DONDERDAG 17 DECEMBER 1914. 187 van een artikel noodig is, daartoe niet overgaan, alvorens hij heeft nagegaan, of die prijs dien van zijn concurrenten niet overtreft en dus het deksel op den neus kan krijgen. En dit nu hebben Burgemeester en Wethouders ook gedaan en nu blijkt, dat de gasprijs na die verhooging met betrekking tot die van andere gemeenten geen hooge kan worden ge noemd en dus bij keuze van woonplaats de gasprijs van Leiden geen ongunstige factor daarbij zal zijn. De heer Vergouwen. Ik zou een enkel woord in het midden willen brengen. Mijne overwegingen betreffen dat deel van de betoogen, waarin wordt aangetoond, dat wanneer niet naar versterking van middelen wordt gezocht, wij een verhooging van het percentage der inkomstenbelasting krijgen. Laten wij nu eens even zien, wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. De heer Sijtsma is daar heel licht over heen gestapt en zeide: »Ik stel zooveel vertrouwen in de gegoede burgerij, dat men om de verhooging van 1 inkomstenbe lasting niet uit Leiden zal vertrekken. Maar als men de menschen hoort, die achtereenvolgens uit de gemeente ver trokken zijn en naar de drijfveer vraagt en zegt: Is het alleen om het pleizieriger wonen in Rijswijk, den Haag of Oegst- geest, of zijn er andere oorzaken, dan is het antwoord ge woonlijk: Buiten Leiden is de belasting lager. De belasting- cijfers gaven dus wel degelijk den doorslag om buiten onze gemeente te gaan wonen. Wordt derhalve het belasting percentage weer verhoogd, dan zullen weer ingezetenen om die reden van hier vertrekken. Er is nog iets. De verhooging van het belastingcijfer is ook een barrière, die de menschen verhindert om hierheen te komen. En het spreekt van zelf, dat wanneer de gegoeden hier vandaan gaan en anderen er van worden weerhouden hier te komen, dat dit achteruitgang beteekent van de ge meentelijke inkomsten, en een verdere verhooging van het percentage. Het is dus in het belang van de geheele gemeente om het percentage van den hoofdelijken omslag zoo laag mogelijk te houden, en het ligt op den weg van Burgemeester en Wethouders en van den Raad om te zoeken naar middelen om langs een anderen weg de gemeente-inkomsten te versterken. In den tegenwoordigen toestand komt mij het voorstel van Burgemeester en Wethouders vrij aannemelijk voor, al wil ik niet zeggen, dat het mij sympathiek is, want ik zou liever medewerken om den gasprijs te verlagen dan om dien te verhoogen. Maar ik acht dit thans den eenigen weg. Verder behoef ik hierover niets te zeggen, daar ik het in hoofdzaak eens ben met hetgeen U, M. d. V., en de heer Bosch in dezen hebt gezegd. De heer Pera. M. d. V. Ik meendat er alle reden is voor de verhooging van den gasprijs. Evenwel heb ik tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders een groot bezwaar. De burgerij maakt gebruik van de bestaande lichtfabrieken een groot gedeelte van de gasfabriekeen ander gedeelte van electriciteitsfabriekNu wil ik dit verklaren, dat, wanneer Burgemeester en Wethouders voorstelden om den prijs voor gas zoowel als voor electriciteit te verhoogen, bij mij vol strekt geen bezwaar zou bestaan, dit voorstel aan te nemen. Maar nu op dit oogenblik alleen de gasverbruikers zullen worden getroffen, terwijl de deftige gebruikers van electrici teit niets meer behoeven te betalen, nu kan ik er niet toe komen om met het besluit van Burgemeester en Wethouders mee te gaan. Men kan zeggen, dat de korte ervaring nog niet heeft bewezen, dat de exploitatiekosten duurder zijn geworden. Hier staat evenwel tegenover, dat rnen mag con- stateeren, dat waar de productiekosten voor de gastabriek in den loop der jaren hooger zijn geworden, men er van verzekerd kan zijn. dat onwillekeurig de exploitatiekosten der electriciteitsfabriek lager zijn geschat dan zij in werkelijkheid waren. Derhalve, indien de prijs van gas zoowel als van electriciteit verhoogd werd, dan zou er alle reden bestaan om met het voorstel van Burgemeester en Wethouders mee te gaan. Maar gelijk thans het voorstel luidt, kan ik er niet voorstemmen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het volkomen met U eens, dat het niet dienstig is nog lang over deze kwestie te debatteeren. Ieder weet reeds, dat geloof ik ook, hoe hij stemmen zal en er zal dus ook wel niemand door de debatten overtuigd worden. Evenwel wil ik toch nog enkele korte op merkingen maken. Allereerst dit. Ik kan mij best voorstellen, dat er leden van den Raad zijn die met alle vrijmoedigheid hun stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen geven, wanneer men maar staat op het standpunt, dat waar de productiekosten zijn vermeerderd, de prijs ook nood wendig moet worden verhoogd, wanneer men dit beschouwt als de aanleidende oorzaak tot dit voorstel. Maar ik kan er niets aandoen, ik voor mij kan de zaak onmogelijk van dat standpunt beschouwen. Anders gaf ik ook gaarne aan dit voorstel mijn stem, zooals ik in 1907 gedaan heb, toen inder daad, althans volgens het toen ingediende voorstel, het