190 DONDERDAG 17 DECEMBER 1914. wel hier voor ons een staat, waarin alles, wat op het oogen- blik tot gemeentereiniging behoort, onder één hoofd is gebracht. Door deze onbillijke vergelijking in genoemd hoofdartikel wordt ten onrechte de indruk gevestigd, alsof de gemeentelijke vuil verbranding, die in de plaats is gekomen van de verpachting van het vuilophalen nu zou bedragen ƒ130.000.tegenover de vroegere pachtsom. Die indruk is bij verschillende gemeente leden gevestigd. Ik meen, dat het voor een hoogstaande redactie niet past, dat het uitkomt met een hoofdartikel, waarin op zoo onoordeelkundige wijze over dergelijke zaken wordt ge sproken. Wanneer men cijfers wil noemen, dan moet mende juiste noemen, die met elkaar vergeleken kunnen worden, maar men mag geen cijfers gaan bijtellen van uitgaven, die er niet bij behooren. Ik heb gemeend dit in het belang der zaak te moeten opmerken. Ook ik betreur het, dat de vuil verbranding meer kost dan was geraamd, maar om op deze wijze te becritiseeren gaat de perken te buiten. Daartegen moet ik protesteeren. De heer Botermans. M. d. V. Ik zou eene inlichting willen ontvangen. Door den Raad is indertijd toegestaan een som van 11a 12000 gulden voor het bouwen van 4 woningen voor verplegers te Endegeest. Die huisjes zijn al lang klaar, maar er zijn er nog maar 2 van bewoond. Nu zou ik wel eens willen weten, hoe dat komt, dat dergelijke huisjes, die veel geld hebben gekost onbewoond blijven. De Voorzitter. Dit is eene zaak, die de Commissie van Endegeest aangaat. Doch ik wil hierop toch wel even antwoorden. Het gaat juist, zooals het moet. Indien deze huisjes dadelijk alle bezet waren geweest, dan zouden wij weer nieuwe hebben moeten bijbouwen. U weet, dat het een wensch van de ver plegers is, dat de gehuwden een eigen woning kregen. Men zeide, dat men voor Endegeest betere verplegers zou kunnen krijgen, wanneer de gehuwden in de gelegenheid werden ge steld een ambtswoning te betrekken. Op die wijze zou men krijgen een kern van goede verplegers, die niet dadelijk zouden weggaan. Welnu, wij hebben woningen gebouwd en eenige daarvan aan gehuwde verplegers 'gegeven. Het gaat echter niet aan ze nu allen tot een huwelijk te drijven om die woningen vol te krijgen. Wij moeten natuurlijk eenig verschot hebben, opdat, als er straks weer een trouwt, wij hem een huis kunnen geven. Een paar van die woningen staan nu nog leeg en kunnen natuurlijk niet aan anderen worden verhuurd. Want indien er dan een verpleger trouwt, dan zou die andere er in eens uit moeten. Dat gaat toch ook niet. Dat er enkele leeg staan, is nood zakelijk; het is precies hetzelfde in een goed beklant hotel. Daar zijn ook niet altijd alle kamers vol, want dan zou men moeten uitbreiden. Als iemand zich goed gedraagt en zegt: »ik wil trouwen" en vraagt om een huis, dan zeggen wij »zeker, hier hebt gij een woning". Die gelegenheid moeten we blijven houden. Vroeg of laat zal er wel moeten worden bij gebouwd. Daar zal wel niet veel aan te doen zijn. De heer Botermans. Ik kan mij niet met Uwe woorden ver eenigen. Het spijt mij, dat de woningen leegstaan. Er staat 6000.leeg, wat per jaar 300 rente is. Dat vind ik ver schrikkelijk. Ik zou beter hebben gevonden, M. d. V., dat wanneer de verplegers wilden trouwen en zij een huis noodig hebben, zoo lang er een in de stad huurden tot dat voor hen een woning is gebouwd. Maar om nu 6000.renteloos te laten staan, dit lijkt mij eene verkeerde opvatting. De Voorzitter. Het is natuurlijk de bedoeling, dat de ver plegers een goed huis hebben vlak bij Endegeest. Zij hadden moeite goede woningen te krijgen en daarom hebben wij er 4 gebouwd. Dat er 2 leegstaan, is, zooals ik aantoonde, nood zakelijk. Men moet altijd een zeker surplus hebben. De heer Roem. Wanneer de heer Botermans eens komt in de buurt van Meerenberg, zal hij zien, dat ook daar ver plegerswoningen onbewoond zijn. Wij hebben er 4. Wanneer die 2 nu ook nog bewoond warendan zouden wij er nog meer moeten gaan bouwen. Het is dus geen weggeworpen geld. Men kan zeggen verhuur ze zoolang aan particulierenmaar die zouden ze zoo kunnen