186
DONDERDAG 17 DECEMBER 1914.
slaat men de handen in elkaar. Van de voordeelen spreekt
men niet; zelfs gebeurt dat niet door menschen, die komen
uit plaatsen, waar nadeelen als straatbelasting en dergelijke
wel bestaan. Er wordt wel degelijk door iedereen, die zich
in eene andere gemeente vestigen wil en in zijn keuze vrij
is, rekening gehouden met het cijfer der plaatselijke inkom
stenbelasting. En daar moeten wij wel op letten. Nu is het
voor mij de vraag, als wij moeten kiezen tusschen twee kwa
den meer betalen wordt door ieder als een kwaad be
schouwd wat is dan de beste keus? Zoolang nu in de
discussie niet wordt aangetoond, dat de verhooging van den
kostenden prijs van het gas niet bestaat, zoo lang heb ik
geene vrijmoedigheid tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders te stemmen, ook niet met het oog op de
vrijstelling van verhooging van het muntgas.
Wanneer toch de stelling opgaat, dat gelijkelijk betalen
moet in de kosten, die gebruikt, dan zou door de gemeente
in geen enkel opzicht korting mogen worden gegeven aan
minder gefortuneerde ingezetene. Dan zou bv. op de 3e en
4e klasse scholen volgens dat stelsel van allen een gelijk
schoolgeld moeten worden geheven. Ik meen, dat gasverlich
ting ook voor de armste ingezetenen een van die zaken is,
waar men niet meer buiten kan. En waar men met eene
kleine opoffering aan dezulken de gelegenheid kan geven om
gas te verkrijgen voor wat lager prijs, zonder dat men komt
beneden den kostenden prijs, daar kan ik niet inzien, wat
wat voor bezwaar men daartegen kan aanvoeren.
De Voorzitter. Ik wil nog een enkel woord toevoegen aan
hetgeen de heer Bosch heeft gezegd.
M.i. heeft de heer Bosch met zijne argumenten op uit
nemende wijze bestreden, wat de voorgaande sprekers heb
ben betoogd. Wij zijn niet bègonnen met voorop te stellen,
dat er eene nieuwe belasting moest worden geheven, maar
wel degelijk is de vermindering van de winst van de Gas
fabriek de reden geweest voor het voorstel van Burgemeester
en Wethouders. Het vorig jaar is hier reeds besproken dat, wan
neer de opbrengst minder werd, de gasprijs mocht worden
verhoogd. Nu is het evenwel onmogelijk om eene belasting
en eene verhooging van den gasprijs geheel uit elkaar te
houden. De heer van der Lip lijkt mij in dat opzicht wat al
te doctrinair. Wanneer er slechts 1 hoofdelijke omslag
werd geheven, dan zou ik niet inzien, waarom wij den gas
prijs zouden gaan verhoogen. Er bestaat natuurlijk eenige
samenhang tusschen belasting en verhooging van den gasprijs.
Dat spreekt van zelf. Ik begrijp niet, waarom de gasprijs niet
verhoogd mag worden, wanneer de opbrengst minder wordt.
Die vermindering van de winst zit niet altijd in het duurder
worden van de kolen, maar bijv. in de arbeidsloonen, die ge
stegen zijn, en om verscheiden andere redenen. Dat hebben
de heeren in de stukken kunnen zien. Waarom krijgt men
dit jaar meer rente en aflossing? Omdat, zooals de heer
Bosch ook opmerkte, er vroeger te weinig was afgeschreven en dat
moeten wij goed uit elkaar houden. Wanneer wij de winst
berekenen, geschiedt dat werkelijk niet, zooals de heer Sijtsma
zich dat voorstelt. Er is bijv. altijd vergeten rekening te houden
met de kosten, die door de gemeente aan de fabriek moeten
worden betaald voor stadsverlichtiug. Die kosten waren vroe
ger veel te laag gesteld. Toen wij nu met de begrooting kwa
men, vroegen de heerenhoe komt het, dat de uitgaven zoo
veel hooger zijn dan vroeger? Dat komt o. a., omdat nu het
bedrag voor stadsverlichting zuiver is bepaald. Dat is het
voordeel van eene goede commercieele boekhouding. Vroeger
was die som bepaald op ƒ29000.nu op ƒ56000.dus al
die jaren is de winst verkeerd berekend. Waar nu de
winst ƒ34000.minder is, daar zie ik ook niet in, waarom
wij den prijs niet zouden verhoogen. Ik begrijp niet, dat de
heer Sijtsma daar zoo tegen is. Als ik mij niet vergis, heeft
de heer Sijtsma in 1903 gezegd: »als het muntgas buitenge
sloten was, zou ik mijn stem aan het voorstel geven," en in
1907 heeft hij gezegd, dat hij zijn vroeger standpunt hand
haafde. Toen is de eenige oppositie geweest, dat het muntgas
niet uitgesloten werd. Nu heeft natuurlijk de heer van der
Lip theoretisch volkomen gelijk, dat wanneer de gasprijs
hooger moet worden, dit ook het geval moet zijn met het
muntgas. Maar practisch kunnen wij dat best uit elkaar
houden. Op het oogenblik winnen wij op het muntgas ook
nog iets, al is het niet veel. Er staat nergens geschreven,
dat de fabriek niet ten bate van de gemeente zou
dienen. Dat is in de vroegere debatten ook uitdrukkelijk
vastgesteld.
Wat betreft de klacht van den heer van Waveren, wijsik
er op dat, als de heeren de straks aan de orde komende
nieuwe ontwerp-verordening betreffende de levering van gas
goed gelezen hebben, zij zullen hebben gezien dat een aparte
regeling in art. 10 is neergelegd, waardoor het mogelijk is
met groote gebruikers bijzondere contracten te sluiten, iets
dergelijks dus als bij de electriciteitslevering.
