160 DONDERDAG 29 OCTOBER 1914. wijls daarover sprekenmaar ik vind "het verkeerd, als van te voren eenige stemming pro of contra gewekt wordt, waarbij door vele personen die verhooging een antidemocratische be lasting genoemd wordt, die op den kleinen man drukken zal. Dit kan ik wel zeggen, dat als wij met een voorstel tot gasprijsverhooging komen, dat slechts de prijs van het ge wone gas betreffen zal, dus niet van het muntgas. De heer Sijtsma, die zoo voor progressie is, zal dus moeten erkennen, dat daardoor zij die het minst kunnen dragen, niet getroffen worden, maar dat de meerdere belasting opgebracht zal worden door degenendie beter betalen kunnenwaaronder ook zonder eenigen twijfel de middenstand vallen zal. Met dezen schijnt de heer Sijtsma echter niet zooveel égards te hebben, want hij begint zijn progressie reeds bij 2100.—. De heer Sijtsma. Ik heb maar een voorbeeld genoemd! De Voorzitter. Ik moet mij toch aan dat voorbeeld hou den. Ik heb de lijst voor mij liggen en daaruit blijkt en dit ook in antwoord aan den heer Heeres dat het de bedoeling geweest is, dat de progressie geheel zou gebeuren overeenkomstig hetgeen in de afdeelingen gezegd is. Daar is gevraagd: waarom kan progressie niet met inkomens van ƒ4500.beginnen Het lid dat daarover het woord heeft gevoerd, heeft van ƒ4500.gesproken. Wanneer U dan ook op de lijst kijkt, zult U zien, dat, beginnende bij dit inkomen de stijging van het percentage ook zeer geleidelijk is. Daar, waar staan de cijfers 1, heeft men reeds progressie; het begint feitelijk reeds bij 0.4. De eerste categorie van de nieuwe progressie moet wat langer worden gemaakt, anders zouden de lagere inkomens van die categorie direct te zwaar worden gedrukt. Ik heb deze lijst doen samenstellen overeenkomstig datgene, wat in de afdeelingen is gesproken, en zooveel mogelijk de billijkheid betracht. Nu zou men bijv. kunnen zeggen: Waarom begint gij niet bij ƒ3000.Zooals de heeren zullen begrijpen, zouden dan te zeer worden getroffen diegenen, waarvan, toen degressie werd ingevoerd, werd gezegd: de kleine middenstand moet worden ontlast. Met den heer Bots en den ambtenaar heb ik geheel te goeder trouw deze lijst opgemaakt. Wanneer de heeren eerder beginnen met 1.05 wij mogen niet honger gaan dan 1.40 dan zal de opbrengst van de hoogere in komens niet worden vermeerderd. Het resultaat zou eenvoudig zijn, dat men de kleinere van de groote, of de grootere van de kleine het is hetzelfde meer zou drukken, maar niet de hoogere vermogens. De belasting in de 108e klasse zou dan niet hooger worden. Men zou de door mij nog vrijgestelde categorie eenvoudig zwaar belasten, en toch bitter weinig ont vangen. Ik wijs er op, dat het weinig aan mijn beschouwing zou veranderen, wanneer ik was gekomen met een progressie van 1.05 bij ƒ2500.Dat zou bitter weinig hebben gescheeld ook dan zou het resultaat zijn, dat men eenige meerdere op brengst zou hebben van den kleinen middenstand. Het doet mij genoegen, dat men zich in die beschouwingen heeft begeven, en het zal Burgemeester en Wethouders aan genaam zijn, wanneer zij het voorstel van de heeren ter inzage mogen krijgen, voordat het in den Raad zal worden gebracht. Ik had mij ook niet voorgesteld, dat hierover debat zou komen. Er is eenvoudig gevraagd om inlichtingen. Die zijn gegeven en het is begrijpelijk dat de heeren in één week tijd niet alles hebben kunnen nagaan. De heeren hebben ver schillende inlichtingen gekregen, en wanneer zij in debat waren getreden, zou ik hebben gezegd: Burgemeester en Wethouders doen geen voorstel, dus komt U zelf met een ontwerp. Ik weet nu, dat de heeren dit ook'doen zullen. De heer Fokker heeft gesproken over de grensuitbreiding. In de Memorie van Antwoord hebben Burgemeester en Wet houders daaromtrent de noodige inlichtingen gegeven. Wij kunnen daaraan thans niets toevoegen, zoodat de heer Fokker dit wel als den tegenwoordigen stand van zaken zal willen beschouwen. De heer Fokker sprak over bezuiniging op het gemeente verslag, maar hij houdt nogal van statistieken. Welnu, ik kan hem mededeelen, dat het gemeenteverslag dit jaar 43 pagina's minder telt dan dat van het vorige jaar. Nu zal de heer Fokker op de bijlagen wijzenmaar moet er dan een stuk van worden afgesneden? Wij zullen alleen een aan sporing kunnen geven, om de verslagen wat korter te maken. Sommige vereenigingen maken het verslag dikwijls zeer lang, maar omgekeerd is toch moeilijk om, waar de menschen ons deze verslagen gratis toezenden, te zeggen: Doe het vooral kort. Dat gaat niet. Ik geloof dus, dat het beter is, dat in het algemeen de vereenigingen zich wat zullen matigen, opdat het Gemeente verslag kortere bijlagen zal kunnen krijgen, wat dan mis schien ook tot eenige bezuiniging zal kunnen leiden. Wat het leven boven de kracht betreft, dat beteekent dit, dat wij eigenlijk onze kracht zoo weinig kennen. Ons te gaan