eenige motief tot verhooging was: vermeerdering der productiekosten. Maar ik kan het niet helpen, thans kan ik de zaak van dien kant niet bekijken. Het is mij thans niet mogelijk in het voor stel iets anders te zien, dan eene clandestiene belastingheffing. Ik heb zooeven de argumenten genoemd, grooterideels gehaald uit de stukken zelf, die naar mijne bescheiden meening dit duidelijk aantoonen, en niemand heeft mij op dat punt bestreden. Uit hetgeen gezegd is door de heeren, die het voorstel van Burgemeester en Wethouders hebben verdedigd, ben ik integendeel nog in mijn meening bevestigd. Wat zeide de heer Bosch „de Heeren moeten niet vergeten, dat wij dikwijls hebben getracht op andere wijze het inkomen van de gemeente te versterken, tweemaal is in den Raad ter tafel geweest een voorstel tot het invoeren eener belasting op de Publieke Vermakelijkheden en eenmaal een voorstel tot het invoeren van een Straatbelasting, maar de Raad wilde daar niet aan". En toch, zegt de heer Bosch, moet er geld zijn en alles te halen uit den Hoofdelijken Omslag.acht ik verkeerd, want als menschen uit een andere plaats hooren, welk belas tingpercentage hier geheven wordt, dan worden zij bleek om hun neus. Dus wij moeten het geld dan maar voor een deel halen uit het gas. Dit betoog komt toch hierop neer dat, zooals ik heb uiteengezet, de verhooging van den gasprijs moet dienen om aan geld te komen, dat men niet wil halen uit den hoofdelijken omslag. En wat U gezegd hebt, M.d. V., ging in dezelfde richting. U zeide, wanneer het percentage van den hoofdelijken omslag 1 was, dan zouden wij er niet aan denken den gasprijs te gaan verhoogen. Op die manier laat U toch het argument van de verhooging dei- productiekosten geheel los en geeft U toe dat de prijs- verhooging dient om den hoofdelijken omslag niet op te voeren. En dit vind ik een groote onrechtvaardigheid; het is onbillijk dat men, om geld te krijgen, den gasprijs verhoogt en dus een deel van de belasting alleen laat opbrengen door een ge deelte der burgerij. Wanneer dit gedeelte nu het rijkste was dan was het nog iets anders, maar om daarvoor te komen bij den middenstand, die het minst in staat is die gelden op te brengen, lijkt mij onrechtvaardig. Alles komt neer op het hoofd of liever op de portemonnaie van de kleine winkeliers, die zooals ik reeds opmerkte, door de tegenwoordige omstandig heden voor een groot deel in druk verkeeren. Deze menschen moeten het geld opbrengen, want van de meervermogenden durft men niet meer te halen, wantanders loopen zij weg. De meervermogenden worden gespaard en men gaat het geld halen bij den middenstand, die het 't minst kan lijden. M. d. V. Nog eene opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer Vergouwen heeft gezegd. Zijn betoog was wel geschikt om in te slaanWij moeten oppassen dat wij voor Leiden geen barrierre leggen, want, wordt nog meer belasting ge heven, dan komt niemand meer hier wonen en die hier wonen, gaan beslist weg. Ik zou misschien iets voor dit argument voelen, als de zaak zoo stond, dat wij op het oogenblik een percentage hieven gelijk aan dat van de plaatsen in onze omgeving, als Den Haag, Voorburg, Oegstgeest enz. en wij plotseling een vol gend jaar daarboven zouden komen, maar wij zijn al veel hooger dan die andere plaatsen en al wordt het percentage van den hoofdelijken omslag niet hooger, wij hebben het gezien, men gaat toch in Oegstgeest of in andere plaatsen wonen. Den trek naar buiten houdt men toch niet tegen. Er is nog eens uitdrukkelijk gezegd door U, M. d. V.»wij kunnen nu ook Rijksinstellingen treffen enz., die wij met de belasting niet kunnen achterhalen". Daartegen zou ik dit kunnen opmerken: door den gasprijs te verhoogen, treft men ook instellingen, die men liever niet moet treffen, nl. instel lingen van weldadigheid, als weeshuizen en dergelijke inrich tingen, waar veel gas verbruikt wordt. Is het nu billijk ook van dergelijke inrichtingen een soort belasting te heffen? Tenslotte nog dit. U hebt gezegd M. d. V. en U hebt Uzelf als voorbeeld genomen het komt op hetzelfde neer, of men den Hoofdelijken Omslag, dan wel den gasprijs verhoogt. In beide gevallen moet men ongeveer hetzelfde bedrag opbrengen. Dat kan waar zijn voor U en voor enkele anderen, maar in het algemeen acht ik dit onjuist. Gisteren heb ik nog een winkelier gesproken, die mij heeft voorgerekend, dat de ver hooging van den gasprijs met 7» cent voor hem gelijk stond met 1 verhooging van den Hoofdelijken Omslag. U moet u dus niet vleien met de gedachte, dat het voor den Mid denstand op hetzelfde neerkomt, of de gasprijs verhoogd wordt dan wel of die f 30.000.uit den hoofdelijken omslag gevonden wordt. En hierbij zal ik het laten, M. d. Y. De heer Sijtsma. M. d. V. Laat mij U even antwoorden. Gij hebt gezegd, dat mijne houding sinds 1903 veranderd is. Sedert dien tijd zijn de omstandigheden echter ook veranderd. In 1903 verkeerde ik in de meening, dat de middenstand het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 9