40 DONDERDAG 18 MAART 1915. 8°. Verzoek van de atd. Leiden van «Volksonderwijs" in zake de regeling der schooltijden. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur der Afdeelirig Leiden van «Volksonderwijs", dat het, uitvoering gevende aan een besluit der Ledenver gadering, gehouden op 11 Maart 1915, zich tot U wendt met het beleefd verzoek, te willen bevorderen, dat voor de scholen, waar een gedeelte der leerlingen in de voormiddag- en het overige deel in de namiddaguren onderwijs ontvangt, deze uren zooveel mogelijk nu en dan worden verwisseld, omdat de practijk heeft doen zien, dat de namiddaguren in geschikt heid voor het onderwijs beslist bij de morgenuren achterstaan. Het Bestuur der Afd. Leiden van «Volksonderwijs", H. J. Zwiers, Voorzitter. P. A. Hibma, Secretaris. De Voorzitter. Het heeft mij eenigszins verbaasd, dat dit request is ingekomen. Ik meende, dat de onderwijs-speciali- teiten toch ook wel art. 21 van de Lager Onderwijswet zou den kennen. Dat luidt n.l. «De regeling van de schooltijden en van de vacantiën, de vaststelling van het leerplan en van de bij net onderwijs te gebruiken boeken eri de verdeeling der school in klassen geschieden door het hoofd der school en zoo de regeling voor meerdere scholen gelijkelijk werkt, door de hoofden dier scholen gezamenlijk, onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders en van den Districts-Schoolopziener. Bij verschil tusschen Burgemeester en Wethouders en den Districts-Schoolopziener beslist Onze Minister, die met de uit voering dezer wet belast is Hieruit blijkt derhalve, dat ingevolge de wet deze zaak behoort bij de hoofden van scholen behoudens goed keuring van Burgemeester en Wethouders en van den Districts- Schoolopziener. Ik stel daarom voor, om dit stuk te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. De heer Sijtsma. Ik zou gaarne hierover toch een enkel woord zeggen, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Voordat ik U het woord geef, wensch ik er nog even de aandacht op te vestigen, dat het nu alleen loopt over de kwestie, of dit stuk moet worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening, dus niet over de mérites van de zaak zelf. Anders zou men in den Raad alles aanhangig kunnen maken, wat niet des Raads is. Ik wil hieraan nog toevoegen, dat Burgemeester en Wet houders altijd bereid zijn geweest, om, wanneer tot hen vragen werden gericht bij de rondvraag, de verlangde inlichtingen te geven, zelfs al betrof het zaken, die hun College aangaan. Wanneer het betreft een officieel request aan den Raad, dat verkeerd is geadresseerd, dan kunnen Burgemeester en Wet houders niet anders voorstellen dan dat naar hen te renvoyeeren. Ik moet dan ook de heeren ingevolge het Reglement van Orde verzoeken, de zaak zelve niet te behandelen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik had alleen iets willen zeggen naar aanleiding van hetgeen U hebt gezegd, n.l. dat het U ten hoogste had verwonderd, dat dit request is ingekomen. Ik had slechts willen aantoonen, dat er geen reden tot die verwondering bestaat. Wanneer ik dus iets zeggen mag, zal dat niet over het adres zijn, maar een reageeren op hetgeen U hebt gezegd. Wanneer ook dat niet kunt toelaten, zal ik er mij echter bij moeten neerleggen. Op de vergadering, waar het voorstel aangenomen is, om dat adres tot den Raad te richten, ben ik ook tegenwoordig geweest. Daar is toen door een schoolautoriteit gezegd, dat deze zaak in overweging werd genomenen dat ze wel terecht zal komen. Tegelijkertijd werd door enkele onderwijzers aan getoond, dat die regeling zeer dringend wijziging behoefde, en omdat het nu al een heele tijd De Voorzitter. Nu gaat U toch op de zaak zelf in. U erkent zelf, dat het hier niet thuis behoort, want juist op die vergadering is besloten, een request te richten tot niet- bevoegde autoriteiten, om er dan hier een soort boom over te kunnen opzetten. Ik zou het verstandiger gevonden hebben, wanneer het bestuur der Vereeniging eens den Wethouder van Onderwijs was komen opzoeken, die altijd bereid is, alle mogelijke inlichtingen te geven. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal mij bij uw leiding moeten neerleggen. Ik wensch dan alleen nog maar op te merken, dat de schoolhoofden reeds lang geleden den Wethouder er over gesproken hebben, zoodat die er geruimen tijd alles van weet. De zaak bleef echter traineeren, en toen hebben wij op de vergadering gezegd: Wie weet, of het niet goed zou zijn, dat er hieromtrent eens een stem in den Raad opging; dan zal er misschien een beetje meer haast gemaakt worden en zullen de autoriteiten tot spoed aangespoord worden. Dat was de reden, waarom men niet het adres aan Burgemeester en Wethouders wilde zenden maar aan den Raad. De heer Zwiers. M. d. V. Ter voorkoming van misverstand wil ik er even de aandacht op vestigen, dat in den aanhef van het stuk duidelijk staat, dat de beide onderteekenaars het hebben ingezonden «om uitvoering te geven aan het besluit der ledenvergadering gehouden op 11 Maart". Ik geloof, dat deze verklaring hier voldoende is, en ik er niets aan zal behoeven toe te voegen. Ik dank U, M. d. V. De Voorzitter. Thans is hier dus het voorstel, om dit request in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig be sloten. 9°. Adres van de afd. Leiden van den Alg. Ned. Ambte- naarsbond, in zake de toekenning van een duurtetoeslag en de ev. terugbrenging van de prijzen der levensmiddelen tot het normale bedrag. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 17 Maart 1915. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren, De afdeeling «Leiden" van den Algemeenen Nederlandschen Ambtenaarsbond, gelezen hebbende het adres van de afdeeling «Leiden" van den Bond van Nederlandsche Gemeentewerk lieden tot toekenning van een duurtetoeslag op het loon der gemeentewerklieden, spreekt bij dezen hare volle sympathie uit met de strekking van dit adres. De afdeeling meent echter aan deze sympathie-betuiging het verzoek te mogen verbinden, om de salarissen der lagere gemeente-ambtenaren, wier wedde ten hoogste f 1000. bedraagt, eveneens met een dergelijken toeslag te verhoogen, daar deze categorie van gemeente-dienaren niet minder den druk der prijsstijging van levensmiddelen ondervindt. Daar echter bovengenoemde toeslag slechts enkele groepen uit de burgerij bevoordeelen zal, terwijl de prijsstijging der levensmiddelen door alle gemeentenaren wordt gevoeld, wil het onze afdeeling het meest afdoende voorkomen, indien Uw Raad zijne medewerking zou willen verleenen tot het beramen van middelen, om de prijzen der eerste levensbehoeften weder terug te brengen op de hoogte, die zij vóór 1 Augustus 1914 hadden bereikt. 't Welk doende, namens de afdeeling voornoemd J. J. Zeegerman Voorzitter. J. Hazelhorst, Secretaris. De Voorzitter. Ik stel U voor, dit adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders; dan kunnen zij hierover praeadvies uitbrengen tegelijk met het praeadvies over het request van ongeveer denzelfden inhoud, dat ik zooeven aan U heb laten voorlezen. Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig be sloten. 10°. Verzoek van «de Hanze", afd. Leiden van den Bond van R. K. Vereenigingen van den Handeldrijvenden en Indus- trieelen middenstand, om een bedrag beschikbaar te stellen tot steun van den kleinen middenstand. Dit stuk luidt als volgt: Aan den raad der Gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen «de Hanze" afdeeling Leiden van den Bond van R. K. Vereenigingen van den Handeldrijvenden en lndustrieelen Middenstand, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 6 Mei 1911 Staatsblad 116; gezien de geldelijke moeilijkheden, waarin de kleine midden stand in deze Gemeente zich bevindt door den ernstigen druk der tijden; kennis genomen hebbende van de sociale maatregelen door andere Gemeenten getroffen; verzoekt Uwen raad een bedrag te willen beschikbaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 2