162 DONDERDAG 29 OCTOBER 1914. De heer van der Lip. M. d. V. Het voorstel van den heer Roem is niet gemakkelijk te bestrijden, omdat hij in het geheel geen toelichting op zijn amendement heeft gegeven. Ik weet dus niet, waarom de heer Roem dezen post met f 200 wil verminderen. Ik veronderstel echter, dat de heer Roem met zijn buurman, den heer Fokker, heeft geraadpleegd, en dat deze spreker de reden heeft aangegeven, waarom de heer Roem zijn voorstel heeft ingediend. Naar aanleiding daarvan zou ik dan willen opmerken, dat het toch wel een beetje schriel standpunt is, dat door ge noemde heeren wordt ingenomen, en dat het toch wel wat gek is, dat over het feit, dat de controleurs van de kiesver- eenigingen, die in het stemlokaal zitten, en volgens de be staande gewoonte ook een broodje krijgen, in den Leidschen Gemeenteraad een debat moet worden gevoerd, en de vraag moet overwogen worden, of dit in het vervolg niet achterwege kan worden gelaten. Naar mijne meening is het heelemaal verkeerd, om in dit opzicht eenige schrielheid te gaan betrachten. Ik voor mij vind het steeds een aanlokkelijk idéé, dat wij daar heeren van verschillende richtingen kunnen spijzigen en ook daardoor kunnen toonen, hoe wij in alle opzichten onpartijdig zijn, en daarom zou ik het niet pleizierig vinden, als daarmede gebroken werd. Ik moet zeggen ik hoop, dat de heer Fokker mij dit niet kwalijk zal nemen dat ik het erg krenterig zou vinden, wanneer die menschen, die daar den heelert dag zitten en zien, dat de andere heeren het een en ander gebruiken, geen broodje meer zouden krijgen. De Raad weetdat op dezen post al zuinigheid wordt betracht en daarom hoop ik, dat de Raad het amendement van den heer Roem niet zal aannemen. De heer Roem. M. d. V. Ik moet zeggen, dat het idee van mij zelf is en niet van den heer Fokker; maar ik meen, dat de heer van der Lip ook wel weet, wat de reden is tot mijn opmerking, nl. dat er te veel gesmuld wordt. Dien menschen, die daar eens even komen inloopen, gun ik ook wel een broodje, maar als de heeren het verrichten van dien kleinen dienst aan de gemeente, om in een stembureau te zitten af doen hangen van een meer of minder gesmeerde boterham, dan kan ik niet zeggen, dat die heeren gaarne iets voor de gemeente over hebben. De heer Sjjtsma. M. d. V. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer van der Lip, dat men toch menschen van alle partijen broodjes laat eten en derhalve niet verkeerd doet, wil ik nog even opmerken, dat het al heel oneigen aardig zou zijn, als men het wel voor de eene, maar niet voor de andere partij deed. Dat zou zeker niet goed zijn. Maar daar gaat het ook niet om. Er is echter wel eens misbruik van gemaakt. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de zuinigheid betracht zal worden, en waar de heer Roem nu voorstelt, om van deze post 200.af te nemen, omdat hij vreest, dat er anders f 200.te veel zal worden uit gegeven, meen ik den heer Roem in overweging te mogen geven, om zijn voorstel in te trekken. Er zijn zeker wel gelegenheden geweest, waarbij men misbruik gemaakt heeft; ik zelf heb als voorzitter van een stembureau wel eens een rekening moeten goedkeuren, zoo hoog, dat het nergens naar leek. Het was echter gebruikt. In den laatsten tijd schijnt het echter anders te gaan, zoodat men deze f 200.— niet van dezen post behoeft af te nemen. De heer Roem. M. d. Y. Het voorstel heeft zijn effect gedaan en ik kan het dus intrekken. De beraadslaging wordt gesloten. Volgn. 89 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 90 tot en met 103, volgn. 104 (verminderd met f 225.—), de volgnrs. 105 tot en met 113 worden achter eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Bij volgn. 114 komt in behandeling de be grooting van de Gezondheidscommissie. