DONDERDAG 29
OCTOBER 1914.
147
Zitting van Donderdag 39 October 1914.
Geopend des namiddags te één uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen
1° Benoeming van een lid van de Commissie tot wering van
Schoolverzuim. (231)
2° Benoeming van eene Hoofdonderwijzeres aan de Bewaar
school aan de Oude Vest. (230)
33 Voorstel tot verhuring van het perceel, kad. bekend gemeente
Oegstgeest, Sectie C No. 280, aan W. A. Zandbergen. (221)
4° Voorstel om goed te keuren dat het geheele bedrag, dat
door de Lichtfabrieken over het jaar 1915 van de haar
verstrekte kapitalen aan de gemeente wordt afgelost, onder
de gewone ontvangsten wordt gebracht. (218)
5° Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1915. (140, 200, 203 en 204)
Tegenwoordig zijn 29 leden, n.l. de heerenFokker, de Boer,
Heeres, van der Eist, Bosch, Driessen, Corts, van Hamel, Bots,
Fischer, van der Lip, van Tol, Sijtsma, Hartevelt, van der
Pot, Botermans, Roem, Reimeringer, Vergouwen, Timp, Zwiers,
A. Mulder, Hoogenboom, Korff, Briët, Pera, van Gruting,
Korevaar en P. J. Mulder.
Afwezig met kennisgeving zijn de heerenCarpentier Alting,
wegens verhindering, en Aalberse, wegens Kamerzitting.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 22 October 1914 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Beschikkingen van Gedep. Staten op bezwaarschriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting.
2°. Mededeeling van J. Broeze dat hij de benoeming tot
leeraar in het rekenen aan de afd. B der Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen aanneemt.
3°. Dankbetuiging van A. A. Caljé voor het hem verleend
eervol ontslag als Hoofd der School 3e klasse No. 3 en als
leeraar in het rekenen aan de afd. B der Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen, binnen den bij verordening
vastgestelden termijn.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Rekening, dienst 1913, van het Pensioenfonds voor
weduwen en kinderen van gemeenteambtenaren en begrooting
van dat fonds voor het dienstjaar 1915.
Zullen in de Leeskamer nedergelegd worden.
2°. Verzoek van den eervol ontslagen gemeentewerkman
L. Ouwerkerk, om bij de vaststelling van zijn pensioen rekening
te willen houden met een hoogeren grondslag, dan thans
voor hem is vastgesteld.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
ter afdoening.
3°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1914.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
4°. Adressen van K. Schraver ten geleide van de artikelen
van zijn hand: «Vervolg op de 10 geboden", «Interneering"
en «Rekenkunde met toelichting", benevens dankbetuiging
voor het in de Leeskamer deponeeren van zijn vorig artikel
en verzoek om ook de thans gezondene aldaar ter lezing
neder te leggen.
De Voorzitter. Ik stel voor deze stukken in de Leeskamer
te leggen ter inzage voor de leden van den Raad.
De heer van der Lip. M. d. V. Het betreft hier wel geen
zaak van veel belang, maar ik kan mij toch met dit voor
stel niet vereenigen.
Het komt mij voor, dat wij aan de geschriften van dezen
mijnheer te veei eer 'bewijzen, wanneer zij voortdurend in de
Leeskamer ter inzage van de leden van den Raad worden
gelegd. Dit te meer, waar een dergelijke behandeling den
schrijver schijnt te animeeren, om ons voortdurend dergelijke
geschriften toe te zenden. Wij, als Raad hebben natuurlijk
niets te maken met beschouwingen over de Tien Geboden,
over Interneering en met opstellen over de rekenkunde. Ik
meen dan ook, dat wij verstandig zouden doen, wanneer wij
aan den schrijver te kennen gaven, dat wij op verdere toe
zending van dergelijke stukken niet gesteld zijn, en hem op
die wijze een zachten wenk gaven, dat hij de toezending
daarvan aan den Raad moet staken. En dat kan, dunkt mij,
het best gebeuren door te besluiten de toegezonden stukken
voor kennisgeving aan te nemen, en ze dus niet ter inzage
van de leden van den Raad te leggen. Ik stel dus voor dit
schrijven met bijlagen voor kennisgeving aan te nemen.
De Voorzitter. Ik kan niet mëdegaan met het voorstel van
den Wethouder van der Lip.
