32 DONDERDAG 26 FEBRUARI 1914.
opinie zijn, omdat ik altijd gaarne in vrede en vriendschap met
den Raad samenwerk, doch nergens in de wet kan ik lezen, dat
de Raad hierin eenige zeggenschap heeft. Het geldt, zooals ik
zeide, hier alleen een salarisregeling en daarbij is het zelfs
nog de vraag, of de Raad er in moet worden gekend, maar
men doet dit [nu eenmaal in de meeste plaatsen. De beoor-
deeling echter van het aantal personen, dat ik denk noodig
te hebben, staat niet aan den Raad. Wil ik meer personeel
aanstellen, dat staat aan mij, wanneer ik slechts toekom met
het geld, dat door den Raad voor de politie is gevoteerd.
In dit opzicht kan ik dus geen belofte doen; ik kan niet
zeggen, dat ik, wanneer er een vacature is, dan bij den Raad
zal komen. Over de formatie beslis ik alleen en daarvoor ben
ik ook alleen aansprakelijk.
Gesteld dat ik, zooals de heer Fokker wenscht, één inspecteur
minder aanstel, dan zou dit wel heel mooi wezen maar,
wanneer de zaken dan niet goed gaan, ben ik er voor aan
sprakelijk. Het is met het' politiekorps heel iets anders dan
met andere gemeente-afdeelingen. Daarvan wordt door den
Raad de geheele machinerie geregeld. Dit is hierbij evenwel
niet het geval. Ik wil de woorden van den heer Fokker gaarne
ter harte nemen. Het doet mij genoegen, dat de heer Fokker,
die behalve dat hij rechtsgeleerde is, ook connecties heeft met
het kantongerecht, deze opmerkingen heeft willen maken.
Wanneer zoo iemand iets zegt, neem ik het heel gaarne aan.
Daarom hoop ik met hem hierover wel eens een vriend
schappelijk gesprek te hebben.
Wat betreft de opmerking van den heer Sijtsma, wil ik er
op wijzen, dat ik geene nieuwe klasse heb ingevoerd. Men
spreekt van klasse, wanneer men overgaat in eene nieuwe
categorie met nieuwe verhoogingen. Het geldt hier slechts
eene gratificatie. De bedoeling van mijn voorstel is, dat het
goed is, dat wanneer een aantal agenten eerste klasse samen
uitrukken, er dan iemand van hen is, die het bevel op zich
kan nemen. Men houdt in Leiden nogal van optochten en
van «wandelingen". Bij zulke gelegenheden kan het noodig
zijn, dat er iemand is, die de leiding van den ordedienst op
zich kan nemen. Dat moet iemand zijn, die in bekwaamheid
eenigszins boven zijnsgelijken uitmunt. Ik weet wel, dat dit
aanleiding kan geven om te spreken van bevoorrechting, maar
dat kan altijd worden gezegd, ook als er een klerk wordt
bevorderd tot adjunct-commies. Het is natuurlijk heel best
mogelijk, dat ik mij in mijne keuze vergis. W ij weten allen
wel, dat de chefs van diverse vakvereenigingen ook niet altijd
de besten zijn. Wij streven er evenwel naar om de zaken zoo
goed mogelijk te regelen. Ik geef toe, dat men niet in de
gelegenheid zou kunnen zijn, zich voldoende aan de politie
te wijden. Dit is hier evenwel niet het geval. Het politiekorps
is niet zoo groot, dat men niet zijn eigen indrukken over
het personeel kan hebben. Het vordert echter heel wat tijd
om zoo eerlijk mogelijk eene benoeming te doen.
Ik acht het goed, dat er altijd een prikkel blijft bestaan om
goed zijn best te doen. Men kan zeggen, dat dit leidt tot
oogendienerij, maar dat behoeft het volstrekt niet te zijn. Ik
heb liever te doen met iemand, die rond voor zijne meening
durft uit te komen en goed zijn best doet. Men vindt overal
menschen met weinig ambitie, menschen, die zeggenik krijg
toch verhooging over 2 jaar, en voor de rest groet ik u. Zoo
zijn er inderdaad. Zij loopen maar mee, want de zaak mar
cheert toch van zelf. Maar beter is het natuurlijk, als men
zegt: Kom, ik gedraag mij flink, want daar kan ik nog iets
mee bereiken.
Zoo heeft men ook in 1910 ingesteld een premie voor afge
legd examen. Dat was toen prachtig, maar toch heeft men
ook weer in politiebladen kunnen lezen, dat het niet goed was en
dat dit examen maar weer moest worden afgeschaft. Het strijdt
n.l. met de leer van de gelijke rechten, die niet wil hebben,
dat degeen die uitsteekt, daarvoor wat meer krijgt. Ik heb
dan ook in een courant een soort van actie zien voeren tegen
die belooning voor afgelegd examen. Dat er conflicten zullen
komen, behoeft volstrekt niet. Ik zie niet in, waarom wij niet
zouden krijgen een agent met den titel van brigadier, zonder
dat hij al op zijn maximum staat; het is niet de bedoeling om
alleen de ouderen daarvoor in aanmerking te doen komen.
