29 N°. '29. Leiden, 29 Januari 1915. In ons praeadvies van 17 Juli'1914 (Ingek. Stukken No. 168) gaven wij U, naar aanleiding van een verzoek van het bestuur van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Upvoeding, om op het aan die aideeling ver huurde sportterrein aan den Zoeterwoudschen Singel voortaan geen paardenspellen, concours-hippiques, tentoonstellingen en dergel. toe te laten en het in slechten toestand verkeerende terrein van gemeentewege in orde te maken, in overweging dit verzoek slechts in zooverre in te willigen, dat het onder houden van het terrein in -1915, na afloop der Lustrum feesten, onder de oogen zou worden gezien. Uit een ingesteld onderzoek toch was ten duidelijkste ge bleken, dat het terrein niet tengevolge van het gebruik door een circus, doch door het veelvuldig bespelen en het niet goed onderhouden in ongunstigen toestand verkeerde, zoodat wij met de Oommissie van Fabricage geen enkele reden konden vinden, om U voor te stellen de voorwaarden der verhuring aldus te wijzigen, dat de gemeente in den vervolge over het terrein niet meer zou mogen beschikken voor paardenspellen, concours-hippiques, tentoonstellingen en dergelijke. Wel vonden wij echter termen aanwezig U voor te stellen, om de afdeeling, die daartoe zelf niet in staat scheen te zijn, eenigermate te gemoet te komen in het onderhoud van het terrein, aan gezien wij gaarne het gevoelen der Commissie van Fabricage onderschreven, dat het loffelijk en belangeloos streven van den Bond voor Lichamelijke Opvoeding zooveel mogelijk diende bevorderd te worden. In Uwe Vergadering van 30 Juli 1914 werd overeenkomstig ons praeadvies op het verzoek der afdeeling beschikt. Bij schrijven van 11 December j.l. verzoekt het bestuur der afdeeling ons, nu reeds het in orde maken van het terrein te bevorderen, aangezien in 1915 geen Lustrumfeesten zullen worden gevierd en dus daarop niet behoeft te worden gewacht. Uit nadere besprekingen met het bestuur is ons gebleken, dat de afdeeling het voornemen heeft op het terrein in den vervolge geen voetbalspelen meer toe te laten, aangezien het terrein voor dergelijke spelen feitelijk niet geschikt is, terwijl de afdeeling tevens bereid is in den vervolge voor het jaar- lijksche onderhoud zorg te dragen, indien het terrein thans voor rekening der gemeente wordt in orde gemaakt. De kosten hiervan worden, nu het terrein niet meer als voetbalveld zal worden gebruikt, dezerzijds geraamd op 1100, d. i. ƒ900 minder dan zou moeten worden uitgegeven, indien ook het gebruik als voetbalveld bleef gehandhaafd. Het komt ons met de Commissie van Fabricage voor, dat er, wanneer de afdeeling voortaan het jaarlijksche onderhoud voor haar rekening neemt, wel aanleiding bestaat voor de gemeente, om in het belang van de lichamelijke opvoeding der Leidsche jeugd het offer vari 1100 te brengen. Wij geven U derhalve in overweging: a. ons te machtigen aan het bestuur der afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond voor Lichamelijke Opvoeding te berichten, dat het aan die afdeeling verhuurde sportterrein aan den Zoeterwoudschen Singel van gemeentewege zal worden in orde gemaakt, onder voorwaarde dat de afdeeling zich verbindt het terrein niet meer als voetbalveld te gebruiken of te doen gebruiken en op zich neemt het terrein in goeden staat en ten genoegen van ons College te onderhouden b. voor het in orde maken van het sub a bedoelde terrein een bedrag van ƒ1100.te onzer beschikking te stellen, door af- en overschrijving te vinden uit den post voor «Onvoor ziene Uitgaven". Op dezen post is nog het volle bedrag van ƒ51.072.