GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 3 I^OEKOHE^ STEKKEN. N°. 5. Leiden, 30 December 1914. Nu de mobilisatie van het leger en de daarmede samen hangende buitengewone omstandigheden ook in het volgend jaar zullen voortduren, moeten ook op de begrooting voor 1915 de noodige gelden worden beschikbaar gesteld, ten einde geregeld met de betalingen, in ons rapport van 29 October 1.1. (Ingek. St. No. 232) aangegeven, te kunnen voortgaan. Van de bij raadsbesluit van 19 November j.l. voor dit doel op de begrooting voor 1914 uitgetrokken som van ƒ70.000. is tot dusver reeds ongeveer ƒ45400.uitgegeven, terwijl nog verschillende rekeningen worden ingewacht. Wij achten het daarom raadzaam het restant niet op den dienst 1915 over te brengen, maar dit op den dienst 1914 beschikbaar te houden en opnieuw een geldsom op de begrooting voor 1915 uit te trekken. Dienovereenkomstig bieden wij U hierbij ter vaststelling aan eene suppletoire begrooting dienst 1915, tot een bedrag van 70.000.—, met welk bedrag wij vertrouwen voorloopig te kunnen volstaan. Een ontvangstpost tot gelijk bedrag is, even als bij Uw besluit van 19 November j.l., hiertegenover gesteld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 6. Leiden, 5 Januari 1915. In den laatsten tijd is van meer dan eene zijde de aandacht gevestigd op den ongewenschten invloed, die van het bezoe ken van bioscoopondernemingen op jeugdige personen uitgaat. Vele films maken den jeugdigen toeschouwer vertrouwd met minder moreele toestanden, weer andere wekken bij hem ongezonde fantazieën en zouden hem kunnen prikkelen tot misdrijf. Dat dergelijke films beter aan het oog van kinderen bleven onttrokken, zal niemand ontkennen. Reeds hier en daar zijn dan ook door de plaatselijke Overheid bepalingen in het leven geroepen om de jeugd te beschermen tegen de gevaren, die haar in de bioscoop bedreigen en in hunne cir culaire van 24 November 1913 brengen Gedeputeerde Staten aan de Gemeentebesturen een wenk van deh Minister van Binnervlandsche Zaken over omtrent de wijze, waarop van ge meentewege het bioscoopkwaad kan worden bestreden. Het Provinciaal Blad waarin hiervan melding wordt gemaakt, werd door Burgemeester en Wethouders in handen van onze Com missie gesteld en heeft bij ons het vraagstuk aan de orde gebracht. Sedert werd in Uwe vergadering van 5 Februari des vorigen jaars door Uw medelid, den heer van der Eist, aan de hand van een rapport omtrent het bioscoopbezoek door kinderen te Amsterdam, aangedrongen op het in het leven roepen van eene verordening, waarbij het bezoek van kindereu bijv. be neden de 16 jaar, aan bioscopen wordt verboden. Nog werd ons toegezonden een van het Dagelijksch Be stuur van den »Bond ter behartiging van de belangen van het kind" ingekomen adres, evenzeer aandringende op bepa lingen op het toelaten van kinderen tot openbare bioscopen. Wat nu aangaat de wenschelijkheid om ook in onze ge meente desbetreffende verbodsbepalingen in te voeren, hier over denkt onze Commissie niet eenstemmig. De minderheid, al is zij ook in het algemeen overtuigd van het gevaar, dat voor kinderen in bioscoopbezoek gelegen kan zijn, meent echter, dat t oor onze gemeente in het bijzon der maatregelen daartegen niet noodig zijn Iets anders is het volgens haar, als gemeenten als Amsterdam bijv. bepa lingen maken. Daar zijn talrijke bioscopen en het vertoonen in de een of andere van verderfelijke films ontgaat zoo licht aan de gecompliceerde aandacht eener wereldstad. Daarom zijn verbodsbepalingen daar nuttig. In Leiden echter zijn slechts twee niet onder controle staande bioscooptheaters, welke geen van beide tot nog toe aanleiding hebben gege ven tot klachten over de qualiteit van de door hen ver toonde films. Controle is hier dus zeer gemakkelijk. Juist met het oog op deze plaatselijke omstandigheid, dat het nl. hier maar gaat om twee bioscopen, acht de minder heid een ingrijpen van Overheidswege onnoodig. Het vertoo nen toch van minder gewenschte films zou dadelijk bekend worden en het gevolg zou zijn, dat de publieke opinie zich tegen zulke theaters zou keeren. Bovendien vraagt zij zich af, waarom nu ineens alle gevaar van de bioscopen moet komen. De comedie en andere publieke vermakelijkheden blijven immers voor de jeugd open en kunnen minstens een even funesten invloed op kinderen hebben. Tegenover deze minderheid staat echter de meerderheid onzer