110 adressante ingesteld, is ons gebleken, dat hare inkomsten tegenwoordig, na aftrek van huishuur en fondsgeld, 2.40 meer bedragen dan verleden jaar, aangezien hare kinderen in staat zijn iets meer in de huishouding bij te dragen. Zonder eenige toelage van de gemeente zal het haar echter nog niet mogelijk zijn in het onderhoud van haar en haar gezin te voorzien. In verband met hare meerdere inkomsten is er echter wel aanleiding de toelage van 5 te verminderen tot f 3.50 per week. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan de weduwe J. G. den Tonkelaar, na afloop van den termijn, gedurende welken haar ingevolge raadsbesluit van 24 Juli 1913, eene toelage ad f 5 's weeks wordt uitgekeerd, alsnog gedurende één jaar eene gratificatie van ƒ3.50 per week van gemeentewege toe te kennen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad dei' Gemeente Leiden. Geelt eerbiedig te kennen Joh» Petton"» van der Kaay weduwe van den 17 April 1901 overleden Boekhouder der Gemeentelijke Bank van Leening, J. G. den Tonkelaar wo nende te Leiden Pieter de La Courtstraat 5, dat uwe ver gadering om 24 Juli 1913 heeft besloten aan Haar een weke- lijksche toelage te verstrekken van 5 en wel voor den tijd van een jaar, dat die termijn weldra zal verstreken zijn. Uat hare kinderen, nu nog bij haar thuis, drie in getal, niet in staat zijn zooveel voor het onderhoud van de huis houding bij te dragen, dat zij de toelage der Gemeente reeds zou kunnen missen. Dat haar 17 jarige zoon bij den Heer Buurman een week loon van 5,41 heeft. Dat haar 15 jarige dochter wordt opgeleid voor Hoofd onderwijzeres van de Bewaarschool en van af October '13 een jaarlijksch inkomen heeft van 60. Bat haar jongste zoon voor rekening van de L. M. v. W. de school van den Heer »Hipma" bezoekt. Dat twee van de uitwonende kinderen een deel van de huishuur betalen, maar dat de totale inkomsten toch niet zoo zijn dat zij zonder de toelage van de gemeente zou kunnen leven Reden waarom zij beleefd vraagt de toelage zoo mogelijk opnieuw te willen verleenen Het welk is doende uw Dienstwillige Dienaresse Wed. J. G. den Tonkelaarv. d. Kaay. Leiden, 9 Juli 1914. N°. 182. Leiden, 12 Augustus 1914 Tegen inwilliging van het hierbijgaand verzoek van A. de Poorte bestaat bij ons college geenerlei bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging aan A. de Poorte, op diens verzoek, met ingang van 16 September a. s., eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van Opzichter dei' Gemeentewerken alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 29 Juli 1914. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren! Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Abraham de Poorte, opzichter van gemeentewerken Uwer Gemeente; dat hij is benoemdals opzichter teekenaar .bij Publieke Werken van Amsterdam; dat hij op grond daarvan, onder dankzegging voor het in hem gestelde vertrouwen, UEdelachtbaren beleefd verzoekt, hem met ingang van 16 September e. k. eervol ontslag als opzichter van gemeentewerken Leiden te willen verleenen. 't Welk doende enz. A. de Poorte. N°. 183. Leiden, 14 Augustus 1914. Ingevolge de artt. 3 en 4 der Wet van 5 April 1870 (Staatsblad No. 63), moet vóór den len September a.s. door den Gemeenteraad aan den Commissaris der Koningin een opgave worden ingezonden voor de benoeming van drie leden van het College van Zetters voor 's Rijks directe belastingen, bestaande uit tweemaal zooveel personen als er leden te benoemen zijn. Op den laatsten December van dit jaar moeten volgens rooster aftreden de heeren G. van Uriel, A. Ruigrok en J. P. J. van Ewijk, die evenwel herbenoembaar zijn. Wij geven U mitsdien in overweging tot de vaststelling van deze opgave over te gaan, waarvoor wij U hierbij eene aan beveling aanbieden. Opgave van personen ter benoeming tot Zetter van 's Rijks directe belastingen. I. 1°. GOVERT VAN DRIEL, wonende te Leiden, architect, geboren 11 September 1853. 