DONDERDAG
30 JULI 1914.
109
beeld van de Schoolcommissie, die uitvoerig heeft aangetoond,
dat er aan scholen 2de klasse zulk een groot gebrek is. Met
het oog op de groote schoolbevolking van de scholen van
den heer Hibma en Mej. Renaud, is er absoluut groote be
hoefte aan dergelijke scholen, vooral wat betreft de laagste
zes klassen. Daarin moet worden voorzien, daaraan is geen
ontkomen. Overigens kan ik mij geheel vereenigen met hetgeen
de heer Carpentier Alting heeft gezegd over de plaatsing van
de school. De stichting van een school op het terrein van
het Invalidenhuis zou voor mij ook een ideaal zijn. Men
heeft daar een rustige omgeving met overal toegangen, terwijl
de kosten een goede ƒ20,000.minder zouden zijn. Burge
meester en Wethouders zeggen op pag. 95 van hun rapport:
dit bedrag dat is de raming der kosten is zooveel
lager, dan de raming voor een nieuwe 3de klasse school aan
de Duivenbodestraat, omdat deze laatste is ontworpen voor
14 X 48 672 leerlingen, terwijl de nieuwe school der 2de
klasse op het terrein aan den Middelweg slechts bedoeld is
voor 12X30 360 leerlingen.
Nu is een aantal van 672 leerlingen iets, dat onbestaanbaar
is. Wanneer men eens 50 leerlingen in een klas plaatstdan
zou men een gemopper hooren. Er is geen school waar meer
dan 40 leerlingen per klas zijn; in de hoogere klassen veel
minder dan meer. Van dat getal van 672 kan men gerust
160 afschrijven; boven de 30 leerlingen in doorsnee per klas
komt men niet. Wanneer men spreekt van een school voor
600 leerlingen, dan is dit nominaal. Tegenwoordig, nu de
leerlingen zooveel ruimte moeten hebben, is een getal van
400 a 500 al heel mooi. Dat men dus niet op een besparing
van een ƒ22,000.zou kunnen rekenen, is niet juist. Het komt
mij voor, dat men wel degelijk rekening er mee mag houden,
dat de school op het terrein van het Invalidenhuis belangrijk
goedkooper zal zijndan de school aan de van Duivenbodestraat.
En wanneer men zegt, dat als wij op het Invalidenhuis
terrein bouwenwij dan later over dat terrein niet meer
voor andere doeleinden kunnen beschikken, dan antwoirdik:
ja, dat zal wel altijd het geval zijn; men zal zelden dat groote
terrein op eens voor iets kunnen gebruiken. Het komt mij
dus voor, dat wij verstandig zullen doen gevolg te geven
aan den wenk van de Schoolcommissie.
De heer Vergouwen. M. d. V. De eerste vraag, die ik ge
steld heb, is niet alleen niet beantwoord door den heer van
Hamel, maar zelfs verkeerd begrepen. Ik was er echter niet
verder op ingegaan, ware het niet, dat de heer van Hamel
tot tweemaal toe gezegd had, dat ik vertelde, dat er geen ge
brek was aan tweede klasse scholen. Ik heb juist in overeenstem
ming met hetgeen de Plaatselijke Schoolcommissie heeft mede
gedeeld, gezegd dat er wel degelijk gebrek was aan een dergelijke
school; maar ik heb gevraagd: Is er gebrek aan een nieuw ge
bouw Dat is een andere quaestie. Is het niet mogelijk te wachten
en te schipperen, totdat een van de derde klasse scholen kan
vervallen en de leerlingen door verschillende overplaatsingen
naar andere derde klasse scholen gedurende dien tijd op te
bergen. Wanneer men schikken wil, kan er heel veel gebeuren.
Maar de vraag die gesteld moet worden is, of er een school
gebouw noodig is. Dat is de vraag, die in den Raad beant
woord moet worden, omdat het uit de stukken niet duidelijk
genoeg blijkt. Volgens mijn gedachte, zou het op den duur
mogelijk zijn, dat het aantal leerlingen van de derde klasse
scholen zoo vermindert, dat er een school van zelf leeg komt.
Verleden jaar was het aantal met 289 leerlingen verminderd
in den laatsten tijd is het aantal eenigszins toegenomen, vooral
doordat een deel der leerlingen lot hun 13e jaar moesten
blijven, maar de heer Carpentier Alting heeft gezegd dat is
een factor, die hierbij niet in rekening moet worden genomen.
Met het oog daarop vraag ik: is de school wel noodig? Dat
is een vraag van zeer groot gewicht. Als de school niet noodig is,
kunnen wij door verschuiving van de derde naar de tweede
klasse school, een groot bedrag uitsparen.
Over de quaestie van het M. U. L. onderwijs, zooals de
heer Sijtsma dat heeft beredeneerd, geloof ik, na hetgeen do
heeren Pera en van Hamel in het midden hebben gebracht,
dat het niet noodig is daarover verder te spreken.
Wat betreft de plaats, zou ik nog even willen aanvullen
wat ik straks heb gezegd. Ik vermoedde, dat Burgemeester
en Wethouders wel duidelijk zouden maken, dat het verschil
van 20.000. waarop de neer Carpentier Alting heeft gewezen,
werkelijk niet bestaat, maar in plaats dat dit door Burgemeester
en Wethouders, ten minste door den heer van Hamel duidelijk
gemaakt is, is het juist nog aangedikt. Maar wanneer wij die
cijfers even bekijken, dan zeg ik: Het verschil van 20.000.
waarover de heeren Carpentier Alting en van Hamel spreken,
bestaat volgens mijn meening niet. Ik geef volkomen toe, dat
het cijfer van 48 leerlingen voor de derde klasse school wat te
hoog is, eveneens het cijfer 30 voor de tweede klasse scholen.
