23
N°. 52. Leiden, 5 Maart 1914.
Reeds geruimen tijd zijn door de directie der electriciteits-
fabriek onderhandelingen gevoerd met de gemeenten Alphen,
Oudshoorn en Aarlanderveen betreffende electriciteitslevering.
Aanvankelijk wilden deze gemeenten zelf' eene electriciteits
fabriek oprichten, doch de onderhandelingen hebben tot resul
taat. gehad, dat de betrokken gemeentebesturen er de voor
keur aan geven eene overeenkomst inzake stroomleveririg
met de gemeente Leiden aan te gaan.
Deze stroomlevering is, naar Commissarissen der Licht
fabrieken ons mededeelen, zeer goed uitvoerbaar en wel in
dien vorm, dat Leiden (ten hooggespannen stroom en gros
aan de gemeenten aflevert en deze zelf zich met de distri
butie belasten. De distributie zal dan geschieden door de
directie der gemeenschappelijke gasfabriek van bovengenoemde
drie gemeenten te Alphen.
De gemeenten zijn bereid den stroom te betrekken tegen
de voorwaarden, vermeld in bijgaande concept-overeenkomst.
De bepalingen der overeenkomst wijken uit den aard der
zaak op enkele punten af van de tot dusver met de meeste
andere buitengemeenten gesloten overeenkomsten, aangezien
de Leidsche Electriciteitsfabriek zich in die gemeenten, met
uitzondering van Woubrugge, ook met de distributie belast.
De concept-voorwaarden vertoonen dan ook de meeste over
eenstemming met de overeenkomst, welke met de gemeente
Woubrugge is afgesloten. In verband met de te verwachten
grootere afneming, het grooter gebied en andere omstandig
heden zijn echter eenige veranderingen, die noodzakelijk
bleken te zijn, aangebracht.
Bij het tot standkomen der overeenkomst zal het hoog
spanningskabelnet moeten worden uitgebreid, waarvoor een
kapitaal van 35.000 noodig zal zijn.
Aangezien wij ons met het voorstel van Commissarissen,
om met de genoemde 3 gemeenten eene overeenkomst in zake
de levering van electriciteit aan te gaan, volkomen kunnen
vereenigen, geven wij C alsnu in overweging:
1°. over te gaan tot de vaststelling van de hierbij overge
legde concept-overeenkomst betreffende de levering van elec
triciteit aan de gemeenten Alphen, Oudshoorri en Aarlander
veen door de Leidsche Electriciteitsfabriek;
2°. te besluiten tot aanvulling van het Uitbreidings- en
Vernieuwingsfonds der Electriciteitsfabriek met een bedrag
van 35.000, onder bepaling:
a. dat, met inachtneming van f?w besluit van 6 November 1913
(Ingek. Stukken No. 288) inzake de door de gemeente-bedrijven
verschuldigde rente voor de aan hen verstrekte kapitalen,
zoolang de gemeente daarvoor nog geen vaste leening heeft
aangegaan, jaarlijks door de fabriek aan de gemeente zal
worden betaald 'i\ °/0 rente van het door haar geleende kapitaal
b. dat te beginnen met het jaar 1915 jaarlijks 5 °/0 zal
worden bestemd tot aflossing van schuld of kapitaalbelegging
3°. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgeleg-
den suppletoiren begrootingsstaat, groot ƒ35.000.
CONCEPT-OVEREENKOMST betreffende de levering van
electriciteit aan de Gemeenten Alplien, Oudshoorn en
Aarlanderveen door de Leidsche Electriciteitsfabriek.
Artikel 1.
De drie gemeenten verbinden zich, met ingang van 1 Juli
1914 tot en met 31 December 1942, electrische energie te
betrekken uitsluitend van Leiden en wel vanaf 1 Januari 1915
tot een minimum-bedrag van 6000.en vanaf 1 Januari
1918 tot een minimum-bedrag van 10.000.per kalenderjaar
Art. 2.
De levering van electriciteit krachtens deze overeenkomst
heeft plaats aan de Commissie van Beheer der Gasfabriek
der gemeenten Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen, welke
Commissie zich belast met de distributie der door Leiden
geleverde electriciteit, door aan de aangeslotenen in haar ge
bied de electriciteit te leveren en daartoe op de door haar
vastgestelde algemeene voorwaarden op aanvrage aansluiting
aan haar kabelnet te verleenen.
Indien de drie gemeenten met eenig groot-verbruiker, die
genegen is een jaarverbruik van 10.000 K.W.U. uitsluitend
voor kracht te garandeeren op grond van het in art. 8 ge
noemde tarief, niet tot overeenstemming kunnen geraken, is
Leiden op vertoon van eene door of namens bovengenoemde
Commissie afgegeven schriftelijke verklaring, dat zij met dien
groot-verbruiker niet tot overeenstemming is kunnen geraken,
gerechtigd zelf met dien groot-verbruiker een contract be
treffende stroomlevering af te sluiten, op de voorwaarden, die
Leiden goeddunkt, en aldaar de stroomlevering zelf ter hand
te nemen.