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 114 wordt daarop eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 115 luidende: j>Kosten van de bouwpolitie en het woningonderzoekf 6570. De Voorzitter. Dit volgn. kan worden verminderd met een bedrag van 750. De heer Heeres. M. d. V. Als ik het goed heb begrepen, stellen Burgemeester en Wethouders voor dezen post te verminderen. Daartegen zou ik willen opkomen. Burgemeester en Wethouders erkennen zelf, dat aan een systematisch woningonderzoek voordeelen zijn verbonden. Ik vind het niet goed, om dat te schorsen, ten einde daardoor een klein bedrag te bezuinigen. Die schorsing zou minder goede gevolgen hebben voor een regelmatig onderzoek. Het zou mij zeer spijten, wanneer deze post werd verlaagd, en ik zou dan ook graag stemming uitlokken over dit voorstel. De heer Fischer. M. d. V. Ik wil den heer Heeres gaarne toegeven, dat het eenig bezwaar heeft, om dat onderzoek tijdelijk te schorsen, maar heel groot zijn de bezwaren toch niet. Het onderzoek is begonnen bij de slechtste woningen, en dat is nu afgeloopen. Daarna zijn enkele andere wijken onderhanden genomen, en ook dat onderzoek is thans afgeloopen. Op het oogenblik staan wij dus aan een goed rustpunt, want wij zouden nu moeten overgaan tot een nieuw stadsgedeelte. Hoe eerder een dergelijke zaak afloopt, hoe beter, maar wanneer men in aanmerking neemt, dat de allerslechtste woningen thans onderzocht zijn, dan is er geen bezwaar om met de eenigszins betere woningen te wachten. Ik zou er dus vóór zijn, om, waar de zuinigheid zoover moet worden gedreven, ook deze bezuiniging te handhaven. De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou gaarne een enkele vraag willen stellen. Wanneer ik naga den tijd, die is ver- loopen tusschen de verschijning van het eerste en het tweede deel van het rapport, dan zullen wij waarschijnlijk binnenkort worden verheugd met een derde deel, althans als ik mag aan nemen, dat de deelen elkaar met regelmatige tusschenpoozen zullen volgen. Zal nu in dat derde deel ook voorkomen een overzicht van de bevolking der woningen Tot nu toe hebben wij een dergelijk overzicht gemist. In het eerste deel hebben wij een zeer mooi en lezenswaard overzicht gekregen van de huurprijzen; het tweede deel stond min of meer apart, want dat was uitsluitend gewijd aan de hofjes- en poortwoningen. Dat was ook heel interessant, maar het stond betrekkelijk buiten de algemeene statistieken, die men noodig heeft te raadplegen bij pogingen om tot verbetering der volkshuis vesting te komen. Ik zou op het oogenblik vooral veel prijs stellen op een overzicht van de bevolking der woningen in verband met de ruimte en zou dus willen vragen, of een der gelijk overzicht in het weldra te verschijnen gedeelte zal worden gegeven. Mocht dit al klaar zijn, dan zou ik niet zoo veel bedenking hebben tegen uitstel, hoewel ik het toch be treur, dat het geheele onderzoek niet meer achter elkander zal worden afgewerkt. Wanneer dit verslag nog niet gereed is, dan zou ik bezwaar willen maken tegen het terugnemen van dezen post. De heer Fischer. Ik wil er den heer van der Pot toch even op wijzen dat in het tweede gedeelte, dat handelt over woningen in poorten en sloppen, grafische tabellen omtrent de bevol king daarvan voorkomen. De heer van der Pot. Alleen over de hofjes. De heer Fischer. Het is de bedoeling, om het deel, dat thans onderhanden is, op dezelfde manier te behandelen, zoo dat met één oogopslag is te zien, welke de bevolking van de verschillende woningen is. Dat gebeurt door middel van grafieken. De heer Fokker. Ik zou nog even over hetzelfde volgnummer het woord willen hebben M. d. V., en wel naar aanleiding van sub c: »Onderhoud van rijwielen en in bruikleen nemen van een rijwiel bij de ambtenaren der bouwpolitie in gebruik." In de sectie is er de aandacht op gevestigd, dat nu voor eiken ambtenaar van dien tak van dienst een rijwiel voor rekening van de gemeente aanwezig is. Burgemeester en Wet houders erkennen zelf, dat het zoo is: »Twee rijwielen zijn voortdurend in gebruik bij den inspecteur en den opzichter der bouwpolitie". Kan het bureau niet met twee rijwielen volstaan? Waarom moeten er per se drie zijn? Burgemeester en Wet houders zeggen niet, dat het noodig is. In het sectieverslag staat: »Hij kan zich niet voorstellen dat alle ambtenaren tegelijk het bureau op de fiets verlaten." Eén ambtenaar kan toch in ieder geval op het bureau aanwezig blijven. De eene ambtenaar, die aanwezig blijft, heeft dan geen fiets noodig. Als er drie ambtenaren zijn, die om beurten fietsen moeten, dan kan men het met twee rijwielen doen. Waarom moeten er dan drie zijn voor rekening van de gemeente, terwijl er steeds een niet gebruikt wordt? Ik zou hier dus willen voor stellen, om hier niet voor drie, doch slechts voor twee rij wielen geld uit te trekken en dus dezen post te verminderen met /25.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 16