DONDERDAG 29
OCTOBER 1914.
149
De heer Sijtsma. M. d, V. Waar ik behoor tot de leden,
die de vorige maal een opmerking over dit land hebben ge
maakt, zou ik nog een enkel woord willen zeggen.
De heer Fischer vertelt nu met eenigen nadruk, dat het
zoo en zoo is, maar wanneer de heer Fischer den vorigen
keer zoo goed op de hoogte was geweest als nu, dan ware
deze nadere inlichting niet noodig geweest. Het is nu ge
bleken, dat Burgemeester en Wethouders eigenlijk nog een
onderzoek moesten instellen om precies te weten, hoe het met
dat land stond.
Het blijkt nu, dat het grootste gedeelte reeds bouwland was,
terwijl wij ingelicht waren, dat het omgebroken weiland was.
De landbouwer, die ons rondleidde, zeide, dat de grond heel
goedkoop verhuurd was, omdat men twee jaar lang op de zoden
kon bouwen. Dat bracht ons tot de overtuiging, dat het werkelijk
weiland was geweest. Ik zou hieruit willen concludeeren, dat
men zeer voorzichtig moet zijn met verstrekte inlichtingen.
De psalmdichter zeide: vest op Prinsen geen betrouwen"; hier
blijkt, dat men ook niet onbepaald vertrouwen moet stellen
in wat een boer vertelt. Het is nu gebleken, dat wij niet
geheel juist zijn ingelicht. Inderdaad is het grootste gedeelte
teelland geweest, maar daarmede vervalt niet mijn bezwaar,
dat het land beter had kunnen verhuurd worden bij kleine
stukjes aan arbeiders uit Leiden. Ik zal op het oogenblik
daartoe geen voorstel doen, maar ik meen, dat wij veel meer
in het belang van de gemeente hadden gehandeld, wanneer
wij dezen grond in kleinere perceelen beschikbaar hadden
gesteld aan menschen uit Leiden, die blijkbaar in grooten getale
belust zijn op een tuintje.
Verder zal ik hierover niet spreken. Ik wil alleen nog mede-
deelen, dat, toen ik een tweede onderzoek instelde, de huurder
ons vertelde in tegenstelling met hetgeen de heer Wethouder
nu zeide, dat hij geheel op eigen risico (en dit in antwoord
op het gesprokene door den heer de Boer) met de bewerking
van het land was begonnen. Wij zijn dus ook in dat opzicht
verkeerd ingelicht, want de heer F'ischer zeide, dat hij ver
gunning daarvoor had.
De heer F'ischer. Zeker niet.
De heer Sijtsma. Dan vervalt deze bewering.
De heer de Boer. M. d. V. Toch meen ik, dat de gedachte
van Burgemeester en Wethouders, om dit land voor den tijd
van twee jaren te verhuien, niet gelukkig is geweest. Ik meen te
moeten opmerken, dat men bij het verhuren van teelland een
hoogere pachtsom kan bedingen, wanneer het voor den tijd
van vijf jaar wordt verhuurd. Dit te meer, omdat de pachter
dan meer acht zal geven op de bemesting van het land dan
bij een termijn van twee jaar. Wanneer ik de pachtvoor-
waarden goed heb gelezen, dan (staat daarin alleen, dat de
pachter de bagger uit de slooten op het land moet brengen.
Maar bagger uit de slooten alleen zal de vruchtbaarheid van
het land niet verhoogen; daartoe is noodig de z.g. koemest.
Ik meen, dat het verhuren van dit land voor den tijd van
twee jaar geen voordeelige wijze van verhuring is.
De heer Fokker. M. d. V. Ik heb niet goed begrepen uit
de toelichting van den geachter» Wethouder, of er officieel
door Burgemeester en Wethouders vergunning is verleend
aan dezen man, om het land alvast op eigen risico toe te
maken, dan wel, of die vergunning is verleend door een van
de ambtenaren. Ik zou gaarne vernemen, of dat een officieel
besluit van Burgemeester en Wethouders is geweest.
De heer Botermans. M. d. V. Er is heel veel over deze
zaak gesproken, maar de hoofdzaak wordt nu ter zijde ge
laten, ook door Burgemeester en Wethouders. Ik heb in de
vorige vergadering opgemerkt, dat het land te laag zal worden
verhuurd. Of het nu is teelland of weiland, naar mijn meening
is hier de hoofdzaak, of het land te laag wordt verhuurd.
Wanneer dit land was verhuurd geworden als sportterrein
het is mooi aan den weg gelegen en met slooten omringd,
zoodat de omwonenden er geen last van zouden hebben
dan had men een dubbelen huurprijs kunnen bedingen. Ik
blijf volhouden, dat de prijs van even f 85.per H. A. te
laag is. ik vind het jammer, dat de zaak zoover is gevorderd,
zoodat zij moeilijk meer kan worden gekeerd. Ik acht deze prijs
schromelijk laag, en dat vind ik de hoofdzaak van deze zaak.
(De heer Pera komt ter vergadering.)
De heer Fischer. M. d. V. Ik wil nog even een paar op
merkingen maken. De heer Botermans zegt, dat het terrein
als sportterrein had moeten verhuurd zijn, maar daarvoor is
het ongeschikt. Teelland met vele oneffenheden is niet ge
schikt voor sportterrein. Alleen weiland is daarvoor te ge
bruiken.
De heer Fokker heeft gevraagd, of er een officieel besluit
van Burgemeester en Wethouders geweest is, om den man
ondershands te vergunnen, het terrein toe te maken. Dat is
niet officieel gedaan, maar mijn persoon is daar althans wel
in gekend.