2°. PIETER JACOBUS VERHOOG, wonende te Leiden, metselaar, geboren 17 December 1872. II. 1°. ALDERT RUIGROK, wonende te Leiden, vleesch- houwer, geboren 18 April 1847. 2°. L1ENUS ADR1AAN WERNER, wonende te Leiden, vleeschhouwer, geboren 25 April 1863. III. 1°. JOH AN PETER JACOB VAN EWIJK, wonende te Leiden, behanger, geboren 14 Juli 1866. 2°. ROELAND DE WILDE, wonende te Leiden, rnanu- facturier, geboren 1 Januari 1872. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 184. Leiden, 14 Augustus 1914. In het begin van dit jaar ontvingen wij nevensgaande missive van de Directie der Hollandsche Electrische Spoorweg- Maatschappij, waarin zij verzocht te mogen vernemen, of ons College bereid was Uwe Vergadering voor te stellen de aan te leggen spoorweglijn NieuwveenTer Aar te beschouwen als eene uitbreiding van haar spoorwegnet in de Haarlemmer meer en omgeving, waarvoor geen afzonderlijke boekhouding behoefde te worden gevoerd. De Commissie van Financiën, wier advies wij inwonnen, was, zooals uit haar mede afgedrukt rapport blijkt, te dezer zake niet eenstemmig. De meerderheid toch zag in de voorgenomen uitbreiding van het spoorwegnet geen direct belang voor Leiden en ver klaarde daarom alleen dan geen bezwaar te hebben tegen de door de Directie voorgestelde regeling, indien te verwachten was, dat de exploitatiekosten der nieuw aan te leggen lijn ongeveer zouden worden gedekt. De minderheid daarentegen was van oordeel, dat, ongeacht de financieele uitkomst, de bedoelde uitbreiding van het net in het belang van het geheel moest worden genoemd en dus ook in het belang van alle subsidie gevende gemeenten. De zaak diende h. i. krachtig te worden bevorderd. Hoewel wij ons in deze volkomen konden vereenigen met bet advies der minderheid, verzochten wij toch aan de Directie ons eene ontwerp-exploitatie-rekening voor de nieuwe lijn alsnog te doen toekomen. Kennisneming daarvan schonk ons de overtuiging, dat van de lijn NieuwveenTer Aar eer een voordeelig, dan een nadeelig saldo is te verwachten, weshalve wij alle vrijheid vonden aan de Directie te berichten, dat onzerzijds geen bezwaar bestond, het gevraagde voorstel bij U aanhangig te maken, zoodra de tot standkoming der lijn verzekerd was. Aangezien die tot standkoming, nu bij de wet van 13 Juli 1914 een renteloos voorschot uit 's Rijks schatkist ten behoeve der lijn is toegekend, geacht kan worden verzekerd te zijn, geven wij U thans in overweging aan Uw besluit van 6 Juni 1907, gewijzigd bij besluiten van 9 Juli 1908 en 24 Juli 1913, houdende voorwaarden, waaronder aan de Naamlooze Vennoot schap «Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij" een subsidie is verleend ten behoeve van den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen in de Haarlemmermeer en omgeving, de navolgende bepaling toe te voegen: XVI. De aan te leggen spoorweglijn Nieuwveen—Ter Aar zal worden beschouwd als een uitbreiding van het spoorwegnet der Maatschappij, waarvoor geen afzonderlijke boekhouding behoeft te worden gevoerd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Amsterdam, 31 Januari 1914. Wij hebben de eer Uw College hierdoor te berichten dat ons reeds in het jaar 1910 door plaatselijke belanghebbenden is verzocht over te willen gaan tot den aanleg eener spoor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 8