DONDERDAG 29 OCTOBER 1914. 155 is nog de oorlogstoestand gekomen, die alles op losse schroe ven zette. Burgemeester en Wethouders zijn toen weer aan het bezuinigen gegaan en hebben een bezuiniging van onge veer 17000.weten te verkregen. Maar ik moet opmerken, dat 17000.bezuiniging op een begrooting van 2.5 millioen niet veel is en vele bezuinigingen komen mij eigenlijk nog slechts schijnbezuinigingen voor, omdat het uitgestelde werk over een jaar of twee jaar terug zal komen. Waar wij op het oogenblik naar een behoorlijke wijze van werkverschaffing zoeken, is het zelfs de vraag, of men dit jaar niet de uitgestelde walbeschoeiingen had moeten doen in orde maken. Als men werkelijk bezuinigen wilde, had men het daar moeten doen, waar men het niet straks weer zal behoeven uit te geven, dus bij zaken, waarvan de bezuinigde uitgaven niet terug komen. Daarom had ik in de eerste plaats bezuiniging verwacht op de subsidies aan de 3-üctober-Vereeniging en aan de Commissie voor het Kinder feest op 31 Augustus, enz. Een zeer aangenamen indruk heb ben wij dan ook gekregen van het bestuur van de Schouw- burgvereeniging, die voor de subsidie heeft bedankt, ook met het oog op den tijd dien wij beleven en nog tegemoet gaan. üok is in het sectieverslag nog gesproken over andere be zuinigingen. Ik heb zelfs genoemd en andere heeren met mij de gemeentebedrijven. Daarop is geantwoord, dat die verlangens om bezuinigingen zoo vaag geweest zijn, maar, M. d. V., het is voor leden van den Raad, als zij niet in een commissie zitten, altijd moeilijk, om precies te zeggen waarop bezuinigd worden moet. Men krijgt van de administratie een algemeenen indruk en op dien algemeenen indruk moet men afgaanvan dezen of genen hoort men iets en daarop baseert men na eigen bevinding dan zijn conclusiën. In de dagbladen heb ik dezer dagen gezien ik had het trouwens zelf ook wel kunnen uitrekenen dat naast de 40 vaste ambtenaren aan de Gasfabriek nog 42 tijdelijk aange steld zijn. Nu lijkt mij het systeem van tijdelijke ambtenaren een min of meer gevaarlijk stelsel, omdat men allicht een tijdelijk ambtenaar straks als vast aanstelt, daar men zoo iemand, als hij lang aangenomen geweest is, moeilijk aan den kant zetten kan. De bewijzen zijn daarvan voor het grijpen. Ik heb ook gewezen op het politiekader, dat m. i. te uit gebreid is. Daarop is zeer kort door den Burgemeester geant woord, dat hij geen adjunct-inspecteur missen kan. Mijn gevoelen gebaseerd op verschillende ervaringen is echter, dat het wel kan, al is ook hier bewijzen moeilijk. Doch om een voorbeeld te noemen, zag ik op een avond, dat er vluchte lingen zouden aankomen, behalve eenige politieagenten, den hoofdinspecteur de commissaris is, geloof ik, ziek en kon er dus niet zijn, evenmin als op het bureau nog twee inspecteurs met nog een adjunct-inspecteur op het perron. Er kwam met den verwachten trein niemand,-maar dat konden zij natuurlijk niet weten. Die inspecteurs hebben daar den heelen avond heen en weer gewandeld en toen er eindelijk een klein groepje vluchtelingen kwam, zijn zij met de com missieleden naar »Zomerzorg" gegaan, heel kalm aan. Er was voor die allen ook niets te doen. Toen dacht ik toch: zou de aanwezigheid van één dier heeren nu niet voldoende geweest zijn? Er waren echter dien avond, zooals ik al zeide, twee inspecteurs en een hoofdinspecteur, dus drie personen met nog een tijd lang een adjunct-inspecteur. En als het werkelijk druk was, het aantal berekend op den dienst, dan hadden die menschen toen toch op een andere plaats moeten zijn. Ik noem slechts dit eene voorbeeld, omdat ik lastig het heele stelsel aan critiek onderwerpen kan. Bij branden ziet men 't zelfde verschijnsel. Er is in de sectie ook nog aangedrongen op bezuinigingen op het herhalingsonderwijs. Ik bezuinig liever niet op het onderwijs, omdat ik dat een factor in het volksleven vind, waarmede men niet schriel mag zijn. Daarop is ook geant woord, dat dit zulke vage opmerkingen waren en er is ge vraagd waarop kan dan bezuinigd worden Ik dacht toen als men inderdaad bezuinigen wil, kon het ambulantisme bij het herhalingsonderwijs toch wel afgeschaft worden. Die scholen zijn niet zoo groot; de klasseonderwijzers zijn meestal menschen op leeftijd en met ervaring, zoodat zij niet zoozeer behoeven te worden gecontroleerd. Is het nu werkelijk noodig, dat het hoofd der school zonder klasse is? Toen wij den vorigen keer behandelden het onderwerp betreffende het verleenen van vergoeding aan onderwijzers in militairen dienst, aangezien er ongeveer een vijftiental onderwijzers zijn gemo biliseerd, dacht ik: Hadden nu de schoolhoofden tijdelijk niet een klas voor hun rekening kunnen nemen gedurende dien tijd, nu een zoo groot bedrag moet worden betaald aan leer krachten, die.de onderwijzers vervangen Dat had een tamelijk groote bezuiniging kunnen geven in dezen tijd, dat wij allen naar bezuiniging uitzien. Burgemeester en Wethouders hebben er blijkbaar niet aan gedacht. Maar waarom toch niet? M. d. V. Wanneer ik nu nog aandring op deze of gene bezuiniging, dan hoop ik, al zijn mijne beschouwingen nood wendig eenigszins vaag, dat men mij dat niet kwalijk zal nemen, maar dat men zal voelen, dat het goed bedoeld is en dat Burgemeester en Wethouders het zullen beschouwen als een ernstige aansporing, om op betrekkelijke kleine uitgaven te letten, die ten slotte mede het groote bedrag vormen. Thans nog eene andere opmerking. In het verslag is gezegd, dat Leiden boven haar krachten leeft. De heer van der Eist zal het daarmede niet eens zijn volgens hem leefde de stad vroeger althans beneden haar kracht. Er is in dat verband gesproken over de gemeente reiniging, dat deze zou zijn de zinkput onzer financiën en de knagende worm en dergelijke fraaiigheden meer. Met allen lof, die aan de rapporteurs is gebracht, mag ik niet verhelen dat ik liever had gewild, dat die uitdrukkingen niet waren neer geschreven. Misschien zijn zij in de sectievergadering wel gesproken, maar dergelijke krachttermen passen niet in een verslag als dit. Daarom is de zaak zelf gewichtig genoeg. Ik erken volkomen, dat het hier betreft een afgedane zaak, en Burgemeester en Wethouders hebben gelijk, wanneer zij zeggen, dat zij in laatste instantie door den Raad is uitgemaakt. Ik bracht echter die zaak ter sprake, omdat, toen van andere zijde werd opgemerkt, dat Leiden boven haar krachten leeft, tot mij werd gezegdGij hebt daaraan mede schuld, want gij wildet bijna altijd de salarissen van de kleine ambtenaren en van de werklieden verhoogen en daardoor hebben wij veel uitgegeven. Ik antwoordde daarop en herhaal dit thans in het openbaar: Die salarissen moesten worden verhoogd in over eenstemming met wat in andere gemeenten geschied was, en overeenkomstig de stijgende behoeften van deze menschen, maar, zoo voegde ik er aan toe: Dat is het niet, wat ons zoo boven onze krachten heeft doen leven