DONDERDAG 26 FEBRUARI 1914. 33 wetten de dienstjaren voor de agenten in vroegere ge meenten meetellen, wanneer zij naar eene andere gemeente vertrekken. Wanneer wij nu wat de traktementen betreft, niet blijven op dezelfde hoogte als waarop bet salaris is vastgesteld in andere gemeenten van denzelfden omvang als Leiden, dan zou dit tengevolge hebben, dat de agenten, na hier hunne opleiding te hebben genoten, heengaan naar eene ge meente, waar de salarieering voor hen beter is. Nu gun ik gaarne den agenten een verhooging, maar om de inwerking treding nog weer te vervroegen, is werkelijk niet noodig. Men moet ook niet vergeten, dat de meeste agenten dit jaar al een aanzienlijke verhooging hebben gehad; 33 van de 74 agenten hebben den lsten Juli hun periodieke verhooging ontvangen, terwijl binnenkort ook verscheidene agenten zul len worden benoemd tot agent 1ste klasse, zoodat in dit jaar het gros van de agenten niet zal krijgen een verhooging van f 25.— maar van f 50.—. Ook omdat het hier zoowat gebrui kelijk is om de drie jaren de traktementen te herzien, valt de periodieke verhooging weer samen met de nieuwe rege ling. Daarbij valt dan nog te bedenken, dat in 1913 vele agenten zijn gevallen in de periodieke verhooging, zoodat wij het wenschelijk vonden om de nieuwe regeling met 1 Juli te doen ingaan. In Utrecht heeft men iets dergelijks gedaan. In Utrecht is ook voorgesteld een nieuwe regeling in te voeren, maar er staat wel degelijk onder punt 2. dat het besluit in wer king zal treden met 1 Januari 1914, behoudens dan dat de bepaling van het minimum en maximum van de jaarwedden van de brigadiers, hoofdagenten, agenten 1ste klasse en agen ten 2de klasse, eerst zal gelden van 1 Januari 1915 af en deze voor 1914 zullen worden bepaald als volgt en dan heeft men ook de helft genomen. Men moet toch ook te rade gaan met de gemeentefinaneiën. Het is nu werkelijk een jaar, dat de druk der belasting nog al te voelen zal zijn. Wij heb ben de verhooging van de opcenten op het personeel en daarenboven zullen de heeren wel niet vroolijk kijken, wan neer ik te zijner tijd kom met een voorstel om het ver- menigvuldigingscijfer van de inkomstenbelasting op meer dan 5 te stellen. Het volgende jaar hoop ik, dat de gemeente in betere conditie zal zijn, omdat dan de baten uit de gas- en electriciteitsfabrieken meer zullen opleveren, doordat de buitengemeenten meer zulleh gaan opbrengen. Het spreekt van zelf, dat dergelijke regeliDgen eerst langzaam doorwer ken; de eerste jaren zijn altijd onvoordeelig, maar het vol gende jaar zal de druk hoop ik minder zijn. Daarom hebben wij nu voorgesteld om bij wijze van overgangsbepaling de verhooging te geven voor een half jaar. En wij vonden daar toe te meer vrijheid omdat, zooals ik reeds zeide, de meeste agenten dit jaar al een verhooging hebben gehad, ten ge volge van hun periodieke verhooging, want de vorige ver ordening is in werking getreden in 1911. Zeer velen hebben den lsten Januari van dit jaar f 25.verhooging verkregen en thans zullen zij den lsten Juli weer f 25.meer ontvangen. Daarom blijven wij van meening, dat er niets tegen is om de verordening nu in werking te rloen treden op 1 Juli. De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik nog een enkele opmerking toevoegen aan hetgeen U hebt aangevoerd tegen het amendement van de heeren Fokker c.s. Zooeven hebben wij een nieuwe salarisregeling vastgesteld voor de ambtenaren ter secretarie en daarin komt ook de bepaling voor, dat die regeling in werking treedt met 1 Juli 1914. Om de door U genoemde redenen, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend, dat beide salarisregelingen in wer king moeten treden op 1 Juli a.s. Voor de ambtenaren ter secretarie is dit voorstel van Burgemeester en Wethouders zonder slag of stoot aange nomen. Nu zou het toch wel hoogst onbillijk zijn om voor eene andere categorie van ambtenaren een ander systeem te volgen. Ook om deze reden verdient het m.i. aanbeveling om deze verordening in werking te doen treden met 1 Juli en dus het voorgestelde amendement te verwerpen. De heer Fokker. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen de heer van der Lip heeft gezegd, wil ik bekennen, dat ik het betreur daaraan bij de behandeling der salarisregeling der ambtenaren ter secretarie niet te hebben gedacht. Heropening van het debat over deze verordening is niet meer mogelijk, anders zou ik in denzelfden geest bij die verordening alsnog een voorstel doen. Ik heb niet gezegd, M. d. V., zooals door U wordt beweerd, dat de agenten hier ter stede in bezoldiging zoozeer achter staan bij hunne collega's in andere gemeenten. Ik heb gezegd, dat het gebleken is, dat de Raad de trak tementen der politieagenten te laag vindt. Maar waarom laat men die nieuwe regeling dan niet dadelijk ingaan, en waarom moet ei' tot 1 Juli worden gewacht? Ten slotte zou ik nog dit willen opmerken. Men moet niet