De heer de Boer heeft gezegd, dat er geen sprake van
bemesting is, maar dat staat wel degelijk in de voorwaarden
en als hij die nalezen wil, zal hij dat ook zien.
De Voorzitter. Den vorigen keer heb ik van *deze plaats
reeds de voorwaarden van verpachting voorgelezen betreffende
het stuk land, sectie C nummer 280, waarvan de heeren vol
hielden, dat het weiland was. Ik erken ten volle, dat ik toen
nog geen persoonlijk onderzoek had ingesteld. Mijn overtui
ging was, dat het teelland was, maar U kunt toch wel begrij
pen, dat ik niet ieder klein zaakje met mijn eigen oogen
kan gaan bekijken. Het kleine puntje, dat met het groote
stuk nog kadastraal verbonden is, was nog weiland. Eenige
heeren zijn het gaan zien en waren toen in de rneening, dat
het geheel weiland was. Ik herinner mij nog, dat de heer
Fokker het eerst het woord gevraagd heeft en vroeg, waarom
dat land, dat weiland was, zoo goedkoop verhuurd was. De
heer Botermans dacht hetzelfde en vroeg, waarom het niet
als sportterrein uitgegeven was, terwijl de heer Sijtsma nu
erkent, dat hij alleen dat kleine stukje gezien heelt, waardoor
hij in de meening gekomen is, dat het heele stuk zoo was.
De heeren zullen zeker wel inzien, dat men zich niet van
alles persoonlijk op de hoogte stellen kan, noch de Burgemeester,
noch de Wethouders. Wanneer men een gemeente-administratie
als de onze heeft, dan moet men heel vaak dingen bezien
door de oogen van zijn ambtenaren.
Bovendien zijn de heeren, die vastgesteld hebben, dat het
teelland is, nl. de leden van de Commissie van Fabricage,
hier geheel uitgeschakeld. Men spreekt steeds over Burgemeester
en Wethouders, maar zij doen hun voorstellen, mede op advies
van die commissie.
Ik heb onlangs reeds de voorwaarden voor de openbare ver
pachting voorgelezen, maar sedert begin September is niemand
ons komen vertellen, dat wij ons vergisten en dat het geen
teelland, maar weiland was. Dus hadden wij toch wel eenigs-
zins geloof verdiend en ware die ondenkbare vergissing
inderdaad mogelijk geweest, dan begrijp ik niet, dat een van
de heeren niet een paar dagen van te voren bij ons gekomen
is en gezegd heeft: kijk eens hier, er heerscht een misverstand,
men heeft waarschijnlijk een verkeerd stuk land op het oog.
Daarom zou ik wel willen vragen dat zou inderdaad de
debatten aanzienlijk bekorten dat, indien zoo iets weer
voorkomt, de heeren even bij ons zouden willen aankomen.
Wij staan immers niet als vijandige machten tegenover
elkander, om elkaar in een openbare zitting op het lijf te
vallen met allerlei listige vondsten. Want dat effect moet het
op iederen buitenstaander maken. Iedereen kan zich vergissen
en alleen op de pertinente verklaring van de heeren, die
zeiden, dat zij het met eigen oogen gezien hadden, heb ik
er den vorigen keer in toegestemd, dat de zaak werd uitgesteld.
Maar zoo kan men wel aan het uitstellen blijven. Een zaak
wordt aanhangig gemaakt, iemand misgunt den pachter, dat
hij het stuk land krijgt; hij gaat naar een raadslid en zegt
hem: kijk eens, dat land wordt zóó behandeld. Dat is toch de
gewone manier, waarop dergelijke dingen aanhangig gemaakt
worden. Maar dan vind ik het toch beter, dat de desbetreffende
Wethouder of de Burgemeester daar bericht van krijgt, opdat
men de zaak op veel betere en kortere manier in den Raad
zal kunnen behandelen.
De vraag van den heer Fokker begrijp ik niet, ik begrijp
niet, waarom hij dat zoo pertinent weten wil, daar dat toch
een zaak van zeer weinig gewicht is. Als iemand zegt, dat hij
op eigen risico het land schoon zal maken, dan hebben wij,
als de Raad hem vandaag niet de pacht gunt, schoonge
maakt land voor niets. Wat kan men daar voor kwaad mee?
Aan den heer Sijtsma heeft hij dan ook verklaarddat
hij het geheel op eigen risico deed. Zoo iets kan nooit anders
dan ten voordeele van de gemeente zijn.
Wat het gesprokene door den heer Botermans betreft, merk
ik op, dat men voor sportterrein toch weiland moet hebben.
Wanneer men het terrein eerst zou moeten gaan bezoden
om weiland te krijgen, dan zou dat zeer veel kosten. Dat zou
te onvoordeelig worden.
Wat nu aangaat de opmerking van den heer de Boer over
den termijn van twee jaar, daarover kan men van opinie
verschillen. Ingevolge het advies van een deskundige en op
advies van de Commissie van Fabricage hebben Burgemeester
en Wethouders tot dit voorstel besloten. Burgemeester en
Wethouders begrepen, dat het terrein in de tegenwoordige
crisis niet voor den gewonen termijn (10 jaar) kon worden
verhuurd; zij hopen dan ook, dat het terrein over twee jaar
beter zal kunnen worden verpacht. Wij waren eenvoudig ge
noodzaakt dezen weg te bewandelen.
Wat nu betreft het stukje land, dat zoo vruchtbaar zou
zijn, zeker, gescheurd land is buitengewoon vruchtbaar, maar
niet zóó voordeelig, als het maar twee jaar mag worden gebruikt.