Nu is echter de vraag: »waar komt het geld vandaan?"
En dan is duidelijk dat nu wel degelijk de bewoners van
Oegstgeest bijv. en het Rijk voor zijn gebouwen hieraan mee
betalen en ik geloof, dat niemand het ons kwalijk'zal nemen,
wanneer wij zoodoende op eene billijke wijze treffen de men
schen, die wel van Leiden profiteeren, doch niet de lasten
meedragen.
Men kan alleen vragen: gebeuren hier onbillijkheden? Dat
is niet te bewijzen. Het is ook niet waar, dat door de hoogere
standen slechts electriciteit wordt gebruikt, en deze dus van
deze verhooging geen last zullen hebben. Het gasverbruik
neemt overal toe o.a. door de gaskachels. Ik heb het bij
mijzelf eens nagegaan, dat het precies hetzelfde is, of de
prijs van het gas dan wel de hoofdelijke omslag wordt ver
hoogd. Ik geloof niet, dat deze gasprijsverhooging onbillijk
zal drukken. Het is waar, wat de heer Bosch heeft gezegd.
Wanneer men hier 6% inkomstenbelasting moet betalen
dan komt men niet naar Leiden; dat is niemand kwalijk te
nemen. Op de voordeelen, die er tegenover staan, wordt even
wel niet gelet. Is de hoofdelijke omslag laag, maar zijn er
nog andere belastingen, dan wordt op die belastingen niet
gelet. Wij moeten nu eenmaal wel te rade gaan met den
menschelijken aard. Toen in 1903 de heer Juta verdedigde
het voorstel tot verhooging van den gasprijs, toen zei hij
»Men moet het oog niet uitsluitend gericht houden op het
belang van eene bepaalde klasse, maar men moet zijn blik
verruimen en vragen, wat het belang der gemeente Leiden
vereischt, want die factor zal den doorslag moeten geven."
Dit is hier nu ook het geval.
Zonder twijfel profiteert de middenstand er van, wanneer
de gegoede stand in Leiden blijft. Ging die weg, dan zou dit
voor hen een grootere slag zijn dan de verhooging van den
gasprijs. Burgemeester en Wethouders hebben best begrepen,
dat dit voorstel zou bestreden worden, maar zij hebben ge
meend met dit voorstel te moeten komen, omdat zij het hun
plicht achtten. Zeker, het is gemakkelijker om te komen met
een voorstel tot verhooging van den hoofdelijken omslag, want
als het geld noodig is, kan men tegen dat voorstel onmogelijk
stemmen. Ik weet het wel, het voorstel van Burgemeester
en Wethouders is niet populair, maar dat komt, omdat men
het erger voorstelt dan het is. Toch hebben wij gemeend er
mee te moeten komen, omdat het o. i. was in het belang der
gemeente. Welke andere reden zouden wij er anders voor
hebben kunnen gehad? Hierover kan men nu van verschillende
opinie zijn. Dat is mogelijk. Wij hebben op een gemakkelijker
en minder drukkende wijze dan door verhooging van den
hoofdelijken omslag zou geschieden, gemeend de mindere
winst van ƒ34.000 te kunnen aanzuiveren. Neen, zegt nu de
heer van der Lip: zulk eene verhooging staat in verband
met belastingheffing. Dat spreekt van zelf. Wanneer het niet
noodig was de belasting te verhoogen, dan zouden wij er niet
aan denken den gasprijs te verhoogen. Maar dat dit door ons
wordt voorgesteld, is wel degelijk het gevolg van de stijging
van de productiekosten, en het verminderen van de totale
winst. Hoe ook bezien, acht ik het voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet onbillijk.
Alleen kan men zeggen, dat de arbeiders er van profiteeren,
omdat zij niet worden verhoogd in den hoofdelijken omslag,
noch in den gasprijs. Wanneer het muntgas met Va cent
wordt verhoogd, dan zou dit opbrengen ƒ13000. Het groote
voordeel van ons voorstel is, dat aan gasprijsverhooging ook
meebetalen het Rijk voor zijn gebouwen, de gemeenten
Oegstgeest en Zoeterwoude, de naamlooze vennootschappen
en zoovele anderen, die niet door de plaatselijke belasting
getroffen worden. Ik behoef hier verder niets aan toe te voegen.
De argumenten van Burgemeester en Wethouders kent gij
uit de stukken en de argumenten, die er tegen zijn ingebracht,
heb ik besproken.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik wil de discussies niet onnoodig
verlengen, want ik ben het volmaakt met U eens, dat de
meeste heeren omtrent dit voorstel wel reeds een eigen meening
zullen hebben. Maar er is toch een argument door ver
schillende sprekers en schrijvers in Dagbladen gebruikt, waar
over ik gaarne toch iets zou willen zeggen. En dat is het
volgende: Men zou hier niet kunnen oordeelen over de gas
prijsverhooging, alvorens wij wisten, hoeveel in andere ge
meenten aan dien gasprijs werd verdiend.
Daarvan begrijp ik niets; daar Burgemeester en Wet
houders nergens in hun voorstel de verhooging noodig vinden,
omdat wij hier vergelijkenderwijze er niet genoeg aan verdienen.
Verder wordt er gezegd in het voorstel: de productieprijs
is gestegen en dus is de winst niet meer zoo groot als in tal
van jaren door het Leidsche Gemeentebestuur oorbaar en
noodig is geacht, dat is m. i. een gezonde reden voor dat
zelfde bestuur om den verkoopprijs te verhoogen.
In de Stukken vinden wij eene vergelijking der gasprijzen
in verschillende steden.
In het dagelijksch leven zal echter elke koopman, wanneer,
zooals hier het geval is een verhooging van den verkoopprijs