denken, nu er eenmaal eerie salarisverhooging is aangenomen, die noodig was, omdat het tengevolge van het in werking treden der Pensioenwetten voor de agenten zooveel gemakke lijker is geworden naar elders te vertrekken, dat zij nu toch niet meer weggaan, en dat wij de verhooging nu wel kun nen laten ingaan over een maand of vier. Neen, wanneer men de traktementen te laag vindt, moet men de stap ten volle doen, en de verhooging onmiddellijk doen ingaan. Zeker, het zal een offer voor de gemeentekas kosten, maar die som zal zoo groot niet zijn, vergeleken bij hetgeen er voor velen wordt verkregen. Het zal aan de gemeente kosten eene som van ƒ1125. Het is wel eene heele som, maar hoewel ik er altijd op gesteld ben om de zuinigheid te betrachten, geloof ik, dat in dit geval de zuinigheid de wijsheid zou bedriegen. Ik handhaaf derhalve mijn amendement. De Voorzitter. Nogmaals moet ik het amendement van de heeren Fokker c. s. bestrijden. Er bestaat geen enkele reden om bet aan te nemen. De heer Fokker heeft gezegd, dat de positieverbetering geen drie maanden uitstel zou kunnen lijden. Dit is niet waar. Zoo slecht zijn de traktementen hier niet. Was er zoo'n dringende reden, dan had de Raad moe ten voorstellen de verhooging te doen ingaan met 1 Januari. De groote reden, waarom is voorgesteld de salariëering te verhoogeri, is om de agenten te weerhouden van te sollicitee- ren naar andere gemeenten. Daar behoeven wij nu niet voor te vreezen, waar de agenten weten, dat met 1 Juli de nieuwe salarisregeling in werking treedt. Men zal tevreden zijn, dat over korten tijd de Verhooging intreedt. Ik ben het eens met den heer van der Lip, en ik zeg hem voor zijn opmerking dank, dat het onbillijk zou zijn de nieuwe salarisregeling voor de eerie categorie van ambtenaren te doen ingaan met 1 Juli en voor de andere categorie met 1 April. Binnenkort zal er ook eene salarisregeling komen voor de brugwachters. Hoe moeten wij dan daarmede handelen? Wij willen de traktementen verhoogen, maar als overgangsmaat regel hebben wij den ingang bepaald op 1 Juli. Te meer is hierin niets onbillijks, omdat, ik herhaal dit nog eens, velen dit jaar hunne periodieke verhoogingen hebben ontvangen. Ik geloof, dat de agenten in hunne binnenkamer zeer tevreden zullen zijn. Het amendement van de heeren Fokker, Sijtsma, van der Eist en Botermans wordt in stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenvan der Eist, Fokker, Pera, Sijtsma, Vergouwen, Zwiers en Botermans. Tegen stemmen de heerenP. J. Mulder, van Hamel, Bots, van der Lip, Fischer, Aalberse, van Gruting, Briët, Carpen- tier Alting, van Tol, van der Pot, de Boer, Bosch. Korff, Roem, Reimeringer, Driessen, A. Mulder, Heeres, Korevaar en Hartevelt. De beraadslaging wordt gesloten en art. 6 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Ai t. 7 wordt zonder beraadslaging of hoofdeliike stemming aangenomen. Daarop wordt eveneens de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. De agenda is hiermede afgehandeld, alvorens tot de rondvraag over te gaan, geef ik het woord aan den heer Fischer, die het gevraagd heeft. De heer Fischer. De Raad heeft eenigen tijd geleden, al is het dan niet zoo gemakkelijk gegaan, toch groote sommen gevoteerd voor het tot stand komen van eenige bouwwerken, die verband houden met de gemeente-reiniging, met de vuil verbranding enz. Nu is het zeker een rechtmatig verlangen van de leden van den Raad om eens te zien, waarvoor en hoe die gelden zijn besteed. Ik kan daarom mededeelen, dat het voornemen bestaat om binnenkort de leden van den Raad uit te noodigen onder deskundige leiding de gebouwen, die met den gemeentelijken reinigingsdienst verband houden in oogen- schouw te nemen. Die gebouwen zijn reeds een paar maanden in gebruik en het zou dus wellicht eenige verwondering kunnen wekken, waarom nu eerst de gelegenheid wordt gegeven om de gebouwen te bezichtigen. Dat is echter geschied in het belang van de heeren zelve, want alles was nog niet geheel in orde; wij hebben nog al te kampen gehad met vorst. En aangezien de leden van den Raad waarschijnlijk niet verzekerd zijn tegen ongelukken, wilden wij ze gaarne daartegen ook vrijwaren. Den juisten datum voor de bezichtiging kan ik op het oogenblik niet opgeven, maar het zal binnenkort zijn. De heer Vergouwen. M. d. V. Er kwam dezer dagen een patroon bij mij zijn beklag doen en ik heb hem gezegd, dat ik zijne mededeeling hier in de vergadering ter sprake zou brengen over het volgende. Hij had, zeide hij, op een Vrijdag een paar losse werklui noodig. Op een vraag aan een paar werklieden om hem te helpen, weigerden deze echter, omdat dit hun zou te staan komen op een verlies van uitkeering uit het werkloozenfonds. Zij wilden hem wel 's Maandags helpen. Wanneer het nu werkelijk zoo is, dat die menschen door op Vrijdag te gaan werken schade zouden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 9