DONDERDAG 28 MEI 1914. 71 daarom de oprichting van deze bank zeer toejuichen, ook om dat er bijna geen risico aan verbonden is. De Voorzitter. Ik wensch nog een paar woorden toe te voegen aan hetgeen door den beer Reimeringer is gezegd. De heer Vergouwen is erg pessimistisch gestemd over het volstorten en heeft gezegd: zie eens, wij kunnen wel een ver gadering bijeenroepen, wanneer er 80 van het bij de oprich ting gestorte maatschappelijk kapitaal weg is, maar men kan ook in eens groote verliezen lijden. Nu ben ik het met den heer Reimeringer eens, dat ons risico in deze zaak niet zoo heel groot is. De heer Vergouwen stelt het geval, dat een kantoorlooper met een zeer groot bedrag op den loop gaat. Maar vooreerst lijkt het mij ondenkbaar, dat de Directie van de Bank zoo onvoorzichtig zou zijn om aan een looper zulk een groote som toe te vertrouwen, tenzij de Bank daarvoor geassureerd is. Zulke gevallen moet men buiten beschouwing laten. En dat geldt ook voor iedere andere instelling. Het is overmacht. Wanneer bij een gewone naamlooze vennootschap 75 van het kapitaal weg is, is men eerst volgens het Wet boek van Koophandel verplicht tot liquidatie over te gaan. Wij riskeeren nooit meer dan 80 van de 10 die we gestort hebben, bij een eerlijke behandeling van zaken. Diefstal eri dergelijke moet men natuurlijk uitschakelen en dan vind ik dat er aan deze zaak weinig of geen risico verbonden is. Natuurlijk kan elke zaak op den duur slecht gaan, maar zelfs in het ergste geval is onze schade dan betrekkelijk gering. Wat het stellen van borgtocht betreft, we moeten daarover niet te zeer in bijzonderheden treden. Ik vind dat men dit in ieder geval aan de directie moet overlaten. En bovendien wat geeft borg tocht voor een boekhouder of ontvanger, wanneer men ziet. wat voor sommen hij moet ophalen of wegbrengen. Wat de heer Vergouwen ons heeft medegedeeld van dien directeur in Weenen, ik geloof best, dat dit gebeurd is, maar dat is lang geleden. Vroeger werden de boeken niet nagezien door een accountant, maar door Commissarissen, die voor dat werk niet berekend waren, van wie althans een deugdelijke, nauw keurige controle niet te vergen is. Willen zij het goed doen, dan mogen zij wel 3 maanden verlof nemen, of beter nog mededirecteur zijn. Om de zaken na te rekenen, heeft men een accountant noodig. Die directeur in Weenen heeft jaren lang geknoeid, en dit is langzamerhand geworden een bedrag van een millioen, zonder dat men er iets van gemerkt had. Ja, als men zoo onverstandig is om aan een onbetrouwbaar persoon mee te .geven eene som van ƒ50000, waarmee hij zich snel uit de voeten maakt, en van welk bedrag niets meer te recht komt, dan moet men zulk een verlies dragen, maar dit is een geval van overmacht. Slaagt de onderneming niet, dan riskeert men in het onderhavige geval niet meer dan 80% van de 10%, die men gestort heeft, dat is voor Leiden ƒ2400. Dat het deelnemen aan deze Bank niet op den weg der gemeente zou liggen, zie ik niet in. Ik geloof ook wel, dat het voor kleinere gemeenten van meer nut zal zijn dan voor Leiden. En wie zegt welk een toekomst een zoodanige Bank heeft? In België bestaat de «Crédit Communal Beige". Dit is een van de grootste Banken in België. Die onderneming gaat zeer goed. Daarvan leenen groote gemeenten. Men heeft het zelfs zoo ver gebracht, dat deze instelling bezit een grootboek, waarop voor minderjarigen mag worden belegd. Ik denk nu wel niet, dat de op te richten Bank zich heel spoedig zoo forsch zal ontwikkelen, maar ik heb dit vooibeeld aangehaald tegenover den heer Vergouwen, die het voorstelt, alsof het hier geldt eene Bank met millioenen, waar bijv. Amsterdam en Rotterdam van leenen zullen. Dit is natuurlijk de bedoeling niet. Ook schakelen we de tusschenpersonen niet uit. Het voordeel dat Leiden van de Bank kan hebben, zal toch niet zonder beteekenis zijn. Stel, dat we op het eind der maand voor een dag of 3 een vrij groot bedrag noodig hebben; dat wordt duur. Dit geld kan men nu van deze instelling krijgen; de rente komt er weinig op aan; of het is 5 of 6% dat scheelt maar enkele guldens. Omgekeerd kan men veel geld in kas hebben, dit kan men dan, al is 't maar voor eenige dagen aan deze Bank geven. U zult zeggen: dat kan men evengoed bij een particulier bankier geven. Dit is niet waar, want ieder bankier is er niet op geëquipeerd om zooveel onderpand te geven. Deze Bank evenwel kan het doen. Dat het zoo'n last zou zijn om altijd met menschen op andere plaatsen te moeten handelen, zie ik niet in. Groote Banken hebben hare relaties ook bui ten hare gemeente; ook deze bank zal dat hebben, zoodat door ons in Leiden gestort zal kunnen worden. Ik ontken ook niet, dat wij tot nog toe altijd goed bediend zijn, maar toch zijn aan het werken met deze Bank grootere voordeelen verbonden. Al geef ik toe, dat die voordeelen voor de kleinere ge meenten belangrijker zullen zijn, voor onze gemeente be staan zij in elk geval ook. Er zijn zoo dikwerf zaken in het leven geroepen, die tegenover de gemeenten stonden, en nu er iets ten behoeve van de gemeenten in het leven wordt geroepen, moeten wij ons ook niet onttrekken. Gaandeweg ontwikkelt zich ook een vereenigingsleven ten behoeve van de gemeenten en daaraan moeten wij medewerken. Wij moe ten niet altijd eerst vragen of uitrekenen, welk voordeel wij ei precies van'zullen hebben; wij moeten ook medegaan omdat deze zaak voor kleinere gemeenten van voordeel kan zijn. Zoo vertrouw ik, dat ook Den Haag wel zal willen mededoen. Ik herhaal, dat voor het tijdelijk opnemen of plaatsen van kasgeld de instelling voor Leiden van veel belang kan zijn. Het risico acht ik werkelijk zeer gering. Het zou alleen diefstal moeten zijn, want voor koersverlies zal men wel niet bang behoeven te zijn. Het is geen Bank, die haar geld belegt of ooit zal beleggen in bijv. Russische effecten. Maar tegenover dat geringe risico staat dan ook eenige winst. Zoo krijgt men aandeel in de overwinst, al moet die ook dienen tot volstorting; in ieder geval wordt die hoe langer hoe groot.er. Dat zal nu wel niet den hoof- delijken omslag doen dalen, maar het geldt hier dan ook slechts het deelnemen voor een bedrag van 3000.— en de voordeelen aan de deelneming verbonden, zijn voor Leiden niet geheel zonder belang. Wij kunnen daarvan mede profitee- ren en, dat is de groote zaak, mede helpen tot het tot stand brengen van iets, dat wellicht voor andere gemeenten van veel grooter belang is. Dat is ook wat waard. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou willen vragen hoe men er toe is gekomen om in eens voor 30000.aandeelen te nemen. Ik meen dat aan het gemeentebestuur is gevraagd om deel te nemen voor 20 a 30 aandeelenwaarom zullen wij nu dadelijk het hoogste getal nemen En dan nog een andere vraag. Ik wil nu eens aannemen dat er aan de zaak weinig risico is verbonden, maar waarom moest nu juist deze vorm worden gekozen, waarom nu een kapitaal waarop slechts 10% is gestor t. Wanneer er zoo weinig risico is, waarom dan geen kleiner kapitaal, maar volgestort. En wanneer het waar is, dat de gemeente door deze Bank goedkooper zal worden ge holpen dan door anderen, zal dan het aandeel in de winst, niet heel klein zijn? En ten slotte meen ik, dat in het praeadvies die quaestie van het risico toch wel wat te gunstig wordt voorgesteld. In een ongunstig geval, wanneer moet worden bijgestort, zal het gemeenteverlies niet beperkt zijn tot de 80% van de ƒ3000, maar m. i. zal dit verlies veel grooter zijn. Als er 80% van het gestorte kapitaal verloren is, kan men besluiten tot liquidatie, maar, wanneer een dergelijk besluit niet wordt ge nomen, maar integendeel, niettegenstaande hetgeen verloren is, wordt besloten om bij te storten, dan kunnen er zich weer omstandigheden voordoen, waardoor weer wordt verloren. In dat geval zal Leiden niet slechts verliezen 80 van de 3000 maar veel meer dan gestort is. En nu zou ik willen vragen mag de Gemeenteraad daaraan het geld der belastingbetalers wagen? Was het eene persoonlijke aangelegenheid, dan moet men het zelf weten, hoeveel men in de waagschaal wil stellen, maar, waar het betreft geld der belastingbetalers, geloof ik niet, dat men dit mag doen. Daarom zou ik willen vragen: Is het niet beter om, wanneer men er een verlies van 2400 voor over heeft, te zeggen: wij storten eene som van ƒ2400 en dan zijn wij er verder van af. De heer Vergouwen. M. d. V. Het zij mij vergund den heer Fokker te antwoorden op zijne vraag over de storting van 2400. De samenstelling van de Bank is van dien aard, dat men geen nieuw kapitaal wil hebben door middel van vol gestorte aandeelen maar door middel van obligatiën. Men had de keus tusschen volgestorte aandeelen en aan deelen met 10% storting. Men kon grooter resultaat verwachten door uitgifte van aandeelen, waarop 10% gestort moet worden, dan door middel van volgestorte aandeelen. Daarom is de samenstelling van deze Bank zoo praktisch mogelijk. En hierop is dus m. i. geene aanmerking te maken. Ik wil evenwel nog een enkel woord zeggen. Ik ben niet fel gekant tegen deelname aan deze Bank, maar ik ben er ook niet zoo enthousiast voor als Burgemeester en Wethouders. Ik vraag mij zelf af: Wat doet de gemeente in de kou? Er is aan zulk eene instelling altijd risico verbonden. En nu geven Burgemeester en Wethouders van deze instelling eene voorstelling, als of het eene zeer noodige zaak geldt, zonder bijzondere risico. Dat optimisme kan ik niet deelen. Daar zijn menschen, die altijd juichen, zoodra er gesproken wordt van het ter hand nemen van een bedrijf door de ge meente. Deze menschen die theoretisch daarmee op hebben, zullen nu ook zeggen: eene gemeentelijke credietbank valt in onzen smaak. Men mag evenwel niet vergeten, dat het hier niet gaat om een stuk theorie maar dat deze zaak moet worden bezien uit een praktisch oogpunt. Voor kleine gemeente is de op te richten Bank misschien van meer beteekenis, maar voor haar bestaat toch de Maat schappij van Gemeentecrediet en bovendien zijn er particu liere kassiers, die de kleine gemeenten heel goed bedienen. Deze hebben derhalve geen behoefte aan zulk eene bank. Van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 5