GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
x;i'.kiini:\ stikk f.\.
31
N°. 63. Leiden, 17 Maart 1914.
In verband met de binnenkort te verwachten opening van
de buitengewone lagere school voor zwakzinnige kinderen in
een deel van het Caecilia-Gasthuis alhier, bieden wij U hier
nevens eenige conceptverordeningen en instructies ter vast
stelling aan.
De concept-verordeningen en instructies zijn ontworpen na
ingewonnen advies van het door U benoemde hoofd der
school, den heer P. Boet, terwijl over de verordening voor de
buitengewone school ook de Plaatselijke Schoolcommissie en
de Districts-Schoolopziener zijn geraadpleegd.
De heer Boet heeft bij zijn advies rekening gehouden met
de regelen, in acht te nemen bij het toekennen van Rijks
subsidie ten behoeve van scholen voor zwakzinnigen en met
de bestaande verordeningen voor de buitengewone scholen te
's Gravenhage en te Utrecht, en ons verder in overweging
gegeven zooveel mogelijk de bepalingen over te nemen uit de
hier ter stede geldende verordeningen voor de gewone scholen
voor lager onderwijs.
De verschillende artikelen der verordening voor de buiten
gewone school behoeven weinig toelichting. In hoofdzaak
meenen wij dus met verwijzing naar den inhoud zelf en naar
de toelichting van den heer Boet in zijn ter visie liggend
rapport te kunnen volstaan. Slechts bij artikel 7, waarin de
regeling der jaarwedden van het onderwijzend personeel is
opgenomen, moeten wij een oogenblik stilstaan, aangezien
hieromtrent in ons College geen eenstemmigheid bestaat.
De jaarwedde voor het hoofd der school is, overeenkomstig
ons voorstel van 30 October 1913 (Ingek. Stukken no. 287)
200 hooger. dan die van de hooiden der gewone lagere
scholen der 3e en 4e klasse in deze gemeente, terwijl ten
opzichte van de jaarwedden van de onderwijzers(essen) van
bijstand rekening is gehouden met de subsidieregelen en de
in LTtrecht geldende salarissen. In verband hiermede is de
aanvangsjaarwedde voor een onderwijzer of onderwijzeres, in
het bezit der hoofdakte gesteld op f 1200, die voor een onder
wijzeres zonder hoofdakte op f '1000.Bij gebleken geschikt
heid en dienstijver wordt de eerstgenoemde wedde zesmaal,
de laatstgenoemde viermaal verhoogd met f 100, telkens na
twee jaren dienst als vastaangesteld onderwijzer(es) aan eene
openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager
onderwijs.
Tot zoover is ons College eenstemmig. Verschil van gevoe
len bestaat echter over de toekenning van verhooging ad ƒ75
'sjaars wegens tegemoetkoming in de huishuur.
De meerderheid wil deze tegemoetkoming alleen geven aan
die onderwijzers, die gehuwd zijn of weduwnaar met inwonende
kinderen en den leeftijd van 28 jaar bereikt hebben. Zij kan
toch niet inzien, waarom weduwnaars zonder inwonende kin
deren in het genot der tegemoetkoming zouden moeten wor
den gesteld. Deze zijn gelijk te stellen met ongehuwde onder
wijzers, die evenmin de toelage ontvangen. Ook art. 26 der
wet op het lager onderwijs eischt slechts, dat de weduwnaars
met inwonende kinderen eene tegemoetkoming in de huishuur
ontvangen.
De minderheid kan dit standpunt niet deelen. In de eerste
plaats komt het haar voor, dat een weduwnaar zonder inwo
nende kinderen niet is gelijk te stellen met een ongehuwd
persoon, aangezien hij in den regel een grootere woning zal
blijven bewonen. Doch afgescheiden hiervan, kan de min
derheid niet inzien, waarom hier incidenteel voor de onder
wijzers aan de buitengewone school eene andere regeling zou
moeten worden getroffen, dan voor de onderwijzers aan de
overige scholen dooi' den Raad is vastgesteld. De Raad heeft
in artikel 14 der salarisverordening van 7 December 1911
(Gem. Blad 41) bepaald, dat alle weduwnaars van 28 jaar en
ouder de tegemoetkoming ontvangen en de minderheid wil
daarom diezelfde regeling ook voor de onderwijzers der buiten
gewone school vastgesteld zien. Art. 26 der wet op het lager
onderwijs staat hier buiten, aangezien niets den Raad ver
biedt verder te gaan, dan in dat artikel is bepaald, zooals
dan ook inderdaad in art. 14 der verordening voor de onder
wijzers aan de gewone lagere scholen geschied is.
