112
De betaling der gelden, vermeld onder de volgnummers
86 t/m 208, tezamen uitmakende een bedrag van 8955.41
zal moeten geschieden uit den post voor Onvoorziene Uit
gaven van 1914.
Tegenover deze nog te betalen gewone uitgaven staat, dat
van het Rijk nog de volgende gelden, het dienstjaar 1913
betreffende, kunnen worden ingevorderd, te weten:
a. een bedrag van 97.615 wegens ontsmetting van vee
wagens in 1913;
b. een bedrag van 1245.125 wegens bijdrage in de door de
gemeente over 1913 gedane uitgaven voor ontsmettingen in
verband met het heerschen van besmettelijke ziekten onder
de menschen;
c. een bedrag van ƒ2849.—, hetgeen van bet Rijk kan wor
den teruggevorderd wegens te veel betaalde grondbelasting
voor de gestichten Endegeest en Voorgeest, aangezien deze
gestichten, na reclame, door Gedeputeerde Staten grootendeels
onbelastbaar zijn verklaard.
Verder zal ook over 1914 een bedrag van 2849 wegens te
veel betaalde grondbelasting voor Endegeest en Voorgeest
kunnen worden teruggevorderd, zoodat op een hoogere ont
vangst van 97.615 ƒ1245.125 2849.— -f 2849.—
ƒ7040.74 op den dienst 1914 kan worden gerekend en dus
volgn. 56: Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande
behoorende en volgn. 225: Onvoorziene Uitgaven beide met
dat bedrag kunnen worden verhoogd. Feitelijk komt zoo
doende slechts 8955.41 ƒ7040.74 ƒ1914.67 ten laste
van het op den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1914,
nog beschikbare bedrag ad 5800.
De ten laste van den dienst 1914 over te brengen buiten
gewone uitgaven ten bedrage van 1.566.628,315 (volgnrs
229 t/m 257) kunnen worden gedekt door verhooging der
buitengewone ontvangsten met 1500.wegens de nog van
het Hoogheemraadschap Rijnland te ontvangen bijdrage in
de kosten van de vernieuwing der Driegatenbrug in den
Zijldijk en door verhooging van den post: Geldleening ter
voorziening in de kosten van buitengeivone werken met het
restant ad 1565128.313.
Deze laatste verhooging is slechts eene administratieve
regeling; het bedrag toch van ƒ1565128.315 is reeds begrepen
in de leening van 1914, waarvan de opbrengst voor het
geheel op dat dienstjaar is geboekt.
Wij geven U thans in overweging te besluiten tot vast
stelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootings-
staat, dienst 1914 en van den mede hierbij gevoegden staat,
model A, strekkende tot betaling van de bedragen sub 17,
tot een gezamenlijk bedrag van ƒ8955.41, uit den post voor
Onvoorziene Uitgaven van 1914.
Aan den Gemeenteraad. Rurg. en Weth. van Leiden.
N°. 186. Leiden, 17 Augustus 1914.
In verband met het besluit Uwer vergadering van 26 Maart
j.l. (Ingek. Stukken n°. 66) om, voor den tijd van 3 jaar, toe
te treden tot het door de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten opgelichte Centraal Bureau van Verificatie, tegen
eene jaarlijksche bijdrage van ten hoogste 1000.moet
een nieuw artikel aan de begrooting voor 1914 worden toe
gevoegd:
Volgn. 85a. Kosten voortvloeiende uit de toetreding tot hei
Centraal Bureau van Verificatieingesteld door de Vereeni
ging van Nederlandsche Gemeenten666.67
Aangezien het bureau 1 Mei 1914 in werking is gelreden, wordt
voor het jaar 1914 een bedrag van 666.67 (8/is van ƒ1000.—)
uitgetrokken.
Tot gedeeltelijke dekking van dit bedrag kan worden over
gegaan tot verhooging van den ontvangstpost volgn. 56
DAndere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende"
met333.34
Op dat artikel worden toch geboekt de bijdragen in de
kosten van het Bureau van Verificatie te betalen door de
gemeentebedrijven, over wier administratie zich de controle
van het bureau uitstrekt, t.w. de Gestichten »Endegeest-
Voorgeest-Rhijngeest" en de Stads Bank van Leening. De
jaarlijksche bijdrage voor elk dier inrichtingen is bepaald op
250.zoodat over 1914 eene ontvangst van 333.34
(8/i2 van 500) verwacht kan worden.
Het restant of 333.33 de kosten van controle over de
administratie van den Gemeente-Ontvanger en over die van
het Openbaar Slachthuis kan worden gevonden door ver
mindering van den post Onvoorziene Uitgaven", waarop thans
nog 3885.33 beschikbaar is.