Maar wanneer de heer van Hamel zegt: nemen wij van de
672 er 172 af, dan houden wij toch nog een school van 500
leerlingen aan de Duivenbodestraat over, dan staat daartegen
over een andere school aan den Middelweg met 360 leerlingen,
en nu komt het mij voor, dat wanneer wij vergelijken die
500 met de 360 en wij nemen daarbij de kosten in aanmer
king, het voordeel van die school aan den Middelweg vervalt.
Bij de school aan de Duivenbodestraat krijgen wij daarenboven
14 klassen. Al zou die school ook meer kosten, men krijgt
daarvoor ook een grooter getal klassen en men kan meer
leerlingen bergen. Derhalve zou men dat punt geheel buiten
het debat kunnen laten en zie ik niet in, dat men er voor-
deeliger mee uitkomt.
In het algemeen is een school, als die oatworpen is door
Burgemeester en Wethouders in de Duivenbodestraat, op den
duur voordeeliger voor de gemeente, dan een als de heer van
Hamel zou willen. Ik zou nu gaarne een antwoord ontvangen
op mijn eerste vraag, aangezien dat voor mij van groot be
lang is, voor de beslissing, of ik vóór of tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zal stemmen.
De heer van Hamel. De heer Vergouwen meende, dat de bouw
van een nieuwe school niet noodig was, want dat wellicht een
school derde klasse kon worden ingericht tot een tweede klasse
school. Dat kan niet; van de 3e klasse scholen kan er werkelijk
geen een worden gemist. Anders kan men wel alle onderwijs
stop zetten. De behoefte aan een school tweede klasse is enorm
groot, zóó groot dat wij op het oogenblik 4 of 5 klassen elders
ondergebracht hebben, en dat kon alleen omdat de School
opziener hierin toestemde. Het is bepaald urgent om in die
behoefte te voorzien. Elk oogenblik krijgen wij aanvragen en
klachten, dat het zoo lang duurt. Ik kan de verantwoordelijk
heid voor een dergelijken toestand niet meer dragen. Anders
wil ik gaarne aftreden. Maar dan zou mijn eventueele opvol
ger voor hetzelfde feit staan. Men ontkomt hier niet aan de
noodzakelijkheid om met de grootste snelheid op te treden.
Om dit nog nader aan te toonen kan ik de volgende cijfers
overleggen.
In het jaar 1908 was het aantal op 15 Januari 976.
1909 1024.
1910 1081.
1911 1132.
1912 1163.
1913 1244.
1914 1283.
De behoefte aan een school tweede klasse is dringendik zou
wel eens willen weten, hoe de heer Vergouwen zich uit dien
toestand zou redden.
De heer Fokker. Met groote instemming heb ik de laatste
woorden van den heer van Hamel gehoord, waarin hij zoo
krachtig voor de bevordering van het onderwijs is opgekomen.
Ik hoor dat liever dan de woorden van den heer Vergouwen
die meent, dat er nog wel een tijdje kan worden gesukkeld
en geschipperd. Ik geloof, dat terecht in het licht is gesteld,
dat de behoefte aan schoolruimte heel groot is om behoorlijk
in het onderwijs te kunnen voorzien. Nu is het eene andere
quaestie op welke wijze. Er is nu door den heer Sijtsma
het denkbeeld aan de hand gedaan om wel over te gaan tot
den bouw van een school aan de van Duivenbodestraat, maar
dan op het oogenblik niet te beslissen, zooals Burgemeester
en Wethouders voorstellen, om het gebouw aan de Lange-
brug te bestemmen tot een tweede klasse schoolmaar dan
later te beslissen of dat gebouw niet kan worden gebruikt
voor een school voor M. L. De heer Pera heeft zich
daartegen verzet, omdat hij meent, dat in de behoefte aan
M. U. L. onderwijs voldoende wordt voorzien door bijzon
dere onderwijsinrichtingen. En de heer van Hamel heeft
gezegd, dat er eigenlijk meer een groote behoefte bestond
aan lagere klassen. Aanvankelijk had ik gemeend, dat beide
behoeften wel waren te combineeren en dat aan de school
voor M. U. L. O., behalve de lagere klassen, nog wel een
paar hoogere klassen konden worden toegevoegd.
Ik geloof, dat het hier wel is de vraag van de kosten, die
de heer Pera in het debat heeft geworpen, en die Burge
meester en Wethouders niet hebben onderzocht, ten minste
het resultaat van het onderzoek is niet in de stukken neer
gelegd, hetgeen op het oogenblik veel gewicht in de schaal
legt bij de beoordeeling van de vraag, of men zulk een
M. U. L. O.-school zal stichten. Dit is een soort van onder
wijsinrichting, die bij ons nog niet bekend is en naar aan
leiding van de loffelijke getuigenis, die de heer Pera over
dergelijk onderwijs in den Raad heeft gegeven, moet ik wel
zeggen, dat het tijd wordt, dat men in die behoefte gaat
voorzien. Dan zullen wij zien, dat degenen, die op het oogen
blik gaan naar de school, door den heer Pera genoemd,
zullen terugkomen naar de Gemeenteschool, voor zoover zij
niet erg gesteld zijn op de bijzondere richting een ver
langen, dat ik gaarne eerbiedig die aan de andere scholen
den boventoon voert. Tot dusverre genieten velen het ge
wone lager onderwijs, aangezien zij op deze scholen den
prikkel missen, dat zij den eindsport kunnen bereiken en