vergelijken met andere gemeenten van onzen trant, heeft zijn eigenaardige bezwaren. Wij willen gaarne met hen meedoen en onze reputatie bijv. op onderwijsgebied handhaven, maar wij kunnen het minder goed betalen. Doen wij het niet op denzelfden voet, dan zeggen vele raadsleden: dat moeten wij toch ook hebben. Hoe wilt U dat in het vat gieten? Ik weet het niet. Vervolgklassenzwakzinnigenscholen e. d. moeten wij in Leiden ook hebben, maar dat kost geld, daar is niets aan te doen. Wij zijn als iemand met een geringer inkomen, die leven moet als iemand met een grooter inkomen. Het zal in hoofd zaak hiervan afhangen, of de bedrijven goed gaan. En daaren boven moet men niet vergeten, dat bijna nergens in Nederland het gas zoo goedkoop is als hier, hetgeen toch ook iets is, dat de menschen weer ten goede komt. Het verdere zoeken naar belastingen is ook al moeilijk. De straatbelasting is hier verworpen, de belasting op publieke vermakelijkheden, die ook nog een beetje zou opbrengen, is eveneens verworpenomdat de heeren zelf het beste eruit gehaald hebben. Wat is er voor onbillijks in, dat iemand, die zijn café aantrekkelijker maakt door een muziekinstrument, daarvoor iets betaalt? Dat wilden de heeren echter niet, net als bij de progressie. De heeren willen het in het groot doen, comedie en gehoorzaal, maar dan moet men daarnaast toch een breeden basis hebbendie ook elk iets bijdragenwant r:iet enkele lieden kunnen alles betalen. Misschien dat er nog een motie of voorstel uit den Raad komt, om een belasting op publieke vermakelijkheden in te voeren, en dan hoop ik, dat zij er door komt, maar dan ook op muziekinstrumenten, die niets geen nut doen in de wereld ik bedoel gramofoons e. d.die de kunst weinig verhoogen en waarvoor men toch ook wel wat betalen mag. Dan krijgen wij klachten, dat wij met verschillende dingen niet gekomen zijn, maar als wij van te voren al weten, dat de Raad ze niet aanneemt, waarom zullen wij in deze drukke tijden dan al dat werk verrichten Wij komen dus niet nog eens met een voorstel tot het invoeren van een straat- belasting e. d., want dat is maar nutteloos werk. Wat het schoolgeld betreft, ik zal met genoegen het voor stel van den heer Vergouwen zien inkomen. Persoonlijk voel ik daar wel wat voor, maar de inkomsten veel verhoogen zal het niet, daar het schoolgeld nooit hooger zal mogen zijn dan den kostenden prijs. En U moet ook niet vergeten, dat uit de eerste klasse scholen al heel weinig te halen zal zijn, misschien alleen wat uit de tweede klasse scholen, terwijl daarentegen verscheidene kinderen voor een lager schoolgeld moeten worden, toegelaten. Thans reeds hebben Burgemeester en Wethouders het recht, om voor het halve schoolgeld vrijstelling te geven. Dan echter zal het aantal vrijstellingen toenemen. Ik heb er niet veel tegen, maar ik geloof ook niet, dat het per slot van rekening iets zal geven ter ontlasting van de gemeente- financiën. Ik geloof hiermede de verschillende sprekers beantwoord te hebben en nogmaals, ook namens de Wethouders, wil ik den heeren dank zeggen voor de hulde, die ons betreffende ons beleid gebracht is. De heer Heeres. M. d. V. Ik zou een klein misverstand uit den weg willen ruimen, n.l. omtrent het al of niet beginnen dei- voortgezette progressie bij ƒ4500.inkomen. Ik heb die zaak ter sprake gebracht in de afdeeling, waarvan de heer Bots voor zitter was. Ik had toen verschillende uitgewerkte staten voor mij omtrent een dergelijke progressie, en ik herinner mij nog zeer goed in het debat te hebben gezegd: Wanneer deze staat zou worden gevolgd, dan zou op een inkomen van ƒ4500.— de progressie niet drukken. Toen is U juist in de vergadering gekomen; ik heb het cijfer van 4500.herhaald en dat is vermoedelijk de aanleiding, dat U den indruk hebt gekregen, dat dit inderdaad mijn bedoeling was. Ik heb dat alleen ge noemd bij wijze van voorbeeld, en heb dat getrokken uit een van de staten, die toen voor mij lagen. Het is echter zeer goed te begrijpen, dat U dien indruk hebt gekregen. De Voorzitter. Ik geloof toch, dat het in onze beschou wingen geen verandering zou hebben gegeven. Al was ik in dezen staat begonnen bij 3000.dan zou het nog precies hetzelfde zijn gebleven. Men zou dan alleen eerder moeten beginnen met het cijfer van 1,05 en ook met dat van 1,10, maar verder was het precies hetzelfde gebleven. Het eenige resultaat zou zijn geweest, dat men in plaats van 22000.nog een paar duizend gulden meer had gekregen; die zouden moeten worden opgebracht door de groote kleine of kleine groote inkomens. Het verandert dus niets aan het systeem als zoodanig. Ik dacht, dat U vasthieldt aan het cijfer van ƒ4500.maar in de practijk zou het geen verandering geven. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De Voorzitter. Alsnu komen allereerst in behandeling: de Uitgaven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 14