Bedoelde schriftelijke verklaring vervalt, wanneer binnen
een jaar na afgifte Leiden met den eventueelen groot-ver-
verbruiker niet tot overeenstemming is gekomen.
Binnen 6 maanden na de eventueele afsluiting door Leiden
van een contract met een groot-verbruiker op grond van
alinea 2 van dit artikel, wordt door Leiden aan de in al. 1
bedoelde Commissie een afschrift van dit contract gezonden.
Art. 3.
Het maximum-vermogen, dat Leiden voor de drie gemeen
ten beschikbaar moet houden, wordt vastgesteld op 660K.W.
Verhooging van dit vermogen kan op nader over een te
komen voorwaarden plaats hebben.
Ter beoordeeling van het vermogen, dat gedurende een
kalenderjaar door de drie gemeenten zal worden verbruikt,
zullen de drie gemeenten driemaandelijks eri zoo noodig meer
dere malen eene opgave aan Leiden doen toekomen van het
aantal aansluitingen aan haar kabelnet en van de gezamenlijke
aansluitwaarde in K.W. dezer aansluitingen.
De spanning, waarmede de electrische energie aan de drie
gemeenten wordt afgeleverd, wordt bepaald op 19.000 Volt
draaistroom bij 50 perioden per seconde; de verbruiksspan-
ning voor de aangeslotenen op 380/220 Volt.
Art. 4.
Voor rekening van Leiden komen aanleg en onderhoud van
het hoogspanningsnet met inbegrip van een onderstation,
waarin de electriciteit wordt afgeleverd, een en ander zooals
op de bij deze overeenkomst gevoegde teekeningen is aan
gegeven.
Wordt later door de drie gemeenten aflevering van de elec
triciteit in meerdere onderstations gewenscht, dan kan dit in
gemeenschappelijk overleg op nader overeen te komen voor
waarden geschieden.
Door de drie gemeenten zal, voor zoover hare rechten strek
ken, geene vergoeding voor het gebruik van den ondergrond
ten behoeve van kabels en onderstations, noch eenige andere
recognitie, hoe ook genaamd, gevorderd mogen worden.
De benoodigde ruimte voor het door Leiden te plaatsen
onderstation, wordt door de drie gemeenten, indien Leiden
dit wenscht, kosteloos in gebruik afgestaan.
De benoodigde ruimte voor de door de drie gemeenten
eventueel op te stellen controle-meters, zal in het ondersta
tion door Leiden kosteloos ter beschikking worden gesteld.
Art. 5.
De drie gemeenten verleenen, voor zoover hare rechten
strekken, aan Leiden vergunning tot het leggen, hebben en
onderhouden in alle openbare wegen, straten, pleinen, enz. in
deze gemeenten van kabels ten behoeve van de electriciteits-
voorziening van gemeenten (waaronder begrepen buurtschap
pen), andere publiekrechtelijke lichamen of particulieren enz.
buiten de grenzen van de drie gemeenten, zonder dat voor
die vergunning eenige vergoeding of recognitie, hoe ook ge
naamd, gevorderd kan worden.
De drie gemeenten verbinden zich gedurende den duur dezer
overeenkomst aan derden geene concessie te verleenen tot
het leggen van electrische kabels of geleidingen, of tot het
leveren van electriciteit binnen de grenzen van de gemeenten
Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen.
Art. 6.
Voor rekening van de drie gemeenten komen de van het
onderstation uitgaande hoog- en laagspanningskabels en -gelei
dingen, de transformatorstations, alsmede alle bijbehoorende
toestellen en de geleidingen, enz. voor de huisaansluitingen.
Met het oog op de bedrijfszekerheid van den aanleg, wordt
omtrent de keuze van bovengenoemde leidingen, kabels, toe
stellen, en7v met Leiden overleg gepleegd.
De drie gemeenten zijn verplicht bij den bouw van hare
hoogspanningsinrichtingen aan de bijzondere voorschriften te
voldoen, die Leiden zal geven, in zooverre dergelijke voor
schriften ook voor den bouw van de hoogspanningsinrichtingen
van Leiden gelden.
Art. 7.
Ter controleering van de naleving van deze overeenkomst
en voor den goeden gang der exploitatie zullen de Directeur
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden
en de door hem aan te wijzen ambtenaren ten allen tijde
toegang hebben tot de onderstations en eventueel tot andere
gebouwen, dienende voor de electriciteitsvoorziening van de
drie gemeenten.
De door de drie gemeenten hiertoe aan te wijzen ambte
naren hebben, na gepleegd overleg, ten allen tijde toegang tot
de in art. 9 bedoelde electriciteitsmeters en verder, zoo noodig
onder geleide, tot alle werken, welke dienen voor de electri
citeitsvoorziening van hare afnemers en eigendom zijn van
Leiden.