115 Leiden 12 Augustus 1914. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren! Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Jac. Baart en P. J. Bomli, respectievelijk voorzitter en secretaris van een Comité, gevormd uit den Leidschen Bestuurdersbond en de Afdeeling Leiden der S. L). A.P., domicilie kiezende Decima- straat 28a. dat zij de aandacht van Uw College vestigen op de buiten gewone omstandigheden, waarin de vakvereenigingen zich door den huidigen oorlogstoestand, ten opzichte van de zorg voor de werkelooze leden, zien geplaatst en waardoor de uitkeering der werkeloozensteun een onmogelijkheid wordt. dat zij meenen, dat het volkomen op Uw weg ligt, de vakvereenigingen bijtestaanteneinde deze in staat te stellen aan hun verplichtingen te voldoen. dat zij daarom Uw College beleefd verzoeken de vakver eenigingen, welke in normale omstandigheden hun leden een werkeloozenuitkeering waarborgen, door het geven van een subsidie per werkeloos lid, in de gelegenheid te stellen hun verplichtingen natekomen en dezen moeilijken tijd door te komen. dat zij tevens de vrijheid nemen, om, mocht Uw College onverhoopt ons verzoek niet inwilligen, dan toch in ieder geval Uw College te verzoeken, de werkeloozenuitkeeringen van de bij het Gemeentelijk Werkeloozenfonds aangesloten vereenigingen voor rekening der Gemeente te doen komen. 't welk doende Jac. Baart, Voorzitter. P. J. Bomli, Secretaris. N°. 192. Leiden, 20 Augustus 1914. Blijkens nevensgaand schrijven acht het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds met het oog op de buitengewone tijdsomstandigheden verhooging van haar jaarlijksch subsidie ad f 2250 met f 2000 voor 1914 noodig. In verband hiermede, alsook met het feit, dat zelfs in gewone tijden, tengevolge van de toeneming van het aantal aangesloten vereenigingen, met de in art. 1 der verordening van 23 April 1908, regelende den door de gemeente te ver- leenen steun ter bevordering van de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 1 Februari 1912 (Gem. Blad n°. 3), genoemde subsidie ad f 2250 'sjaars niet langer kan worden volstaan, verdient het tevens aanbeveling in dat artikel niet langer een vast bedrag te noemen, doch te bepalen, dat de subsidie jaarlijks bij de behandeling der gemeente-begrooting zal worden vastgesteld. Herhaalde wijziging der verordening wordt dan voorkomen. Onder verwijzing overigens naar de missive van het be stuur geven wij u derhalve thans in overweging: a. vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging der verordening van 23 April 1908 (Gem. Blad No. 13) regelende den door de gemeente te verleenen steun ter bevordering van de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 1 Februari 1912 (Gem. Rlad No. 3). Art. 1, derde lid van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »De inkomsten van het fonds bestaan uit een jaarlijks bij de behandeling der gemeente-begrooting vast te stellen sub sidie, voorts uit andere subsidies, makingen en schenkingen." b door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving een bedrag van 2000.te onzer beschik king te stellen, ten einde die als extra subsidie aan het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds te kunnen uitkeeren Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is nog f 3552.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 Augustus 1914. Zooals Uw College zich herinneren zal vestigden wij eeni- gen tijd geleden zie ons schrijven van 6 April jl. No. 20 Uwe aandacht op de wenschelijkheid om de middelen, waarover ons Fonds beschikt, te versterken. Wij wezen er op, dat in den laatsten tijd het aantal toegelaten vereenigingen snel was vermeerderd en dat deze winter voor het eerst na vele jaren een tijdperk van langdurige vorst bracht; twee oorzaken, die het onvoldoende van het subsidie in een helder daglicht stelden. Terwijl wij dit met cijfers aantoonden, deden wij uitkomen dat, dank zij eeuige overschotten uit vroegere jaren, aanvul ling onzer middelen niet voor het late najaar van 1914 noodig zou zijn. Wij rekenden daarbij op een normale zomerperiode van weinig of geen werkloosheid. Tengevolge van den buitenlandschen oorlog die op den economischen toestand ook in ons