24
Art. 8.
Het door de drie gemeenten verschuldigde voor het door
Leiden geleverde vermogen en voor de door de drie gemeenten
verbruikte electriciteit zal onverminderd het bepaalde in
artt. 10 en 11 als volgt worden berekend
a. Per K.W. van het maximum in een kalenderjaar optre
dend vermogen:
voor de eerste 50 K.W. f 100,— per K.W. en perjaar;
tweede 50 80,
derde 50 70,
vierde 50 60,
Boven de 200 55,
b. Per verbruikte K.W.U.2,1 cent.
Voor de berekening van het sub. a en verschuldigde
zullen gelden de aanwijzingen van de volgens art. 9 te plaatsen
meters aan de hoogspanningszijde in de onderstations, die
nende voor de stroomlevering aan de drie gemeenten.
Art. 9.
In de in art. 4 genoemde onderstations wordt ten behoeve
van de meting en berekening van de afgeleverde electrische
energie door iedere partij een K.W. Uren-meter met maxi-
maal-aanwijzer van deugdelijk fabrikaat aangebracht.
De gemiddelde waarde van de aflezingen van deze beide
instrumenten zal als grondslag voor de berekening van het
stroomverbruik worden aangenomen.
De maximaal-aanwijzers zullen zoodanig zijn ingericht, dat
zij de hoogste gemiddelde belasting aanwijzen over perioden
van ca. 15 minuten.
Aanwijzingen van bewezen kortsluitingen worden niet als
maximum-vermogen in rekening gebracht.
Art. 10.
Voor elke Kilowatt maximum-vermogen, die de drie ge
meenten volgens aanwijzing van de opgestelde meters in
eenig kalenderjaar meer afnemen dan de in art. 3 vastge
stelde 600 K.W., betalen de drie gemeenten, boven en behalve
het in art. 8 a en b vermelde, f 100.per jaar, te voldoen
aan het einde van het betreffende kalenderjaar, tenzij vol
gens art. 3 anders is overeengekomen.
Art. 11.
De in art. 8 onder b genoemde stroomprijs geldt onver
anderd, indien de kolenprijs niet lager dan f 8.50 en niet
hooger dan f 10.50 bedraagt. Is de kolenprijs lager of boo-
ger, zoo wordt de prijs per K.W.U. verlaagd of verhoogd met
0.02 cent voor iedere volle tien cents, die de kolenprijs van
f 9,50 verschilt.
Onder den kolenprijs in eenig kalender jaar wordt hier ver
staan de gemiddelde prijs, dien de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit bij contract per 1000 K.Gf. gaskolen, op
het terrein der gasfabriek geleverd, betalen.
De verrekening heeft plaats aan het einde-van ieder kalen
derjaar.
Art. 12.
De opneming van het electriciteitsgebruik van de drie
gemeenten geschiedt maandelijks door een door de Directie
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden
aan te wijzen persoon, ten overstaan van een beambte der
drie gemeenten. Door de Directie der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit zal uiterlijk den 7den van iedere
maand aan de in art. 2 al. 1 bedoelde Commissie worden
opgegeven de door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Lei
den sedert de vorige opneming afgeleverde hoeveelheid elec
triciteit en het opgetreden maximum-vermogen.
De rekening voor het verschuldigde ingevolge art. 8 sub.
a en b zal per maand aan bovengenoemde Commissie worden
ingediend. De drie gemeenten verbinden zich deze te betalen
in de maand, volgende op de afgeloopen maand.
Voor de berekening van het per maand verschuldigde in
gevolge art. 8 sub a wordt voorloopig gerekend met het
maximum-vermogen, dat gedurende het voorgaande kalender
jaar is opgetreden. Aan het einde van een kalenderjaar vindt
in verband met het werkelijk opgetreden maximum-vermogen
verrekening van het ingevolge de vorige alinea te weinig of
te veel betaalde plaats.
Art. 13.
Bij een verschil^van meer dan 6»/0 tusschen de aanwijzin
gen van de door ileiden en de door de drie gemeenten opge
stelde meters, kunnen op aanvrage van een der partijen beide
meters worden geijkt in een door beide partijen als bevoegd
erkende inrichting.
De kosten van deze ijking zullen worden gedragen door
die partij, van welke de opgestelde meter de grootste miswij
zing vertoonde.
Voor de maand, in welke de onjuiste aanwijzing is gecon
stateerd, wordt het verbruik door de correctie van de meter
aanwijzingen bepaald. Indien zulks niet mogelijk is, wordt
het verbruik naar de vroegere juiste aanwijzingen geschat.
