ltijnsburgerweg zal het uitbreidingsplan, zooals het_voor dit gedeelte der stad bij raadsbesluit van 18 April 1907 (Ingek. Stukken No. 80) werd vastgesteld en bij besluit van Gede puteerde Staten van 19 Augustus d. a. v. werd goedgekeurd, moeten worden herzien. Op het bestaande plan toch zijn voor dit terrein eenige stratenblokken getraceerd, die met het oog op hunne afmetingen en gebogen richting aanleiding geven tot de verwachting, dat men zich aldaar een z.g. verspreide ol open bebouwing voor oogen heelt gesteld, terwijl het ter rein tevens is aangeduid als in aanmerking komende voor volkspark, sportterrein en dergelijke. Sedert eenige jaren, d. w. z. sedert Juni 1909 (zie Ingek. Stukken No. 216 van 1910) is het terrein echter bestemd voor den bouw van het nieuwe Academisch Ziekenhuis, labo ratoria en verdere gebouwen en als gevolg hiervan dient dan ook het in 1907 vastgestelde uitbreidingsplan gewijzigd te worden, teneinde het in overeenstemming te brengen met de nieuwe bestemming van het terrein. Uit den aard der zaak is bij het opmaken van het ontwerp tot herziening overleg gepleegd met den Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs. Het hooldadministratiegebouw komt te liggen tegenover het verlengde van de Oegstgeesterlaandeze weg zal dus over de volle breedte aan de overzijde van den Rijnsburger- weg worden doorgetrokken en eindigen in een ruim voor plein vóór den hoofdingang. Ter verbinding van de stadswijk rondom den Rijnsburgerweg met die buiten de Morschpoort, met vermijding van den weg door de binnenstad, is een 15 M. breede straat geprojecteerd langs de spoorbaan der H. IJ. S. M., uitkomende bij den spoorwegovergang der later te verbree- den Gevangenhuislaan. Deze straat verschalt tevens gelegen heid, om vanaf den Rijnsburgerweg de meer westelijk, als mede de aan de overzijde der Poelwetering gelegen paviljoens van het Ziekenhuis te bereiken, zonder genoodzaakt te zijn het geheele terrein van het Ziekenhuis te doorloopen. Een en ander is te zien op de bij de stukken zich bevindende situatieteekening Het ontwerp "tot herziening van het uitbreidingsplan heeft ingevolge artikel 28 der Woningwet gedurende vier weken op de gemeentesecretarie ter inzage gelegen en ook het gevoelen der Gezondheidscommissie is over het ontwerp ingewonnen. Tegen de ontworpen wijziging van het uitbreidingsplan zijn geen andere bezwaren ingedienddan die welke in het hierachter afgedrukte bezwaarschrift van de Leidsche Bouw maatschappij zijn vervat. Met de Commissie van Fabricage komt het ons voor, dat veel van het in het bezwaarschrift aangevoerde weinig ter zake dienende is en dat de geuite bezwaren ongegrond zijn te achten, zoodat zij geen aanleiding kunnen geven om een wijziging van het ontwerp tot herziening in overweging te nemen. Hetgeen adressante omtrent de totstandkoming van het uitbreidingsplan mededeelt, legt o. i. geen gewicht in de schaal. Het is waar, dat zij zich in 1905 (zie Ingek. Stukken no. 113) tegen dat plan heeft verzet, voor zooveel betrof het tot openbaren weg bestemmen van een deel harer eigen dommen, t. w. de perceelen Sectie L no. 947 (gedeeltelijk) en Sectie L no. 582. Aangezien echter de bedenkingen tegen het plan noch door Uwe Vergadering, noch door Gedeputeerde Staten werden gedeeld en de aanduiding als straat onver anderd werd gehandhaafd, moest natuurlijk de in 1909 ingediende aanvrage om vergunning tot bouwen op perceel no. 947 door ons College worden geweigerd. Krachtens een overeenkomstig art. 27 der Woningwet op dit perceel gevestigd bouwverbod kon dit niet geschieden. Om zuiver formeele redenen toch meenden Gedeputeerde Staten destijds aan een groot aantal door Uwe Vergadering uitgesproken bouwverboden hunne goedkeuring te moeten onthoudenniet omdat zij van oordeel warendat de eige naren der betreflende perceelen bevoegd waren hunne bezit tingen te bebouwendoch alleen omdat verschil van meening bestond ten aanzien van den omvang van het perceelsgedeelte waarover een bouw vei bod zich behoorde uit te strekken. De kwestie der' bouwverboden is sedert 1910 blijven rusten, omdat zij tengevolge van de voorgenomen herziening der Woningwet vermoedelijk in geheel andere banen zal worden geleid. Derhalve werd niet krachtens een afzonderlijk bouw verbod, doch omdat de door de Leidsche Bouwmaatschappij aangevraagde bebouwing vierkant in strijd was met het plan van uitbreiding en de daarbij vastgestelde rooilijnende ver gunning om perceel no. 947 te bebouwen, geweigerd. Bij deze beslissing heeft de Bouwmaatschappij zich neer gelegd evenals zij indertijd deed bij de vaststelling van het uitbreidingsplan. Sedert de laatste 10 jaren staat het vast en wist de maatschappij, dat genoemd perceel voor straat is bestemd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 8