135 N°. 240. Leiden, 6 November 1914. Bij schrijven van 9/12 Maart 1914 deelden Gedeputeerde Staten dezer provincie ons mede, dat bij hen een verzoek van de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij was ingekomen, om den ligger der toegangswegen naar spoorweg stations o. a. in dien zin aan te vullen, dat de tegenwoordige Kooilaan in den vervolge als een toegangsweg naar haar station aan den Heerensingel, in den zin van art. 70 der Spoorwegwet, zou worden beschouwd. Van de omgelegde Kooilaan verkreeg de gemeente den eigen dom tengevolge van den aankoop van het voor volkspark bestemde terrein benoorden de Decimastraat, aangezien de laan daaronder begrepen was. Het onderhoud der laan echter, dat ingevolge overeenkomst tusschen de vroegere eigenaren van het terrein en de Hollandsche Electrische Spoorwegmaat schappij op laatstgenoemde rustte, bleef tot de verplichtingen der maatschappij behooren. Het gevolg van de plaatsing der Kooilaan op den ligger der toegangswegen tot stations zou nu geweest zijn, dat het onderhoud der laan in verband met het bepaalde bij het zooevengenoemd art. 70 der Spoorwegwet voortaan ten laste der gemeente zou zijn gekomen, terwijl ingevolge de overeen komst met de vroegere eigenaren van het terrein, het onder houd bij de maatschappij berustte en de uit die overeenkomst voortvloeiende rechten bij den aankoop op de gemeente waren overgegaan. Dit nu achtten wij niet juist. Doch ook afgescheiden hiervan waren wij van oordeel, dat de Kooilaan niet behoorde voor te komen op den ligger, aangezien het enkele feit, dat men langs de laan o. m. het station kan bereiken, o. i, nog geen reden was, om haar op den ligger te brengen. Wij gaven dan ook bij schrijven van 13 Mei j.l. aan Gede puteerde Staten in overweging de gevraagde wijziging van den ligger niet aan te brengen en de maatschappij uit te noodigen haar verzoek in te trekken. Intusschen was er naar onze meening echter zoowel in het algemeen belang als met het oog op de plannen tot aanleg van een volkspark in de omgeving, ook wel eenig voordeel aan verbonden, dat het onderhoud der aan de gemeente toe- behoorende Kooilaan door haar zelf werd uitgevoerd en wij berichtten daarom tevens aan Gedeputeerde Staten, dat wij, nu de maatschappij er blijkbaar prijs op stelde van het onderhoud te worden ontheven, bereid waren aan Uwe Vergadering voor te stellen de verplichting tot het onderhouden der Kooilaan ten laste der gemeente te brengen tegen betaling van een passende som in eens, b.v. ƒ800. Door eene dergelijke regeling zou aan de belangen van beide partijen worden tegemoet gekomen. Naar aanleiding yan deze bereidverklaring ontvingen wij van Gedeputeerde Staten bericht, dat de maatschappij tot de overdracht van het onderhoud op dien voet wilde mede werken. Op grond van een en ander geven wij U alsnu in over weging te besluiten de op de teekening met een gele kleur aangegeven wegen, met alle daarin gelegen kunstwerken, weg verhardingen, bestratingen, taluds enzoovoorts in beheer en onderhoud bij de gemeente over te nemen tegen betaling door de Hollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij van een som van ƒ800. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 241. Leiden, 10 November 1914. De Commissie voor het Stedelijk Museum de Lakenhal heeft de eer U hierbij ter voorziening in de vacature ontstaan door het overlijden van Dr. A. W, Kroon de volgende aan beveling te zenden: Mr. J. Th. C. VIRULY en S. J. LE POOLE L.Gzn. De Commissie voornoemd J. C. van der Lip, Voorzitter. J. C. O vervoorde, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 242. Leiden, 11 November 1914. Tijdens de voorbereiding van het voorstel, om het aantal scholen der 2e klasse met een te vermeerderen, welk voorstel in Uwe Vergadering van 30 Juli j.l. werd aangenomen, be reikte ons een schrijven van den Directeur der Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, waarin hij in overweging gaf, na de opening der nieuwe school, de school der 2e klasse voor jongens en meisjes aan de Oude Vest te bestemmen tot leerschool bij de Kweekschool. Eene school der 2e klasse achtte hij toch in het algemeen, alsook in verband met haar uitgebreid leerplan beter ge schikt voor leerschool, dan eene school der 3e klasse. Aan de meeste Rijkskweekscholen waren eveneens leerscholen met uitgebreid leerplan verbonden. Bovendien verdiende het volgens den Directeur aanbeveling, dat de leerschool en de Kweekschool of in één gebouw waren gevestigd, öf in elkan ders onmiddellijke nabijheid gelegen waren, teneinde hier door het contact tusschen beide scholen zooveel mogelijk in de hand te werken. Om deze redenen meende hij, dat er, nu de oprichting van eene nieuwe school der 2e klasse daartoe de ongezochte gelegenheid bood, alleszins aanleiding bestond, om in den vervolge de school der 2e klasse voor jongens en meisjes aan de Oude Vest in plaats van de school der 3e klasse n°. 