en wat ons in moei lijkheden brengt. Dat zijn veeleer de groote uitgaven voor de gemeentereiniging en voor de vuilverbranding. Ik wees er toen op, dat Leiden bij het oprichten van nieuwighedenOpenbaar slachthuis, vuilverbranding een van de eerste plaatsen was en dit is de reden, waarom Leiden boven haar krachten gaat. Onze gemeente had eens moeten afwachten, wat andere groote gemeenten doen, zooals Den Haag en Haarlem, die ons nu dikwijls uit de verte navolgen. Ik geloof, dat U, M. d. V., in dit opzicht niet met mij van meening verschilt. Wanneer men echter tot mij zegt: Wij verkeeren thans in een penibelen toestand, en daartoe hebt gij vooral medegewerkt, omdat gij meestal aan de werklieden een grooter loon wildet geven, dan antwoord ik daarop: De voorstellen, waaraan groote uitgaven waren verbonden, zijn meestal niet uitgegaan van den Raad, maar van Burgemeester en Wethouders. Voorts zou ik nog willen opmerken een en ander kan straks nader ter sprake komen, wanneer wij over de ver schillende posten spreken dat ik had verwacht, dat men, nu wij in zulk een ernstigen toestand leven en nu de bur gerij het zoo zwaar te verantwoorden heeft, toch niet zou willen vasthouden aan de verhooging van de salarissen van de leeraren bij het Middelbaar Onderwijs en bij het Gymna sium. De ambtenaren verkeeren op het oogenblik in zóó een voordeelige positie tegenover andere burgers, dat de Raad moeilijk de verantwoordelijkheid op zich kan nemen, aan een groep, die op zich zelf een behoorlijk salaris geniet, al moge het in vergelijking met andere gemeenten niet groot genoeg zijn, in deze omstandigheden een belangrijke verhooging toe te kennen, al zou dit in normale tijden zijn geschied. Ten slotte zal ik ook niet spreken over de verhooging van den gasprijs. Ik heb er straks al op gewezen, dat dat mij niet sympathiek is en ik hoop dan ook, dat Burgemeester en Wethouders niet met een dergelijk voorstel komen zullen, waarin ik een indirecte belasting zie, niet in overeenstemming met de draagkracht van de burgerij. Evenmin zal ik het nu hebben over de progressie, waar over een ander lid van de groep, waarbij ik mij in dezen aansluit, een verklaring af zal leggen. Hoe dankbaar ik ook ben voor de uitnemende en uitvoerige becijferingen, die wij van U, M. d. V., gekregen hebben, waaraan veel werk verbonden is geweest, ben ik toch niet door U overtuigd, dat progressie niet goed zal kunnen werken in deze gemeente. Dat hangt geheel af van het standpunt, waarop men staat. Als door U gezegd wordt, dat een bedrag van ƒ1600.—, dat in de 108ste klasse meer betaald moet worden, een groot bedrag is, en wij merken daartegenover op, dat in die klasse het inkomen ruim een ton bedraagt, dan zeg ik, dat ƒ1600. nog niet zooveel is. En wanneer U tot de conclusie komt, dat inkomens van ƒ4000.door de progressieve heffing ontlast zullen worden, dan hangt dat geheel af van den opzet der cijfers. Begint men de progressie bij een lager inkomen U is begonnen bij een inkomen van ƒ4500.bijv. bij een van 2100.dan krijgt men toch een heel ander stelsel en ook heel andere uitkomsten. Wij zullen bij een aparte gelegen heid daarover moeten spreken. Het zou veel te veel tijd vragen, om deze cijfers nu te weerleggen, en er andere cijfers tegen over te stellen. Alleen merk ik op, dat ik nog niet overtuigd ben, dat eene progressie in Leiden verkeerd zou werken en dus verkeerd zou zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 9