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 30. Leiden, 29 Januari 1915. Onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en het bericht van den Inspecteur, beide in de Leeskamer ter inzage nedergelegd, hebben wij de eer U in overweging te geven Mej..J. M. H. Voigt, doctoranda in de plant- en dierkunde, wonende te Zoeterwoude, tot het einde van den loopenden cursus, alzoo tot 1 September 1915, te benoemen tot leerares in de plant en dierkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, en zulks ter vervanging van Mej. A. E. S. Michelsen, aan wie, met ingang van 1 Januari 1915, eervol ontslag werd verleend. Ingevolge bovenbedoeld advies van de Commissie van Toe zicht wordt slechts één persoon door ons College voor deze betrekking ter benoeming aanbevolen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 31. Leiden, 29 Januari 1915. In de Raadszitting van den 17en December des vorigen jaars werd aan den heer C. E. Hoorens van Heijningen ontslag verleend als leeraar in de wiskunde aan de Afdeeling B der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier. In verband hiermede hebben wij, in afwachting van de definitieve vervulling dezer vacature, waarmede wij zouden willen wachten totdat in de vacature van leeraar in de wis kunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, mede ont staan door het aan den heer Hoorens van Heijningen als zoo danig verleend ontslag, zal zijn voorzien, sollicitanten opge- geroepen voor de betrekking van tijdelijk leeraar aan die afdeeling. Wij hebben thans de eer U voor de benoeming van een tijdelijk leeraar aan de Afdeeling B der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, om onderwijs te geven in de wiskunde gedurende 2 uren per week, de navolgende voor dracht aan te bieden, welke voordracht, ingevolge artikel 4 der verordening van den 2len Maart 1912 (Gemeenteblad No. 10), door ons is opgemaakt, na overleg met den Direc teur dier inrichting: 1°. P. SEGA AR, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de O. L. school dei- 3e klasse No. 6, te Leiden, candidaat in de wis- en natuurkunde; 2°. J. M. KOOLHAAS, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de O. L. school der 3e klasse No. 2, te Leiden, in het bezit der akte wiskunde M. O. K1. Onder mededeeling, dat het schriftelijk advies van den Directeur der Kweekschool in de Leeskamer ter inzage is neder gelegd, verzoeken wij U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 32. Leiden, 29 Januari 1915. Tengevolge van de mobilisatie bevindt ook de adjunct- Directeur van het Openbaar Slachthuis, die, zooals U bekend is, tevens belast is met de werkzaamheden van gemeente veearts, zich sedert Augustus 1914 onder de wapenen. Pogingen, bij den Minister van Oorlog aangewend, om den heer Goedhart, die inmiddels als militair-paardenarts is aan gesteld, onbepaald verlof uit den militairen dienst te ver- leenen, zijn niet met succes bekroond. Er zal dus moeten worden getracht door de aanstelling van een tijdelijken Keu ringsveearts in den dienst van den heer Goedhart te voor zien, aangezien het volgens de Commissie voor het Openbaar Slachthuis, bij wier gevoelen wij ons volkomen aansluiten, van den Directeur niet te vergen is, dat hij rrog langer alleen voor al het werk zal staan en vermindering van personeel juist in deze tijden, nu aan het slachthuis groote drukte heerscht, een storenden invloed moet oefenen. Als lijdelijk Keuringsveearts is het ons mogen gelukken de hand te leggen op den heer J. Rinses, veearts te Monniken dam, die voor de waarneming der functies van den heer G-oedhart geschikt moet worden geacht en die zich bereid heeft verklaard eene tijdelijke benoeming te aanvaarden tegen eene bezoldiging, berekend naar 100U 's jaars. Van de gemeente zullen bij die tijdelijke aanstelling geen groote extra-uitgaven gevorderd worden, aangezien de heer Goedhart ingevolge de dezerzijds getroffen regeling voor ge mobiliseerde ambtenaren, van zijn totale jaarwedde ad ƒ2000, slechts 1066.66, over een vol jaar berekend, ontvangt. Wij geven U derhalve, geheel overeenkomstig het advies van de Commissie voor het Openbaar Slachthuis, in over weging den heer J. Rinses voornoemd met ingang van een door ons College te bepalen tijdstip tot wederopzeggens te benoemen tot tijdelijk Keuringsveearts, tevens adjunct-Direc teur van het Openbaar Slachthuis, en als zoodanig ook belast met de werkzaamheden van gemeente-veearts, een en ander in verband met het zich in militairen dienst bevinden van den Keuringsveearts, den heer Goedhart, en tegen een ver goeding berekend naar 1000 's jaars. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 5