5 te bestemmen tot leerschool. Het hoofd der school 3e klasse n°. 5, die tevens leeraar is in de paedagogiek aan de Kweekschool twelke combinatie indertijd een der voor naamste redenen was van de aanwijzing der school 3e klasse n°. 5 tot leerschool bij raadsbesluit van 20 Juni 1901 (Ingek. Stukken n°. 153) zou dan tegelijkertijd naar de school aan de Oude Vest kunnen worden overgeplaatst. Over het schrijven van den Directeur der Kweekschool werd door ons College het gevoelen ingewonnen van de Plaat selijke Schoolcommissie. Met haar hierachter afgedrukt advieswaarin zij te kennen geeft zich volkomen met het voorstel van den Directeur te kunnen vereenigen, gaat ons College geheel accoord. Het advies drukt in alle opzichten onze meening in deze uit en wij gelooven dan ook voor de verdediging van het voorstel te kunnen volstaan met verwijzing naar het advies. Als gevolg van de aanwijzing van de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes aan de Oude Vest als leerschool bij de Kweekschool zal dan uit den aard der zaak tot de overplaat sing van den heer Koops, hoofd der school 3e klasse n°. 5 en tevens leeraar in de paedagogiek aan de Kweekschool, naar de school aan de Oude Vest moeten worden besloten, waartoe overleg dient te worden gepleegd met den Districts schoolopziener. De heer de Hondt, het tegenwoordige hoofd der school aan de Oude Vest dient dan aan het hoofd te worden gesteld der nieuwe school 2e klasse voor jongens en meisjes, die ingevolge het raadsbesluit van 30 Juli j.l. zal worden gevestigd in het thans nog als 3e klasse school in gebruik zijnde schoolgebouw aan de Langebrug, terwijl het verdere onderwijzend personeel eveneens aan die school werk zaam zal moeten worden gesteld. Ten slotte zouden wij U dan nog willen voorstellen met den Districts-Schoolopziener overleg te plegen, om, indien hij zich met de overplaatsing van de heeren de Hondt en Koops kan vereenigen, den heer Broeze, hoofd der school 4e klasse n°. 2, die zooals U bekend is, overplaatsing heeft gevraagd naar eene school 3e klasse, over te plaatsen naar de school der 3e klasse n°. 5. Het tijdstip, waarop de door ons voorgestelde verande ringen en daarmede gepaard gaande overplaatsingen zullen ingaan, verzoeken wij U aan ons College over te laten. Uit den aard der zaak hangt dit ten nauwste samen met de opening der nieuwe 2e klasse school aan de Langebrug, welke opening weder afhankelijk is van de in gebruikneming der nieuwe school der 3e klasse aan de Duivenbodestraat. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging: a. het raadsbesluit van 20 Juni 1901 (Ingek. Stukken n°. 153) in dien zin te wijzigen, dat met ingang van een nader door ons College te bepalen tijdstip aan de Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, in plaats van de school der 3e klasse n°. 5, als leerschool wordt ver bonden de school der 2e klasse voor jongens en meisjes aan de Oude Vest; b. met den Districts-Schoolopziener het bij art. 29, 7e lid der wet op het lager onderwijs bedoelde overleg te openen, teneinde te zijner tijd tot de overplaatsing van den heer de Hondt van de school der 2e klasse voor jongens en meisjes aan de Oude Vest naar de nieuwe school der 2e klasse voor jongens en meisjes aan de Langebrug, van den heer Koops van de school der 3e klasse n°. 5 naar de school der 2e klasse aan de Oude Vest en van den heer Broeze van de school der 4e klasse n°. 2 naar de school der 3e klasse n°. 5 te geraken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 11 Juni 1914. Ter voldoening aan den inhoud van Cw schrijven van den 19en Maart j.l. No. 10 d/9, en onder terugzending van nevens-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 31