Tevens stellen wij U voor om volgn. 223a der uitgaven
y>Beta1ing van de tegemoetkomingen aan onderwijzers bij het
lager onderwijs, bedoeld in de wet van 6 Juni 1913 Stbl
n°. 239)", thans voor Memorie uitgetrokken, te verhoogen met
4290.—
De bovenbedoelde tegemoetkomingen, de z.g. kindertoeslag,
zullen volgens de ingediende opgaven, over het jaar 1914,
4290bedragen.
Waar evenwel het totaal bedrag dezer tegemoetkomingen
door het Rijk, ter betaling aan de belanghebbenden, aan de
gemeente wordt uitgekeerd, zal het eveneens voor Memorie
uitgetrokken volgn. 55a der ontvangsten y>Uitkeering uit 's Rijks
kas ter betaling van de tegemoetkomingen aan onderwijzers
bij het lager onderwijs bedoeld in de wet van 6 Juni 1913
Stbl. n°. 239)" met gelijk bedrag moeten worden verhoogd.
Wij geven U alsnu in overweging tot de voorgestelde
begrotingswijzigingen te besluiten door vaststelling van den
hierbij overgelegden begrootingsstaat, model C.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 187. Leiden, 18 Augustus 1914.
Tegen inwilliging van bijgaand verzoek van den heer H.
Bolt, om eervol ontslag ais onderwijzer met verplichte hoofd
akte aan de openbare Jongensschool 2e klasse alhier, bestaat
bij ons geen bezwaar.
Wij geven U derhalve in overweging aan den heer H. Bolt,
op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen uit zijne betrek
king van onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de open
bare Jongensschool 2e klasse alhier en dat ontslag te doen
ingaan op 1 September 1914.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 27 Juli 1914.
Edelachtbare Heeren!
ündergeteekende, H. Bolt, onderwijzer aan de Jongensschool
2e Klasse, verzoekt beleefd hem wegens benoeming tot onder
wijzer te Bloemendaal ontslag te verleenen met ingang van
1 September 1914.
Tot, toelichting van het niet in acht nemen van den daar
voor bepaalden termijn verwijst hij beleefd naar de achterzijde
van dit blad.
Hoogachtend
Uw dw. dr.
H. Bolt.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 188. Leiden, 18 Augustus 1914.
Hoewel nevensgaand adres van den Voorzitter en den Secre
taris der afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche
Gemeentewerklieden nog niet door Uwe Vergadering in handen
van ons College ten line van praeadvies is gesteld, hebben
wij toch gemeend U reeds thans daaromtrent ons gevoelen
kenbaar te moeten maken, aangezien het uit den aard der
zaak aanbeveling verdient, dat reeds in Uwe eerstvolgende
vergadering eene beslissing omtrent het in het adres vervatte
verzoek wordt genomen.
Wij kunnen echter geen vrijheid vinden U voor te stellen
eene gunstige beschikking daarop te nemen.
Ingevolge artikel 19 van het reglement voor de werklieden
in dienst van de gemeente Leiden, vastgesteld bij raadsbe
sluit van 31 Mei 1905 en gewijzigd bij raadsbesluit van
24 Maart 1910, wordt aan de werklieden, die ter vervulling
hunner militaire plichten worden opgeroepen, tijdens hun
verblijf onder de wapenen 80 van het loon uitgekeerd,
voor zooveel zij gehuwd zijn of, ongehuwd zijnde, als kost
winner voor anderen moeten worden beschouwd, terwijl de
overige ongehuwden 35 van hun loon ontvangen.
Deze percentages, die in 1905 resp. op 50% en 25% wer
den vastgesteld, zijn in 1910 tot de genoemde cijfers verhoogd,
teneinde bij verblijf onder de wapenen de uitkeering volgens
een zoo billijk mogelijken maatstaf te doen plaats hebben.
Er is dus nu geen enkele reden, om van dien billijken maat
staf af te wijken en het loon der gehuwde werklieden en
der kostwinners ten volle uit te keeren en aan de ongehuwde
niet-kostwinners een hooger percentage dan 35 toe te
kennen. De werklieden in betrekking bij de gemeente, die
thans zijn opgeroepen voor den militairen dienst, verkeeren
trouwens in veel gunstiger omstandigheden dan hunne col
lega's in particulieren dienst, die zich onder de wapenen
bevinden. Laatstgenoemden lijden in ieder geval veel grooter
schade, terwijl hun de vrees boven het hoofd hangt, dat zij
na ontslag uit den militairen dienst hunne vroegere betrek-