DONDERDAG 29 OCTOBER 1914. 171 zult U wel toegeven, het is geheel-iets anders dan bijv.de subsidie aan den Leidschen Schouwburg. Hier betreft het echter een crediet aan Burgemeester en Wethouders om het uit te gevenwanneer de tijd daarvoor gekomen is. Ik zie de noodzakelijkheid niet in, om nu reeds te gaan beslissen. Het kan zijn, dat de Vereeniging ze niet krijgt, maar om nu reeds den toestand van het volgend jaar te gaan beoor deel enis verkeerd. Nu vind ik er geen reden voor om dat te doen, wel wanneer het geval analoog met den Leidschen Schouwburg was, dat we het geld moeten uitgeven. Wat betreft den post voor vlaggen, de heer Fokker ver weet den heer Pera, dat hij vage uitdrukkingen bezigde, maar de heer Pera had gelijk; men kan niet in détails zeggen, hoeveel het een of andere zal kosten. Dat wij het bedrag van het volgnummer hebben verminderd, is, omdat Burgemeester en Wethouders meenen, dat waarschijnlijk het volgend voor jaar de tijden er niet naar zullen zijn om feest te vieren in het voorjaar toch vallen twee verjaardagen van het Koninklijk Huis. Van veel belang is de vermindering niet; op den hoofdelijken omslag zal het wel geen invloed hebben. Maar een zekere som moet toch uitgetrokken worden, omdat het kan voorkomen, dat men voor de een of andere feestvie ring geld noodig heeft. Moeten wij nu gaan zeggende tijden zullen wel zóó zijn, dat er geen feest gevierd kan worden? Dat zou een ongemotiveerd pessimisme zijn. Zijn de tijden er niet naar, dan wordt bet geld ook niet besteed. Den Bisten Augustus heeft men toch ook geen feest gevierd! Het is dus geen weggegooid geld. Maar deze som nu nog verder te gaan verminderen, dat noem ik beknibbelen, laat ons dan liever den heelen post schrappen en zeggen: wij vieren het heele jaar geen feest meer. Het geld op de begrooting is alleen een crediet aan Bur gemeester en Wethouders, dat zij desnoods kunnen besteden. En daarom raad ik ten sterkste aan het voorstel van den heer Sijtsma niet aan te nemen. De heer Sijtsma. Zoolang ik lid van den Raad ben geweest, en vroeger hield ik mij van 's Raads handelingen ook wel op de hoogte, is er altijd ƒ1000, hetzij de 3 October Vereeniging in goeden doen was of niet, gegeven. Het geldt hier niet alleen een formeele quaestie. Wanneer er 1000 staat uitgetrokken en er komt een feestviering, dan krijgt de Vereeniging ook die 1000, en wanneer er ƒ500 staat uitgetrokken, dan krijgt zij ƒ500. Vast staat dan, dat zij niet meer kan krijgen dan de ƒ500, die op de begrooting staat. Wij moeten ons afvragen, of wij het volgende jaar wel feest zullen kunnen vieren. Wij weten allen wel, dat al moge de oorlog achter den rug zijn, wij toch een volgend jaar niet royaler in onze financiën zullen zitten. Ik durf wel zeggen, dat dit niet het geval zal zijn, en daarom is het niet alleen een formeele quaestie. Ik herhaal nog eens. Het komt er niet op aan, of wij een vlag meer of minder uitsteken, dit heeft op de stemming van het publiek geen invloed, evenmin op de feestviering, tenzij voor hen die aan uiterlijkheden hangen. Daarom kan ik er niet toe komen om mijn voorstel in te trekken en zou ik meenen dat men er gerust vóór kan stemmen. De Voorzitter. Ik wil even den heer Sijtsma antwoorden, dat hij het nu gooit over een anderen boeg. Hij vindt, dat er meer subsidie gegeven wordt dan strikt noodig is, hij wil voor die 3 Octoberviering een kleiner subsidie [geven. Dat is iets anders. Dan moet hij daartoe een afzonderlijk voorstel doen, want het subsidie voor den 3 üctoberdag wordt ge geven ingevolge het Raadsbesluit van 12 December 1895. De heer Sijtsma zou dus dat Raadsbesluit weer ongedaan willen maken. Maar dan moet er een nieuw Raadsbesluit worden genomen. De heer Sijtsma. Wanneer er 500.subsidie minder wordt verleend? De Voorzitter. Dan moet U een voorstel doen om het Raadsbesluit formeel in te trekken. Ik geloof echter, dat de heeren