beschadigen, dat het misschien nog voordeeliger is ze leeg te laten staan. De heer Sijtsma. Er is heel wat mutatie onder het personeel van Endegeest. De huisjes staan al lang leeg en in dien tijd zal er in het personeel wel eenige verandering zijn gekomen. Zou het nu niet mogelijk zijn geweest om gehuwde verplegers aan te stellen Dat is toch de bedoeling, want daarvoor hebben wij ook deze woningen gebouwd. Misschien is het, omdat zij regelmatiger werken of omdat zij beter vast zijn te houden, dat. weet ik niet. Maar zou het nu niet mogelijk zijn in eens een getrouwden verpleger te benoemen Dan werden de woningen gebruikt. De Voorzitter. Ik kan op uw vraag niet verder ingaan, maar ik zal uw idéé in overweging geven aan de desbetreffende Commissie. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb nog een enkele vraag te doen. Vooraf een opmerking. Ik had reeds een motie gereed naar aanleiding van de werkwijze van het Steuncomité, maar daar ik er eerst met mijn partijgenooten over wensch te spreken, zal ik die thans niet indienen. Er is iemand bij mij geweest, die wegens de mobilisatie recht had op uitkeering. Door dien militair is mij meegedeeld, dat een gedeelte daarvan is ingehouden ter voldoening van de gemeentebelasting. Ik weet niet, of de gemeente-autoriteiten het recht daartoe wel bezitten. Maar mocht dit inderdaad zoo zijn, dan is het toch wel hard, dat iemand die denkt voor den tijd van tien dagen ƒ10.of ƒ15.te zullen ont vangen, er dadelijk ƒ5.-— van wordt afgehouden. Dan zou het toch beter zijn elke week een klein bedrag in te houden. Hoewel ik geen reden heb te vermoeden onjuist te zijn in gelicht, heb ik het geval moeilijk kunnen gelooven en daarom zou ik gaarne eenige nadere inlichtingen ontvangen. De Voorzitter. Ik kan U hierop antwoorden, dat de men- schen er op worden gewezen, dat zij in moeilijkheden komen, wanneer zij in gebreke blijven hunne belasting op tijd te be talen. Wanneer er geen geld is, kan men niet betalen. Komt er geld binnen, dan kan men betalen. Burgemeester en Wet houders noch de Raad kunnen vrijstelling van belasting geven. Kan men niet betalen, dan wordt de belasting oninbaar ver klaard. Maar is er geld, dan moet men betalen. Wil men niet, dan volgt executie. Door te betalen voorkomt men groote moeilijkheden. Dit kan ik U wel zeggen, dat ik last heb gegeven om, indien iemand er op staat het volle bedrag te ontvangen, zijne belasting niet mag worden afgehouden. Geen dwang, doch slechts eene zachte drang wordt door mij toegelaten. De heer Sijtsma. Ik zou het dan in ieder geval wenschelijk achten, wanneer door dien belasting-ambtenaar voor het ver strijken van eiken termijn, de belastingschuldige attent werd gemaakt op het door hem verschuldigde, opdat het bij heel kleine bedragen betaald zou kunnen worden. Wanneer iemand voor den tijd van tien dagen ƒ15.ont vangt en er moeten f 5.voor belasting afgetrokken worden zooals mij werd medegedeeld dan schijnt mij dit wel zeer hard. Indien hierop is aangedrongen, lijkt mij deze handel wijze bepaald verkeerd. De Voorzitter. Wij zouden een concreet geval moeten hebben. Men moet in 6 termijnen betalen; dus zou de persoon, van wien gij spreekt voor ƒ30.zijn aangeslagen. Ik kan U echter verzekeren, dat wij met al die zaken zoo menschlievend mogelijk zijn. Maar het is het belang van de menschen zelf, dat zij de belasting op tijd betalen, want er zijn er wel, die het kunnen betalen, maar het niet doen en daardoor zichzelf in allerlei moeilijkheden brengen. De heer Sijtsma. Dwang dit mag ik dus constateeren heeft in elk geval niet plaats. Ik dank U, M. d. V. De Voorzitter. Ik schors thans de openbare vergadering en zal de deuren doen sluiten. De openbare vergadering wordt na eenigen tijd hervat. De Voorzitter. Thans is aan de orde het voorstel van de Commissie voor de bezwaarschriften, slechts in zooverre ge wijzigd, dat de aanslag van den reclamant No. 37 van de le lijst wordt gehandhaafd. Het aldus gewijzigde voorstel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Niemand daarna meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 12