De meerderheid van haar kant vindt in een en ander geen
aanleiding haar gevoelen te wijzigen. Er is h. i. geen enkel
bezwaar, om voor de onderwijzers aan de buitengewone
school eene andere regeling vast te stellen, dan voor de overige
onderwijzers geldt en zij meent daarom eene regeling, die zij
verkeerd acht, niet te mogen voorstellen. Als men zich op
het standpunt der minderheid stelt, zou het consequent zijn
niet alleen de weduwnaars met en zonder inwonende kinderen
van 28 jaar en ouder, doch ook de weduwnaars beneden 28
jaar de tegemoetkoming te geven.
De overige artikelen behoeven, gelijk gezegd, niet nader te
worden toegelichl.
De verordening, regelende het geneeskundig toezicht op
de scholen en den werkkring van den schoolarts, die regelende
het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen en eenige
artikelen uit de verordening, regelende de inwendige inrichting
der scholen en uit de salaris verordening zijn toepasselijk
verklaard.
De instructie voor het hoofd der school en die voor de
onderwijzers(essen) van bijstand komen overeen met de
instructies voor de hoofden en voor het onderwijzend personeel
aan de gewone lagere scholen. Slechts wijzigingen, die met de
buitengewone school verband houden, zijn aangebracht, terwijl
de naam »hulppersoneel" is veranderd in «onderwijzers eti
onderwijzeressen van bijstand."
De verordening, regelende de heffing van het schoolgeld, bepaalt
dit voor de leerlingen verschillend, al naarmate zij afkomstig
zijn van een eerste, tweede, derde of vierde klasse school. De
bedragen komen overeen met het schoolgeld, dat de leerlingen
zouden hebben moeten betalen, indien zij op de gewone
lagere school waren gebleven.
De invorderingsverordening geeft geen aanleiding tot op
merkingen.
Op grond van een en ander geven wij U alsnu in over
weging tot vaststelling van de navolgende verordeningen over
te gaan.
VERORDENING voor de buitengewone school voor Lager
Onderwijs, te Leiden.
Artikel 1.
De buitengewone school voor lager onderwijs is bestemd
voor kinderen, ingezetenen der gemeente Leiden, die door
zwakke geestvermogens ongeschikt zijn om het onderwijs aan
eene gewone school voor lager onderwijs te volgen, maar van
wie verwacht mag worden, dat het onderwijs aan eene buiten
gewone school voor hen vruchtdragend zal zijn.
Kinderen, lijdende aan lichamelijke of geestelijke gebreken,
waarvan gevaar is te duchten voor andere kinderen of stoornis
in den gang van het onderwijs, worden tot deze school niet
toegelaten.
Art. 2.
De aangifte van leerlingen geschiedt, voor zooverre het
leerlingen betreft, ingeschreven op de gewone scholen voor
lager onderwijs in de eerste helft der maand April.
Leerlingen van buitengewone scholen voor lager onder
wijs in andere gemeenten kunnen, indien zij in deze gemeente
komen wonen, tusschentijds worden geplaatst.
Het schooljaar vangt aan op den eersten Maandag van
de maand Mei.
Art. 3.
De kinderen, die door het hoofd eener gewone lagere
school, na overleg met de ouders of verzorgers, voor plaatsing
op de buitengewone school worden aangegeven, moeten ge
durende tenminste één jaar eerstgenoemde school hebben
bezocht, tenzij Burgemeester en Wethouders van deze bepaling
ontheffing verleenen.
Zij worden onderworpen aan een onderzoek, in te stellen
door het hoofd der buitengewone school voor lager onderwijs
en een of meer door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen geneeskundigen. Bij dit onderzoek is, zoo mogelijk,
een der ouders of verzorgers, bij voorkeur de moeder of een
der naaste vrouwelijke familieleden, tegenwoordig. Deze ont
vangen daarvoor eene schriftelijke oproeping.
Na dit onderzoek wordt door Burgemeester en Wethouders,
behoudens goedkeuring van den Districts-Schoolopziener, be
slist, of de kinderen al dan niet worden toegelaten.
Reeds toegelaten leerlingen kunnen, wanneer blijkt, dat
zij niet in staat zijn het onderwijs te volgen, herhaaldelijk de
orde verstoren, veelvuldig de school verzuimen, of voor de
andere leerlingen hinderlijk of gevaarlijk zijn, op voorstel van
het hoofd door Burgemeester en Wethouders, behoudens goed
keuring van den Districts-Schoolopziener, van de school
worden verwijderd.
Kinderen, ouder dan 15 jaren, mogen de school niet bezoe
ken, tenzij met goedkeuring van den Districts-Schoolopziener.
Art. 4.
Het onderwijs aan deze school omvat: het lezen, het
schrijven, het rekenen, de beginselen der Nederlandsche taal,
de eerste beginselen der aardrijkskunde, de eerste beginselen
van de kennis der natuur, het zingen, de eerste oefeningen
van het handteekenen, de vrije en orde-oefeningen der gym
nastiek, de nuttige handwerken voor meisjes en den handen
arbeid (slöjd).
Het onderwijs wordt gegeven volgens een leerplan, dat
opgemaakt wordt door het hoofd der school en vastgesteld