Art. 14.
Ten minste drie dagen vóór elke kabellegging door Leiden
binnen de grenzen van Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen,
wordt eene dispositie-teekening van de te leggen kabels door
Leiden ten Raadbuize van de betrokken gemeente ingediend.
Na de verleende goedkeuring kan Leiden onmiddellijk tot de
kabellegging overgaan, welke geschiedt onder inachtneming
der betreffende politie-verordeningen en volgens de bijzondere
aanwijzingen of regelen door de betrokken gemeente gesteld
en onder toezicht van de zijde van Leiden.
Er zal door Leiden zorgvuldig gewaakt, worden, dat het
verkeer zoo min mogelijk belemmering ondergaat.
Bij noodzakelijke stremming van de passage zal hiervan
door Leiden, behoudens omstandigheden van haren wil onaf
hankelijk, telkens ten minste drie dagen vooraf, aan de be
trokken gemeente worden kennis gegeven. In dringende
omstandigheden (bijv. storingen) zal Leiden onmiddellijk de
noodige werkzaamheden kunnen uitvoeren, mits zoodra moge
lijk aan de betrokken gemeente wordt kennis gegeven.
De gelegde kabels worden in het plaveisel door een vol
doend aantal merksteenen, die ten minste om de 20 M. en
bij elke mof worden aangebracht, aangeduid.
Wanneer dit door eene der betrokken gemeenten in het
algemeen belang wordt noodig geacht, is Leiden verplicht
hare leidingen met toebehooren hetzij in haar geheel, hetzij
gedeeltelijk, op te nemen en te verleggen. De betrokken ge
meente is alleen verplicht daarvoor te vergoeden de werke
lijk gemaakte kosten.
Art. 15.
De stroomlevering door Leiden aan de drie gemeenten
geschiedt verder volgens de bepalingen van de aan deze
overeenkomst gehechte Verordening betreffende de levering
van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit, vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden
in zijne openbare vergadering van den 5en December 1912,
gewijzigd bij Raadsbesluit van 22 Mei 1913, en zooals deze
nader mocht worden gewijzigd, alles voor zoover deze van
toepassing zijn en voor zoover hiervan niet. bij deze overeen
komst uitdrukkelijk is afgeweken.
Beide partijen verbinden zich om, zoodra een Rijks-electri-
citeitswet in werking treedt, de bepalingen dezer overeenkomst
zoodanig te wijzigen of aan te vullen, als zal blijken noodza
kelijk te zijn.
Art. 16.
Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in art. 1
genoemden termijn; zij wordt telken male stilzwijgend met
vijf jaren verlengd, tenzij een der partijen drie jaren vóór het
einde van dien termijn of van een vijfjaarlijkschen verlen
gingstermijn deze overeenkomst schriftelijk opzegt.
Bij het eindigen der overeenkomst behoudt Leiden de
noodige vergunningen genoemd in art. 5, voor zoover deze
noodig zijn om aan hare dan loopende verplichtingen tot
stroomlevering aan andere gemeenten te voldoen.
Art. 17.
De drie gemeenten zijn bevoegd het door Leiden dd. 29
November 1912 met de frrma D. van Oordt Co., pannen-
fabriek te üudshoorn, afgesloten contract betreffende stroom
levering aan hare fabriek aan het Woubrugsche pad te
Oudshoorn, met alle rechten en verplichtingen, mits met
goedvinden van bovengenoemde frrma, over te nemen tegen
een nader vast te stellen vergoeding van de door Leiden voor
deze firma gemaakte aansluitingskosten.
Alle kosten aan de overneming verbonden, komen voor
rekening van de drie gemeenten.
Indien bovengenoemde firma de overneming van het con
tract niet mocht goedvinden, is Leiden op schriftelijk verzoek
van de drie gemeenten verplicht den stroom aan bovenge
noemde firma over de in art. 9 dezer overeenkomst bedoelde
meters te leveren, zoodanig, dat deze stroom mede zal worden
berekend ter bepaling van het ingevolge art. 8 dezer overeen
komst door de drie gemeenten aan Leiden verschuldigde en
de ontvangsten uit geleverden stroom aan de firma gedurende
den verderen duur van het met de firma gesloten contract
in mindering zullen worden gebracht van het door de drie
gemeenten ingevolge art. 8 dezer overeenkomst verschuldigde.
De drie gemeenten vergoeden ook in dit geval aan Leiden
de voor bovengenoemde firma gemaakte en nog te maken
aansluitingskosten.
Art. 18.
Alle geschillen tusschen Leiden en de drie gemeenten, uit
of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen
in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters,