DONDERDAG
9 JULI 1914.
95
niet zooveel voelen als de heer Roem; zij zullen moeten al-
gaan op de deskundigen, die bij Burgemeester en Wethou
ders in dienst zijn. En in dit geval lijkt het mij toe, dat men
best kan oordeelen, ook al is men geen deskundige, over het
voorstel, gelijk dit door Burgemeester en Wethouders is in
gediend, en dat men daarvoor zooveel tijd niet van noode
heeft. Ik voor mij vind het zeer eenvoudig en gemakkelijk te
overzien.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou er alleen op willen
wijzen, dat het heel jammer is, dat het uiterlijk van het
gebouw door dezen bijbouw nogal zal lijden. Men mag het
mooi of leelijk vinden, het heeft een zekeren stijl die mee
bracht, dat er eene symmetrische verdeeling was van de
ramen met de deur in het midden. Door dezen bijbouw nu
wordt de linkerzijde verlengd en gaat dus de symmetrie ver
loren. Het uiterlijk zal er dus niet mooier op worden. Ik wil
daarom geen bezwaar maken tegen het voorstel; het lijkt
ook mij de beste oplossing, maar ik zou er op willen aan
dringen, dat men voor dien bijbouw niet den stijl van 1914,
maar dien van 1883 volgt, zoodat hij zooveel mogelijk zal
aansluiten aan het bestaande gebouw, ik dring daarom hierop
aan, omdat het ook wel eens anders is gebeurd, en men dan
haast altijd een leelijk geheel verkrijgt.
De heer Botermans. Wanneer in het vervolg de teekeningen
behoorlijk werden opgehangen aan den wand, zou men mij
daarmede een groot genoegen doen, dan kunnen wij ze be
hoorlijk beoordeelen. De teekeningen rollen anders door elkaar.
Laat men ze aan den wand ophangen, dan is het voor de
heeren Raadsleden makkelijker te beoordeelen, hetgeen de heer
van der Pot heeft gezegd over het stuk van den bij te bouwen
vleugel. Ik heb het gezien; het is heel aardig opgelost door
den Directeur van Gemeentewerken en ik heb er ook geen
bezwaar tegen, maar zou het wenschelijk vinden als dergelijke
teekeningen, die ter inzage worden gelegd, werden opgehangen,
dat is eene kleine moeite.
De Voorzitter. Wij zullen overwegen of het mogelijk is.
Er zijn deze keer een massa stukken geweest, zoodat ik niet
weet of er ruimte genoeg zou zijn geweest om al die teeke
ningen op te hangen, maar wij zullen overwegen of aan Uw
verzoek kan worden voldaan.
Verlangt nu nog iemand het woord over het voorstel?
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Waar eenige heeren
aandringen op uitstel, zou ik willen vragen of daartoe geen
voorstel is gedaan.
De Voorzitter. De heeren hebben allen tijd gehad om een
voorstel in te dienen en ik heb niets ontvangen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
praeadvies besloten.
XXII. Voorstel:
a. tot bestemming van het gebouw der school 3e klasse No. 4
aan de Langebrug voor eene nieuwe school der 2e klasse voor
jongens en meisjes, zoodra de sub b bedoelde school gereed is;
b. tot het bouwen van eene nieuwe school der 3e klasse op
het aan de gemeente toebehoorende terrein aan de Duiven-
bodestraat
c. tot beschikbaarstelling van gelden benoodigd voor den
bouw der sub b en de verbetering der sub a bedoelde school.
(Zie Ing. St. No. 152.)
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een motie van den
heer Sijtsma luidende:
»Ondergeteekende stelt voor punt 22 der agenda daarvan af
te voeren en de behandeling er van uit te stellen tot een
volgende vergadering"
Voorts nog een van den heer Botermans luidende:
»Ondergeteekende stelt den Gemeenteraad voor niet over
te gaan tot den bouw van een derde klasse school op een
terrein, deel uitmakende van het voormalig Invalidenhuis,
noch dat van de Duivenbodestraat, maar Burgemeester en
Wethouders uit te noodigen naar een beter en geschikter
terrein uit te zien."
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij eigenlijk refereeren
aan hetgeen ik zooeven heb gezegd. Mijn grootste bezwaar is
ontleend aan de omstandigheid, dat de Raad de stukken niet
op tijd ontvangen heeft.
Het bezwaar, dat ik straks opperde is nu nog veel en veel
grooter, omdat bij dit voorstel in de Leeskamer een massa
stukken liggen, zoudat, wanneer men die alle wilde lezen,
daar verbazend veel tijd mee gemoeid zou gaan. Ik wil hier
mede zeggen, dat alleen het lezen mij wel 4 dagen tijd gekost
zou hebben.
Men ziet allerlei rapporten van de Schoolcommissie, van
den Directeur van Gemeentewerken, van hoofden van scholen
liggen. Men krijgt lijsten met cijfers in roode, zwarte en groene
kleuren, en wanneer iemand ze niet bestudeert, weet hij er niets
van. Wij weten wel, dat er zich eenige belangrijke vragen voor
doen. In de eerste plaats de vraag of er een nieuwe tweede klasse-
school of eene nieuwe derde klasseschool moet komen en
een tweede klasseschool in een school derde klasse. In de
tweede plaats, waar die eventueele tweede- of derde-klasse-
school moet komen te staan. Wanneer het lange overleg tus-
schen Burgemeester en Wethouders en de Schoolcommissie,
waar wij natuurlijk niets van af weten, tot eenstemmigheid
had geleid, zouden wij met den heer Vergouwen zeggen»wij
leggen bij het wijs beleid der deskundige Colleges met ons
leekenverstand ons neer." Maar die zijn het niet met elkaar
eens, en nu hebben wij geen gelegenheid gehad ons een oordeel
over beiderlei opvattingen te vormen. Wanneer over deze kwes -
tie gedebatteerd zal worden, zal het zijn tusschen U, M.d. V.,
den heer Carpentier Alting en den heer Pera, die zich in deze
zaak hebben kunnen werken. De overigen zullen zich stil
moeten houden, omdat zij er niets van weten, de heer Ver
gouwen incluis, al zal het hem misschien een weinig zwaar
vallen. Behalve de plaats der nieuwe school en de kosten
daaraan verbonden, komt nog de kwestie waar Burgemeester
en Wethouders het met de Plaatselijke Schoolcommissie wel
over eens zijn, welk karakter de eventueel te bouwen school
zal moeten dragen. Kortom wij hebben dit voorstel niet ernstig
kunnen onderzoeken. Ik zou er niet over kunnen spreken en
er ook moeilijk over stemmen. Ik zou mij derhalve genood
zaakt zien om bij stemming mij te verwijderen.
Daarom stel ik voor, dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering, dan zijn wij in de gelegenheid geweest de zaak
goed te onderzoeken.
De Voorzitter. Wordt de motie van den heer Sijtsma
voldoende ondersteund? Zoo ja, dan maakt zij derhalve een
onderwerp van behandeling uit.
De heer Botermans. M. d. V. Ik kan mij met geen van
beide plaatsendie in bet voorstel worden genoemdveree
nigen. Ik vind het Invalidenhuis te afgelegen. Bovendien
zijn de toegangswegen zeer slecht. Maar dit nog daargelaten,
zou ik het bejammeren om het Invalidenhuis voor dit doel
af te breken. Ik ben van het Invalidenhuis naar de Duiven
bodestraat gegaan. Ik dacht daar te vinden eene flinke straat,
en nu blijkt het dat het veel meer een slop is dan een straat.
Het straatje 10 M. breed en 45 M. lang loopt dood. Men
loopt aan tegen eene oude schutting, die afsluit de tuinen
aan de Schelpenkade; aan de rechterzijde van dat straatje ligt
nu het bouwterrein voor de nieuwe school. Nu vind ik het
verkeerd om een bedrag van f 82000 te voteeren voor een
gebouw, dat als het ware daar in een hoekje wordt weg
gestopt.
Als men ziet hoe aangenaam gelegen zijn de laatst nieuw
gebouwde schoten aan de Medusa- en Paul Krugerstraat dan
begrijp ik niet waarom men eene school van f 82000 in zoo'n
afgelegen hoek moet gaan zetten. Dit is mijn bezwaar tegen
de Duivenbodestraat. Moet men tusschen beide plaatsen kiezen,
dan heb ik nog liever het terrein van het Invalidenhuis, dan
dat aan de Duivenbodestraat.
De Voorzitter. Wordt de motie van den heer Botermans
ondersteund
Aangezien de motie niet voldoende wordt ondersteund, maakt
zij geen onderwerp van bespreking uit.
Alvorens over te gaan tot stemming over de motie van
den heer Sijtsma wil ik er nog een enkel woord over zeggen.
De heer Sijtsma zegt, dat het hier hetzelfde geval is als
met het Gymnasium. Dit stuk was evenwel nog later gereed
dan het andere. Wij hebben alle moeite gedaan om het nog
in de laatst verschenen stukken-uitgave op te nemen, omdat er
zoo'n haast bij de zaak is. De Wethouder van Onderwijs was
daar bijzonder op gesteld. De heeren moeten niet vergeten,
dat wij misschien de volgende vergadering onvoltallig zullen
zijn. Men stelt er prijs op, dat de zaken zoo vlug mogelijk
worden afgedaan, en nu we daartoe ons best doen, wordt er
eene bemerking over gemaakt.
Ik kan mij voorstellen dat IJ het betreurt, dat U de stukken
wat laat gekregen hebt, maar U behoeft daarover geen aan
merking te maken, want we kunnen er niets aan doen. Het
staat natuurlijk aan U, mijne heeren, om het voorstel van
den heer Sijtsma al of niet aan te nemen. Als wij de stukken
bijv. gisteravond hadden uitgegeven, en men deed het voorstel
de behandeling van dit punt uit te stellen, dan zouden wij
er zeker geen aanmerking op maken. Men kan echter niet