Commissie, die van oordeel is, dat zeer zeker een in grijpen van Overheidswege gewenscht is. Al moge het waar zijn, dat films van beslist immoreele strekking hier niet ver toond worden, een feit blijft het, dat tal van vertooningen toch het grensgebied der goede zeden bereiken en nog meerdere voor de gezonde ontwikkeling der fantazie en voor de gemoeds rust van kinderen gevaarlijk zijn. Talrijk zijn alzoo de films, die onderwerpen behandelen welke buiten den gedachtenkring der jeugd dienen te worden gehouden. Weliswaar is het ge vaar voor onze gemeente geringer dan in groote steden, doch het gevaar bestaat ook hier en het is de plicht van de Over heid dit gevaar zooveel mogelijk tegen te gaan. Het zou voorts minder juist zijn te wachten tot bijv. bij vermeerdering van het aantal bioscopen, inderdaad klachten over het gehalte der vertooningen mochten worden gehoord; juister is de mogelijkheid van zulke klachten zooveel doenlijk te voorkomen. Onze Commissie besloot derhalve Uwen Raad daartoe een voorstel te doen. Toepassing toch van art. 188 der Gemeente wet, dat de politie over schouwburgen enz. aan den Burge meester opdraagt, komt ons niet afdoende voor. De censuur van den Burgemeester moet zich beperken tot die vertoo ningen, welke met de openbare orde. of zedelijkheid strijden en zal dus de kinderen niet voldoende beschermen tegen sensationeele of andere ongezonde voorstellingen. Naar ons oordeel moet het kwaad worden bestreden door verbodsbepalingen in het leven te roepen, steunende op de algemeene bevoegdheid in art. 135 der Gemeentewet aan den Raad toegekend en waarbij eenvoudig het bezoek van kin deren beneden de '16 jaar aan bioscopen wordt verboden. In meerdere gemeenten in ons land en ook in het buiten land is dezelfde weg bewandeld. De door ons in dezen geest ontworpen verordening behoeft weinig toelichting. De voordeelen en de genoegens van de bioscoop worden aan de kinderen niet onthouden; slechts worden zij beschermd tegen het gevaar. Art. 2 omschrijft de eischen, waaraan een kindervoorstelling moet voldoen. Het toezicht op de films is opgedragen, niet aan één persoon doch aan een commissie, waardoor de mogelijkheid is geopend kenners van kinderen op verschillend gebied hier te doen samenwerken. Slechts éérie vraag zou zich nog kunnen voordoen, of n.l. voor kinderen onder geleide een uitzondering moet worden gemaakt. Een dergelijke uitzondering zou in de lijn der verordening liggen, die toch alleen kinderbescherming bedoelt en het ouderlijk toezicht slechts aanvult of vervangt. Meerendeels echter wordt deze vraag ontkennend beantwoord en ook onze Commissie zou daartoe niet willen medewerken en dat wel voornamelijk op practische gronden. De handhaving toch der verordening zou daardoor zeer bemoeilijkt worden, ontduiking al te gemakkelijk zijn en het doel der verordening zou vrijwel gemist worden. Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij derhalve de eer Uwen Raad voor te stellen over te gaan tot de vast stelling van de volgende Verordening VERORDENING betreffende het toelaten van kinderen tot lichtbeeldenvertooningen. Art. 1. Het is aan ondernemers verboden tot de van hunnentwege gegeven lichtbeeldenvertooningen kinderen toe te laten. Dit verbod is niet van toepassing op kinderen, die den leeftijd van zestien jaren hebben bereikt. Art. 2. Het verbod van art. 1 is mede niet van toepassing, indien de vertooning kennelijk voor kinderen bestemd is en 1° op hetgeen vertoond wordt vooraf schriftelijk goedkeu ring is verkregen van de door Burgemeester en Wet houders aangewezen Commissie; 2° bij den ingang van de voor de vertooning bestemde lokaliteit en op de verstrekte toegangsbewijzen op dui delijk zichtbare wijze is vermeld, dat de vertooning voor kinderen bestemd is. Art. 3. De dienaren der gemeentepolitie zijn in het bijzonder belast met het opsporen van de overtredingen dezer verordening en verplicht deswege proces-verbaal op te maken. Hun wordt de last verstrekt om ter handhaving van de bepalingen dezer verordening zoo noodig gebouwen, getimmer ten, lokalen, woningen of erven voor het geven van licht- beèldenvertooningen bestemd of gebezigd, te allen tijde, ook tegen den wil der bewoners, eigenaars of gebruikers binnen te treden, mits met inachtneming van de voorschriften der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad No. 83).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 1