Wanneer hier stukken inkomen, welke zijn gericht aan den
Raad en ik stel voor die voor kennisgeving aan te nemen,
dan moeten zij worden voorgelezen, want de Raad moet er dan
toch kennis van dragen. Iets anders is het, wanneer aan dien
mijnheer wordt bericht, dat wij niet gesteld zijn op verdere
toezending van dergelijke geschriften.
Het is echter in strijd met de bedoeling van de wet, wanneer
dergelijke stukken hier op een andere wijze worden behandeld.
Wanneer de stukken ter inzage worden gelegd, dan staat het
aan de leden van den Raad om er al of niet notitie van te
nemen. Ik moet dan ook het voorstel van den heer van der
Lip namens het College bestrijden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wist niet, dat er wettelijke
bezwaren waren, zooals door U gezegd wordt. Dan houdt
natuurlijk alles op. Niemand neemt van dezen schrijver notitie
en er wordt hem veel te veel eer bewezen. Kan het dus op
deze manier, dan zou ik gaarne mee willen gaan met het
voorstel van den heer van der Lip, om den man kennis te
geven, dat wij verder op zijn geschrijf niet gesteld zijn. De
man wordt hier telkens weer bespot, als wij hooren, dat er
weer iets van hem ingekomen is; wie zijn stukken eenmaal
heeft ingezien, vindt het niet noodig, dat wij daarmede onze
Leeskamer vullen of er uit nieuwsgierigheid onzen tijd mee
vermorsen. Kan het dus niet, dat wij dit stuk eenvoudig
voor kennisgeving aannemen, dan zou ik willen voorstellen,
om dien mijnheer een brief te schrijven, dat wij voortaan
niet meer gesteld zijn op zijn ingekomen stukken van dien aard.
De heer Bosch. M. d. V. Ik geloof, dat alle bezwaren onder
vangen zouden worden, wanneer wij met uw bedoeling mee
gaan, maar dan een zekere grens stellen voor het ter visie
liggen der stukken, waarvoor, dunkt mij, veertien dagen vol
doende is, dan kunnen zij na dien tijd opgeruimd worden.
Het wordt anders een heele bundel en wij vinden telkens
maar weer hetzelfde. Interesseeren zich de leden dan voor
hetgeen in de- Leeskamer ligt, dan kunnen zij er zich in dien
tijd inwerken, waarna de boel opgeruimd kan worden. Ik
geloof, dat dat het verstandigst is.
De heer Fokker. M. d. V. Het is een heel eenvoudige
zaak, die het hier betreft, maar er schijnt bezwaar te bestaan
tegen het voorstel van den heer van der Lip. Ik kan dat
bezwaar ook eenigszins gevoelen, maar zou toch aan den
anderen kant ook gaarne van de toezending van dergelijke
stukken verschoond willen blijven. Die mijnheer schijnt er
een soort eer in te stellen, als zijn stukken ter inzage in de
Leeskamer gelegd worden, maar men weet, dat zulks ook
wel eens een eervolle begrafenis kan zijn. Zou het nu niet
goed zijn, om dit stuk te stellen in handen van Burgemeester
en Wethouders ter fine van praeadvies, waarna Burgemeester
en Wethouders ons en ik geloof niet, dat het opstellen
van het praeadvies heel veel hoofdbrekens kosten zou
zouden kunnen voorstellen, om den schrijver te berichten,
dat de Raad voortaan van de toezending van dergelijke stuk
ken verschoond wenscht te blijven, natuurlijk in zachten
vorm dan. Dan zal aan het bezwaar, door U, M. d. V., geopperd,
tegemoet worden gekomen, dat dit stuk voor kennisgeving
aangenomen kan worden. Dan bewandelen wij hier den wette-
lijken en gewonen weg.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat
er, naar mijn bescheiden meening ten minste, geen wettelijke
bezwaren tegen bestaan, om dit stuk voor kennisgeving aan
te nemen. De Raad heeft toch volkomen het recht, om die
beslissing te nemen en hij kan den schrijver op deze wijze
het beste er kennis van geven, dat hij op toezending van
dergelijk geschrijf niet gesteld is. Dat is veel beter en veel
regelmatiger dan dat de Raad hem gaat schrijven, dat hij van de
toezending van dergelijke stukken in het vervolg verschoond
wenscht te blijven. Ik moet dus mijn voorstel handhaven.
De Voorzitter. Ik vind, dat het voorstel van den heer
van der Lip nu wel een eenigszins ander karakter krijgt. Wij
moeten wel voorstellen, om het stuk in de Leeskamer ter
visie te leggen, omdat het geval zich anders zou kunnen