27 N°. 18. Leiden, 25 Januari 1915. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden het 2e suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1914, met 238 aanslagen (waaronder vier als forens), met een belastbaar inkomen van ƒ234.210.— en een opbrengst van ƒ4200.70. De proefdrukken van dit kohier zullen aan de raadsleden worden toegezonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 19. Leiden, 25 Januari 1915. De Commissie, bedoeld in art. 10 der Verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, heeft de eer U hierbij te doen toekomen eene lijst, waarin is vervat haar advies omtrent 131 bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1914. De Commissie voornoemd C. W. van der Pot Bzn, Voorzitter. W. Pera, T J. Botermans, en' Aan den Gemeenteraad. N°. 20. Leiden, 27 Januari 1915. Bij de vaststelling van het traktement van Dr. J. VV. Lely, in Uwe Vergadering van 28 Mei 1914 met ingang van 1 September d.a.v. tot vast leeraar aan het gymnasium alhier benoemd, rees de vraag, of de jaren, door den heer Lely aan de inrichting van voorbereidend Hooger Onderwijs Noorthey te Voorschoten doorgebracht, als dienstjaren in den zin van art. 2 der verordening van 15 Mei 1902, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan het Gymnasium te Leiden moesten worden beschouwd. Overeenkomstig het advies van Curatoren kwamen wij tot de conclusie, dat Noorthey als een bijzonder gymnasium moest worden aangemerkt en dat derhalve ook de. jaren, gedurende welke de heer Lely met de leiding van Noorthey was belast, voor de berekening van zijn traktement moesten medetellen. Intusschen deelen Curatoren ons thans mede, dat eene dergelijke toepassing der verordening misschien moeilijkheden zou kunnen opleveren met het oog op de bijdrage, die het Rijk in de kosten van het gymnasium geeft en stellen zij ons thans voor de verordening in dien zin te wijzigen dat niet alleen de jaren, aan een Gymnasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, hetzij hier, hetzij elders doorgebracht, als dienstjaren medetellen, doch, evenals in den Haag, ook de jaren, gedurende welke een leeraar werk zaam is geweest aan inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs, die door Burgemeester en Wethouders met een Gymnasium of Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus worden gelijk gesteld. Op die wijze kan niet alleen de billijkheid tegenover Dr. Lely worden betracht, doch worden tevens de bezwaren, die wellicht van regeeringswege gemaakt zouden wordenonder vangen. Wij geven U derhalve in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 15 Mei 1902 (Gem. Blad no. 9), houdende rege ling van de jaarwedden der leeraren aan het Gymna sium te Leiden, gewijzigd bij verordening van 27 Ja nuari 1910 (Gem. Blad no. 2). Art. 1. In art. 2 van bovengenoemde verordening wordt achter de woorden: Aan een Gymnasium of H. B. S. met vijfjarigen cursus, hetzij hier, hetzij elders" de punt vervangen door een komma en worden achter die komma ingelascht de woorden»of aan daarmede door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen inrichtingen van Hooger of Middelbaar Onderwijs." Art. 2. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1914. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 21. Leiden, 27 Januari 1915. Bij raadsbesluit van 3 Maart 1892 (Ingek. Stukken n°. 53) werd aan de Diakenen der Ned. Herv. Gemeente alhier een stukje gemeentegrond, groot 774.90 M2, gelegen in de Ververstraat, tot. wederopzeggens in gebruik gegeven, o. a. onder voorwaarde, dat het vanwege diakenen werd omrasterd en behoorlijk onderhouden, en tegen betaling van eene jaar- lijksche recognitie van 31 ct. per M2, welke recognitie volgens het nieuwe bij raadsbesluit van 30 januari 1896 vastgestelde tarief werd verhoogd tot 5 ct. per M2. Het jaarlijks te be talen bedrag bedroeg dus sindsdien 38.74®. Eenigen tijd geleden ontvingen wij nu een schrijven van Diakenen, waarin zij ons mededeelden, dat zij van een verder gebruik van het pleintje afzagen en den grond met ingang van 1 Januari 1915 wederom ter beschikking van de gemeente wenschten te stellen. Herhaalde vernieling van het ijzeren hek om het grasveld door de straatjeugd en het gebruik als vuil nishoop van het pleintje door omwonenden gaven hun daartoe aanleiding. Door de gemeente moet thans worden beslist, welke bestem ming zij aan het pleintje wenscht te geven. Eene oplossing bestaat hierin, dat aan diakenen wordt verzocht het ijzeren hek weg te nemen, waarna het terrein als plantsoen of als speelplaats voor de jeugd zou kunnen worden ingericht. Bij het maken van een voor ieder toegankelijk plantsoen is de kans op vernieling in deze vrij afgelegen buurt echter zeer groot en vreezen wij, dat het onderhoud van het parkje bijzonder veel zal vorderen. .Ook het maken van een speelplaats verdient o. i. geen aan beveling, aangezien dan van de omwonenden, die gewend zijn aan een buitengewoon rustige omgeving, hoogstwaarschijnlijk herhaaldelijk klachten zullen inkomen over het lawaai en getier, waarmede het spelen op het terrein zal gepaard gaan. Met de Commissie van Eabricage zijn wij daarom van oordeel, dat het 't beste zal zijn, indien men het hek laat staan en aan het pleintje een eenigszins meer parkachtig aanzien geeft, door er, behalve gras en boomen, ook wat heesters en dergelijke te planten. Groote uitgaven zullen hiermede niet gepaard gaan, aangezien, behalve de overneming van het hek tegen een bedrag van ƒ60.—de kosten van aanleg en onder houd gering kunnen zijn. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging met het oog op de handhaving van de tegenwoordige bestemming van het pleintje in de Ververstraat, het hek van de Diakenen der Ned. Herv. Gemeente aan te koopen voor de somma van /Op.—. Diakenen zijn bereid het hek voor dien prijs af te staan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 22. Leiden, 27 Januari 1915. De eigenaar van een strookje grond, groot IB M2.aan den Hoogen Rijndijk, deel uitmakende van het perceel Sectie M, No. 3048 en op de situatieteekening in rood aangeduid, heeft zich bereid verklaard dat strookje aan de gemeente over te dragen Tevens heeft hij echter verzocht, om den grond, zoo lang de gemeente dien nog niet voor verbreeding van den weg noodig heeft, met een ijzeren hek van den openbaren weg te mogen afscheiden en als voortuintje te mogen ge bruiken. Tegen de overneming van het strookje bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bezwaar, terwijl het evenmin bedenking ontmoet om den grond aan adressant in gebruik te geventeneinde tot tuin te worden ingericht. Aan weerskanten van het perceel bevinden zich eveneens tuintjes met hekjes en aan eene verbreeding van den weg bestaat ter plaatse vooralsnog geen behoefte. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te besluiten a. tot overneming in eigendom van het in rood aangeduide gedeelte van het perceel, kad. bekend onder Sectie M, No. 3048, groot 18 M2., zonder betaling van koopsom; b. tot het aan adressant J. Wolters in gebruik geven van de sub a bedoelde strook gronds, ten einde tot tuin te worden ingerichttegen betaling van 0.05 per M2. en per jaar, onder voorwaarde: 1°. dat de grond van den weg worde afgescheiden door middel van een op steenen voet geplaatst ijzeren hekte maken volgens door ons College goedgekeurde teekening en constructie 2°. dat de gemeente ten allen tijde kosteloos in de gele genheid gesteld worde het slootriool of de loozingen zoo noodig te reinigen, te herstellen, te verleggen of daarop aan sluitingen te maken; 3°. dat op eerste aanzegging van ons College de tuin opge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 3