180 DONDERDAG 17 DECEMBER 1914. 1914, ten behoeve van uitgaven in verband met de buiten gewone tijdsomstandigheden en ten behoeve van het voorschot in de kosten van de demping van den vijver en de slooten op het Kooiterrein aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen. 6°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed gekeurde raadsbesluit in zake de uitbetaling der bezoldiging van het onderwijzend personeel der openbare lagere scholen gedurende zijn verblijf onder de wapenen. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 10. Adres van den Leidschen Bestuurdersbond in zake de houding van het Leidsche Steuncomité 1914 tegenover de Leidsche vakbeweging. Dit stuk luidt als volgt Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigde eerbied te kennen, T. Groeneveld en P. J. Bomli, respectievelijk voorzitter en secretaris van den Leidschen Bestuurdersbond, dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van de tot op dit oogenblik volgehouden afwijzende houding van het Leidsche Steuncomité Oorlogstoestand 1914 tegenover de Leidsche vakbeweging, dat zij meenen, dat deze afwijzende houding is, noch in het belang der vakbeweging, noch in het belang der onder steuning behoevenden, noch in het belang van het Steun comité zelf, dat vanaf het begin van den oorlogstoestand de Regeering het standpunt heeft ingenomen, dat de Steuncomité's moesten zijn eene samenwerking der vakbeweging met de vertegen woordigers uit de burgerij, dat noch herhaalde verzoeken van de vakorganisaties, noch openlijke aansporing van de zijde van het Kon. Nationaal Steuncomité, het resultaat heeft gehad dat het Leidsche Comité zich stelde op het standpunt door de Regeering en door het Kon. Nationaal Comité aangegeven, redenen, waarom het hen gewenscht voorkomt, dat Uw College zich uitspreekt voor of tegen het standpunt door de Regeering ten opzichte der Steuncomité's ingenomen, en Uw Geacht College beleefd verzoeken, de wenschelijkheid uittespreken, dat het Leidsch Steuncomité met de Leidsche vakorganisaties samenwerkt. 't welk doende T. Groeneveld, voorzitter. P. J. Bomli, secretaris. De Voorzitter. Namens Burgemeester en Wethouders stel ik voor dit adres aan te nemen voor kennisgeving. Volgens het eenparig oordeel van Burgemeester en Wethouders is de Raad niet competent een oordeel uit te spreken over de houding en de wijze van werken van het Steuncomité alhier. De heer Sijtsma. M. d. V. Een enkel woord naar aanleiding van dit adres. In den laatsten tijd wordt er herhaaldelijk over gesproken en geschreven, dat het Steuncomité geen mede werking wenscht van de vakvereenigingen. Dit is in strijd met het verlangen van het Kon. Nat. Steuncomité en van den Minister, die reeds de mogelijkheid heeft verondersteld, dat naast plaatselijke Comité's, die niet aan dat verlangen voldoen, een tweede comité zal worden opgericht. Dit is allerminst voor Leiden gewenscht. Waar het m. i. is in het belang van de zaak zelve, dat de vakvereenigingen door het Steuncomité worden erkend, en waar de redenen niet bekend zijn, welke het Steuncomité er toe nopen, aldus te werk te gaan, daar zou ik het zeer op prijs stellen, wanneer wij van de leden van het Steuncomité in ons midden eens mochten hooren, welke de redenen zijn, waarom het Steuncomité met de vak vereenigingen geen rekening wil houden, hetwelk door de meeste Steuncomité's wel gedaan wordt. Ik meen, dat het is in het belang van het Steuncomité, zoowel als in dat van de vakvereenigingen en degenen, die geholpen worden, dat er zooveel mogelijk samenwerking bestaat. Daarom meen ik, dat ik deze kwestie zoo maar niet kan laten passeeren. Wanneer wij niet tevreden zijn met de inlichtingen, die hetzij gij, hetzij de leden van het Steuncomité ons zullen geven, betreffende deze aangelegenheid, dan zou ik het gewenscht achten, wanneer met drang bij het Steuncomité werd aangedrongen om van houding te veranderen, en in het vervolg rekening te houden met de vakvereenigingen. De Voorzitter. Laat mij U even mogen antwoorden, dat eene Gemeenteraadsvergadering geen bijeenkomst is in den trant eener debating society. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Hebt U een ander voorstel, dan kunt gij dat indienen. M. i. ligt het niet op den weg van den Gemeenteraad zich met deze zaak te bemoeien. Wij zouden er dan bijv. ook wel over kunnen gaan praten, of het Roomsch-Katholiek Parochiaal Armbestuur of de Hervormde Diaconie haar taak naar behoo- ren verricht. Acht U dus het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aanbevelenswaard, dan moet U met een ander voorstel komen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou slechts willen weten, of het wel is in het belang van het Steuncomité om te handelen in afwijking van de anderen. Ik zou gaarne de redenen willen hooren, waarom men zoo handelt. Wil men die redenen niet meedeelen, dan zou ik willen voorstellen Burgemeester en Wethouders uit te noodigen zich te wenden tot het Steun comité met het verzoek alsnog rekening te houden met den wensch van den Gemeenteraad en de vakvereenigingen te erkennen. De Voorzitter. U kunt indienen, welk voorstel U maar wilt. Evenwel ik blijf er bij, dat deze kwestie niet behoort tot de competentie van den Raad. Indien U zoudt willen voorstellen aan Burgemeester en Wethouders over dit adres praeadvies te vragen, dan wil ik U wel meedeelen, dat Bur gemeester en Wethouders dat niet van plan zijn, daar zij van oordeel zijn, dat wij over het Steuncomité geen zeggen schap hebben. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik ga mee met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en ik zou den heer Sijtsma in overweging willen geven te wachten met zijn voorstel tot het oogenblikdat het Steuncomité bij den Raad aanklopt om steun. Dan wordt het een ander gevai. Zoolang het Steun comité niet bij de gemeente komt om steun te vragen, maar zich zelve helpt, zoolang kan het gemeentebestuur slechts moreelen invloed uitoefenen. M. i. behoeven wij over deze zaak dus niet verder te spreken. De heer van der Lip. M. d. V. Wij moeten oppassen de zaken niet te verwarren. Wat betreft de vraag, wat er met het adres moet gebeuren, zal de heer Sijtsma het waarschijn lijk wel met ons eens zijn, dat het voor kennisgeving moet worden aangenomen. De heer Sijtsma is evenwel volkomen vrij om, wanneer hij daartoe termen vindt, zelfstandig eene motie in te dienen betreffende het onderwerp, dat in het adres behandeld wordt, maar thans moet alleen uitgemaakt worden, wat er met dit adres gebeuren zal. En als de heer Sijtsma zich onverhoopt niet vereenigen kan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan zal hij een ander voor stel moeten doen n.l. om het adres, hetzij ter visie te leggen, hetzij in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter fine van praeadvies. Is echter het adres voor kennisgeving aangenomen, dan kan de heer Sijtsma altijd nog een motie indienen, maar dan los van het ingediende adres. De heer Sijtsma. Deze quaestie is ampel en breed in den Amsterdamschen Raad besproken. Nu zult U zeggen, dat gaat ons niet aan, maar de Amsterdamsche Raad weet toch ook heel goed, wat hij in dergelijke omstandigheden doen moet. Ik zou de motie op de volgende manier kunnen indienen: »de Raad, gehoord het adres" enz., dan zou het adres meer effect sorteeren, dan wanneer het eenvoudig voor kennisgeving werd aangenomen. Ik zie in deze zaak wel degelijk een gemeentebelang. De Voorzitter. Komt U dan met een motie! Maar laten wij eerst afhandelen, wat er met het adres moet gebeuren, gelijk terecht door den heer van der Lip is opgemerkt. De publieke opinie kan oordeelen over de werkwijze van het Steuncomité, doch wij zitten daarvoor hier niet. Wij hebben thans te beslissen, wat er met het adres moet gebeuren. Burgemeester en Wethouders stellen voor het voor kennis geving aan te nemen. Dit is de eenige weg. jWilt U een motie indienen? Wilt U hoofdelijke stemming aanvragen? Wat wilt U? De heer Sijtsma. Ik heb er niet tegen, dat het adres naar den regel van het reglement van orde voor kennisgeving wordt aangenomen, maar heb het niet willen laten passeeren, opdat men daarbuiten zal weten, dat de zaak zelve den Raad wel interesseert. De Voorzitter. U hebt den tijd met het indienen van Uwe motie. Het kan bijv. bij de rondvraag geschieden. De heer Sijtsma. Ik zou het ook in eene volgende raads zitting kunnen doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 2