Stel nu, dat een brigadier op zijn maximum staat en hoofd
agent wordt, welnu, dan krijgt hij ook niet meer, dan blijft
hij eenige jaren op hetzelfde staan en hij zal toch tevreden
zijn, wanneer hij hoofdagent wordt. Hetzelfde is het geval
met de agenten 2de klasse, die tot 1ste klasse worden be
vorderd. Na 12 jaar krijgt men in de 2de klasse ook de laatste
verhooging van f 25— en men staat dan precies gelijk met
dengene die begint in de 1ste klasse. Dat is echter volstrekt
geen bezwaar; de meesten zullen toch wel al jonger in de
lste klasse komen. Die laatste verhooging is dan meer een
consolatieprijs. En wat verder die brigadiers betreft, bij een
groot korps kan het volstrekt geen kwaad, ook met het oog
op het verschil in leeftijd, dat de ervaren ouderen wat leeren
aan de jongerendat is uit een oogpunt van subordinatie ook
niet kwaad.
De algemeene beschouwingen worden~gesloten.
Beraadslaging over art. 1 luidende:
«Onder den Burgemeester zijn aan de gemeente-politie ver
bonden, behalve de commissaris van politie, één hoofdinspec
teur, inspecteurs, adjunct-inspecteurs, hoofdagenten en agenten
1e, 2e en 3e klasse. Voorts is er één klerk.
Aan drie van de inspecteurs kan de rang van inspecteur
le klasse en aan tien van de agenten le klasse kan de rang
van) brigadier worden toegekend."
De heer Roem. M. d. V. Slechts een opmerking. Het heeft
mijn aandacht getrokken, dat er in de eerste alinea van dit
artikel wordt gezegd: «Voorts is er één klerk." Zooals het
daar staat, maakt het den indruk, dat die klerk niet staat
onder den Burgemeester.
Is het niet eenvoudiger te zetten: en een klerk?
De Voorzitter. Zoo staat het reeds in de verordening van
1905. Het is een oud artikel, dat wij gehandhaafd hebben. De
bedoeling "is aan te geven, dat de persoon daar genoemd, is
een administratief beambte. Ik zie niet in, dat de redactie
tot eenig bezwaar aanleiding kan geven. Het administratief
personeel is buitengewoon schraal vertegenwoordigdhet be
staat slechts uit een klerk.
De heer Roem. Dan wordt in het artikel nog gesproken
van agenten 3de klasse. Die zijn er toch niet meer?
De Voorzitter. Zeker wel, ziet U maar eens in art. 5.
De heer Roem. Dank U.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 1 zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. In art. 2 wordt, zooals ik reeds in den
aanvang zeide, in de 5e alinea«twee driejaarlijksche verhoo
gingen" veranderd in: „drie driejaarlijksche verhoogingen".
Art. 2 aldus gewijzigd en vervolgens de artikelen 3, 4 en
5 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over art. 6 luidende:
Deze verordening treedt in werking op 1 Juli 1914.
Alsdan vervalt, behoudens het bepaalde in het volgende
artikel, de verordening van 13 October 1910 (Gem. Blad no. 20),
zooals die is gewijzigd bij verordening van 19 September 1912
(Gem. Blad no. 25).
De Voorzitter. Op dit artikel is een motie ingediend
door de heeren Fokker, Sijtsma, van der Eist en Botermans.
Wenscht een van de heeren de motie nader toe te lichten?
De heer Fokker. M. d. V. Wij hebben overwogen, of het
wel, waar het traktement, blijkens het voorstel van Burge
meester en Wethouders, niet voldoende wordt geacht, ge-
wenscht zou zijn den tegenwoordigen toestand nog een half
jaar te bestendigeneen toestand, dien men toch wenscht
af te schaffen. Ons voorstel bedoelt de agenten eerder in het
genot hunner verhooging te stellen. Terugwerkende kracht
voor deze nieuwe regeling te geven, lijkt ons niet gewenscht.
Dit is wel eens meer om bijzondere redenen gebeurd, thans
hebben wij er geen aanleiding voor gevonden. Toch vonden
wij het niet goed de inwerkingtreding der nieuwe regeling
zoolang uit te stellen. Wij hebben daarom naar een tusschen-
weg gezocht, en zijn het er over eens geworden, dat het
beter zou zijn, de nieuwe regeling in werking te doen treden
bij den aanvang van het tweede kwartaal.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik sluit mij gaarne aan bij
het voorstel van den heer Fokker c.s. Het was mijne bedoe
ling geweest om, indien de genoemde heeren geen voorstel
hadden ingediend, een dergelijk amendement voor te stellen.
Daarom kan ik mij te gemakkelijker bij hun voorstel aan
sluiten. Ten overvloede wil ik er op wijzen, dat de agenten
geruimen tijd in het vooruitzicht zijn gesteld verhooging van
salaris te ontvangen.
Laat men het hun derhalve verleenen, wanneer dit kwar
taal uit is, en dit niet uitstellen tot 1 Juli. Men had in plaats
van Juli de inwerkingtreding evengoed kunnen bepalen op
•1 October of zelfs op 1 Januari van het volgend jaar. Ik vind
het rationeel, dat men de verhooging zoo spoedig mogelijk
laat ingaan en wel met 1 April, bij het begin van een nieuw
kwartaal. Meer behoef ik hier niet aan toe te voegen, daar
de heer Fokker zijn voorstel duidelijk genoeg heeft toegelicht.
De Voorzitter Ook namens het college van Burgemeester
en Wethouders moet ik het voorstel van de heeren bestrij
den. Uit de stukken toch volgt niet, dat de agenten in hunne
tegenwoordige bezoldiging zoozeer bij anderen ten achter
staan. Het argument, waarom deze salarisverhooging is voor
gesteld, is, dat sedert de inwerkingtreding der Pensioen-