veel te ver gaan. Dit is het maximum, dat verleend kan worden en dat zou men in een normaal jaar krijgen. Doch ik wil wel toegeven, dat de toestand in een volgend jaar anders kan zijn. Wanneer wij nu gewoon voor den 3den Octoberdag een subsidie rekenen van 1000 dan moet daar ook wel degelijk in een volgend jaar, wanneer de toestanden anders zijn, op gelet worden. Doch naar mijne meening zal de commissie dan wel uit zichzelf tot ons komen en zeggende tijden zijn slecht, daarom willen wij de sub sidie niet hebben. De heer Aalberse. M. d. V. Ik meen dat het Raadsbesluit zoo is op te vatten, dat wij een subsidie geven tot een maximum van 1000.niet meer. Het voorstel van den heer Sijtsma is dus niet in strijd met dat Raadsbesluit, want wordt het aangenomen, dan blijven wij beneden het maximum. Iets anders zou het zijn, wanneer nu werd voorgesteld den post te verhoogen, dus meer te geven dan 1000.Dat zou in strijd zijn met het Raadsbesluit; voor die verhooging zou een nieuw Raadsbesluit noodig zijn. De Voorzitter. U kunt gelijk hebben, maar ik blijf er bijdat ik volstrekt geen reden vind om het bedrag te verminderen. Ik zal nu de voorstellen van den heer Sijtsma in stem ming brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Sijtsma om den post van 1000. als subsidie aan de 3 Octobervereeniging te verminderen met 500.wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren de Boer, Ileeres, Bosch, van Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, Hartevelt, Botermans, Reimeringer, A. Mulder, Hoogenboom, Korff, Briët, Pera, van Gruting en Korevaar. Vóór stemmen de heeren: van der Eist, Driessen, van Tol, Sijtsma, van der Pot, Vergouwen, Zwiers, P. J. Mulder, Aalberse en Fokker. Het voorstel van den heer Sijtsma, om den post voor her stelling van vlaggen enz. te verminderen met 500,wordt in stemming gebracht en verworpen met 19 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Heeres, Bosch, Driessen, van Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, van Tol, Hartevelt, Rei meringer, A. Mulder, Hoogenboom, Korff, Briët, Pera, van Gruting, Korevaar, P. J. Mulder en Aalberse. Vóór stemmen de heerende Boer, van der Eist, Sijtsma, van der Pot, Botermans, Vergouwen, Zwiers en Fokker. Volgnr. 177 (verminderd met ƒ2500) wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 178 (verminderd met 1000.volgnrs. 179 tot en met 183, 184 (verminderd met f 150.en de volgnrs. 185 tot en met 190 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 191 komt aan de orde de be grooting van de Stedelijke Werkinrichting. Deze begrooting en vervolgens volgnr. 191 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd en aange nomen. De volgnrs. 192 (verminderd met 300.en 193 en 194 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 195 komt in behandeling de begrooting van den Armenraad. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 195, 196 en 197 worden achtereenvolgens zon der beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 198 komt aan de orde de be grooting van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 199 tot en met 207, 208 (verminderd met 1830.209 tot en met 215,216 (verminderd met ƒ2000. 217 tot en met 228, [229 wordt voorloopig aangehouden),] 230 (verminderd met 89851.—), 231 tot en met 233, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Thans komen in behandeling: de Inkomsten. De volgnrs. 1, 2 (verminderd met 551.3 tot en met 22 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 23, luidende: Schoolgel den f77237.-." De heer Vergouwen. M. d. V. Er is in het sectierapport gevraagd, of de memorie, die ik heb ingediend aan Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van het debat in den Raad over de opheffing van de standenscholen, niet gepubliceerd kan worden, en Burgemeester en Wethouders meenen, dat 'i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 25