30
tijd, dat de straf wordt ondergaan, geen aanspraak op wachtgeld.
Burgemeester en Wethouders kunnen, zoolang een op wacht
geld gestelde naar hun oordeel een slecht levensgedrag leidt,
de uitkeering van het wachtgeld doen ophouden.
In beide gevallen kunnen zij echter ten behoeve van het
gezin van den op wachtgeld gestelde geheel of gedeeltelijk
over het vrijgevallen wachtgeld beschikken.
Art. 12.
Van de besluiten van Rurgemeester en Wethouders ter
uitvoering dezer verordening genomen, kunnen belangheb
benden binnen 3 maanden in beroep komen bij den ge
meenteraad.
Art. 13.
De wachtgelden worden jaarlijks op de gemeente-begrooting
in uitgaaf gebracht.
Art. 14.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 October 1913.
2°. vast te stellen de navolgende tabel:
TABEL voor de waardeering van het genot van vrije voeding,
vrije kleeding en vrije woning ter bepaling van
pensioensgrondslagen van gemeente-ambtenaren, na
1 October 1913 aangesteld.
Waardeering van liet genot
van vrije voeding en kleeding.
Voeding
Bij jaarwedden tot
f 400.ƒ200.—
boven
400.— tot 500.- »225.~
en verder voor iedere
100.hoogere
wedde 25.meer
(gedeelten van 100
voor ƒ100 gerekend).
Maximum. »850.
Kleeding
Voor den hoofd-inspec-
teur, de inspecteurs
en de adjunct
inspecteurs van
politie100.
Voor de hoold-agen-
ten van politie 92.50
Voor de agenten van
politie85.
Voor de havenrecher-
cheurs100.
Voor de brugwachters 65.
Waardeering van liet genot
van vrije woning.
Bij v r ij e w o n i n g a 11 n,
Vb van het bedrag der jaar
wedde, met een minimum van
100.—
Bij vrije woning met inbegrip
van vuur en licht, 1li van het
bedrag der jaarwedde, met een
minimum van 150.
Indien behalve vrije woning
ook vrije voeding genoten
wordt, wordt de vrije woning
berekend op Vs van het ge
zamenlijk bedrag van de jaar
wedde en van dat, waarop vol
gens kolom 1 de voeding
gewaardeerd is.
3°. aan het raadsbesluit van 25 September 1913 (lngek.
Stukken No. 242) betreflende het gedeeltelijk verhaal van de
bijdragen, door de gemeente ten behoeve van den inkoop van
in haar dienst doorgebrachte jaren verschuldigd, welk besluit
werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van
18 November 1913 No. 44, sub 6, 2° toe te voegen: »de op
1 October 1913 in dienst zijnde tijdelijke ambtenaren
worden bij eventueele definitieve aanstelling geacht het ge
deelte van de inkoopsom, bedoeld in art. 46, 2e lid der Pen
sioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913, te hebben
betaald."
4°. ons .College voorloopig te machtigen uit het gemeentelijk
pensioenfonds voor weduwen en weezen van gemeente-ambte
naren te betalen de uitgaven, in de toelichting vermeld
sub a t/m. e.
5°. ons College te machtigen, aan de inzenders van het
afgedrukte adres te antwoorden, dat alleen de zegelkosten
van de aanstellingen, bedoeld in art. 59 der Pensioenwet voor
de gemeente-ambtenaren 1913, ten laste der gemeente zullen
worden genomen en dat verder bij de in het adres bedoelde
werkzaamheden aan de ambtenaren zooveel mogelijk hulp van
gemeentewege zal worden verleend.
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden.
Leiden 28 Februari 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
EdelAchtbare Heeren,
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Annokkee;
Gustaaf, Adolf en Limburg; Johannes, Jacobus: resp: voor
zitter en secretaris van den Bond van Nederlandsche Ge
meentewerklieden afd: Leiden, goedgekeurd bij Koninklijk
Besluit van 4 December 1906, gevestigd te Leiden, Vaart
kade 8;
dat zij Uwen Raad beleefd maar dringend verzoeken wel
te willen besluiten, dat alle onkosten en werkzaamheden voort
vloeiende uit de opname in het Rijkspensioenfonds voor Ge
meente-ambtenaren en hunne weduwen- en weezen, benevens
die, voortvloeiende uit de aanvragen voor eigen- en weduwen-
en weezenpensioen, voor rekening van de gemeente zullen
worden genomen;
dat zij zoo vrij zijn voor een nadere motiveering van dit
verzoek te verwijzen naar bijgaande memorie van toelichting.
't Welk doende enz.
G. A. Annokkee, Voorzitter.
J. J. Limburg, Secretaris.