land van noodlottigen invloed is en bijzonderlijk op de arbeidsmarkt ongunstig werkt, is echter plotseling een werkloosheid ontstaan, waar van de omvang thans nog niet te ramen is, doch die verster king onzer kas onmiddellijk urgent maakt. Waar toch de gemeente door de stichting van het Werk loozenfonds de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid heeft willen bevorderen en zelfs in art. 7 der desbetreffende verordening (Text afgedrukt in Gemeenteblad No. 3 van 1912) voorzien heeft, dat buitengewone omstandig heden buitengewone steun noodzakelijk konden maken, zou het een vreemden indruk maken, indien juist nu het Fonds niet in staat zou zijn op de uitkeeringen der vereenigingen een bijslag te verleenen. Toch zal dit zeer spoedig het geval zijn, daar het Fonds nog slechts over f 350 beschikt, tenware de Raad dezer gemeente door het toestaan van de noodige gelden, de geregelde verleening van bijslag zou ver zekeren. Hoewel de onzekerheid omtrent den vermoedelijken omvang der werkloosheid een raming bemoeilijkt zou thans naar ons oordeel ongeveer een bedrag van f 2000.— (tweeduizend gulden) noodig zijn. Ons Bestuur toch verwacht dat er wel termen aanwezig zullen zijn om gebruik te maken van de bevoegdheid neergelegd in art. 7 laatste lid der verordening. Wij wenschen er echter nadrukkelijk op te wijzen, dat onze aanvrage van nu uitsluitend het gevolg is van den nood der tijden en dat zij dus moet worden beschouwd afgescheiden van de duurzame verhooging van het subsidie,' reeds in ons aangehaald schrijven bij U bepleit als ook zeer wenschelijk. In verband met bovenstaande hebben wij de eer Uw Col lege beleefd te verzoeken den Raad een voorstel te willen doen om aan het Gemeentelijk Werkloozenfonds een buiten gewoon subsidie van f 2000 toe te staan. Het ware ons aangenaam, indien Uw College deze aange legenheid zoo zou willen bespoedigen, dat in de Raadsverga dering van 27 Augustus a. s. de beslissing kon vallen. Het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds, P. E. Briët, Voorzitter. J. Draaijer, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 193, Leiden, 20 Augustus 1914. Ook over het hierachter afgedrukte adres van den Voor zitter en den Secretaris van het Comité uit den Leidschen Bestuurdersbond en de afdeeling Leiden der S. D. A. P. in zake het van gemeentewege verstrekken van voeding aan de schoolgaande kinderen zij het ons vergund U reeds thans ons gevoelen kenbaar te maken. Om verschillende redenen meenen wij U te moeten ontra den eene beslissing, als door adressanten gewenscht, te nemen. In de eerste plaats achten wij de indiening van het adres al zeer voorbarig, nu het onderwijs op de gemeentelijke scholen nog niet eens is -begonnen en er dus ten opzichte van de leerlingen dier scholen bezwaarlijk sprake kan zijn van schoolkindervoeding. Doch ook afgescheiden hiervan gelooven wij, dat school kindervoeding niet direct noodig is, aangezien zoowel door het hier ter stede opgerichte Steuncomité als bij het toeken nen der Rijksvergoedingen aan de gezinnen van onder de wapenen zijnde personen, juist rekening wordt gehouden met de grootte van het gezin. Bij het vaststellen van het bedrag der ondersteuning en der Rijksvergoeding wordt er wel degelijk op gelet, of een gezin uit veel of weinig kinderen bestaat. Indien er echter, niettegenstaande een en ander, toch be hoefte zou komen aan speciale voeding der schoolkinderen, dan gelooven wij, dat het initiatief in deze veilig kan worden overgelaten aan de hier gevestigde Yereeniging voor School kindervoeding, die op dit gebied haar sporen heeft verdiend. Die vereeniging zou dan ongetwijfeld trachten voor het door haar beoogde doel gelden van particulieren alsook van het Steuncomité te verkrijgen en mocht zij er aldus niet in sla gen voldoende geldmiddelen bijeen te verzamelen, bij de ge meente aankloppen om toekenning van een extra subsidie, waarvoor dan alleszins termen aanwezig zouden zijn. De gemeente zou er dan verzekerd van zijn, dat de school kindervoeding op goede wijze geschiedde en dat versnippering werd voorkomen. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering EEN1G ARTIKEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 13