14
DONDERDAG 5 FEBRUARI 1914.
zij is zelfs schadelijk en verkort het leven der verminkte
iepen.
Als bewijs van dit beweren bieden wij, ondergeteekenden,
Uw geacht College hierbij aan een schrijven van den Directeur
der Heidemaatschappij (aldeeling Boschbouw) en van een
docent in de Boschcultuur aan 's Rijks Hoogere Landbouw
school te Wageningen, en een van den adviseur van «Heem
schut" te Naarden.
Deze bij uitstek deskundigen, die wel niemand wraken zal,
spreken in krachtige bewoordingen hun afkeuring uit over
de bewuste manier van snoeien.
Wij voegen er nog aan toe een brief van den opzichter der
boomen en plantsoenen te Alkmaar, een stad, uitmuntend
door haar fraai geboomteook dit oordeel luidt ongunstig.
Ook de bekende schrijver H. Witte drukt op bladzijde 259
van zijn «Schetsen uit het Plantenrijk" zijn afkeuring uit over
het opsnoeien van alle boomen in pyramidevorm.
Dat die zoo onaesthetische snoeimanier niet noodzakelijk
is, vloeit bovendien voort uit het nuchtere feit, dat de iepen,
voor zij in zwang kwam, immers niet slechter gedijden, en
niet meer te lijden hadden van harden wind dan thans.
Er is wel eens beweerd, dat door die nieuwere behandeling
het aantal boomen, door den storm van 30 September 1911
geveld, in Leiden gering was. Alleen een nauwkeurige statis
tiek, waarbij talrijke andere factoren, die tot dat verschijnsel
bij konden dragen, mede in aanmerking werden gebracht, zou
daar omtrent eenige zekerheid kunnen verschaffen.
Maar al was het een bewezen feit, dan nog zou het niet
aangaan, om wegens zulk een zeldzaam voorkomend natuur
verschijnsel een dergelijke maatregel door te voeren. Het ge
neesmiddel ware erger dan de kwaal
Het komt ons voor, dat de argumenten der voorstanders
alleen eenig bewijs vermogen te leveren voor de mindere ge
schiktheid von den gewonen iep om als schaduwboom te
dienen op smalle wegen, en dat die boomsoort op eenigszins
gevorderden ouderdom behoort te worden geveld.
Het bovenstaande samenvattend, verzoeken wij Uwe verga
dering beleefd, het daarheen te willen leiden, dat hier ter stede
een snoeimethode worde gevolgd, waarbij meer rekening ge
houden wordt met het karakter en de schoonheid der boomen,
en dat oude exemplaren (behalve in de plantsoenen) om den
anderen worden geveld, of geheel gerooid en vervangen door
soorten met minder uitgebreiden kruin, zoo noodig ruimer
uit elkander geplant.
Wij verwijzen in het bijzonder naar de voorlaatste bijlage
„Leidens boombeplantingen".
Met de meeste hoogachting
UEd. Achtb. dienstw. dien.
Bijlagen: 5. G. J. F. Biegman.
Th. G. Huet.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Zooals ik reeds zéide, is dit
een zaak, welke behoort tot de competentie van Burgemeester
en Wethouders. Ik stel U derhalve voor het verzoekschrift te
stellen in handen van het College ter afdoening. Misschien echter
willen de Raadsleden ook kennis nemen van de bijlagen, welke
aan het adres zijn toegevoegd, in verband met eventueele voor
stellen, die zij te dezer zake wenschen te doen. Daarom geef ik
den heeren kennis van het voornemen van Burgemeester en
Wethouders, om dit request met bijlagen gedurende deze week
en de geheele volgende week in de leeskamer ter visie te leggen,
opdat de heeren hiervan volledig kennis zullen kunnen nemen.
Daarna moet het adres weer bij Burgemeester en Wethouders
terugkeeren, want zij moeten daaromtrent advies inwinnen.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik weet niet, hoe Burge
meester en Wethouders over deze zaak denken, maar ik zou er
prijs op stellen een antwoord te vernemen op deze vraag: Hebben
Burgemeester en Wethouders zich al een bepaalde meening
gevormd over de bezwaren, die in het request zijn geopperd
Zijn zij voornemens, hiervan nota te nemen of willen zij liever
de vroeger gevolgde methode blijven handhaven? Ik zou gaarne
eenige mededeeling daaromtrent willen hebben.
De Voorzitter. Dat kan ik nu onmogelijk doen. Ik laat
juist het stuk, dat pas ingekomen is, voorlezen. Het is een
verzoek aan den Raad, maar het snoeien van boomen is een
maatregel, waarvan de uitvoering aan Burgemeester en Wet
houders toekomt. Als de Raad meent, dat Burgemeester en
Wethouders het niet goed doen, kan hij een motie aannemen,
waarbij het College uilgenoodigd wordt, om anders te werk
te gaan. Onder de gegeven omstandigheden kan de Raad niet
anders doen dan het stuk stellen in handen van Burge
meester en Wethouders, waar het thuis behoort. Deze moeten
dan beginnen met de zaak te overwegen, want dat is nog niet
gebeurd. Eerst daarna kan een antwoord aan adressanten
gezonden worden. In verband hiermede juist stel ik voorden
leden van den Raad de gelegenheid te geven, om de stukken
te lezen. Dan kunnen zij daarna desgewenscht de vraag tot
Burgemeester en Wethouders richten, wat deze denken te
doen. Zij kunnen dan ook een motie voorstellen of op andere
wijze van hun belangstelling doen blijken. Op de vraag van den
heer van der Eist kan ik echter thans niet antwoorden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik weet niet, of het de moeite
waard is, dat Burgemeester en Wethouders, zooals de heeren
dat vragen, weer een uitgebreid onderzoek instellen over het
snoeien van de boomen. Dat zal heel wat tijd kosten. De
zaak is hier af en toe al ampel en breed besproken. Toen heel
wat jaren geleden het oud-raadslid prof. de Goeje ook bezwaar
maakte tegen het onaesthetisch snoeien van de boomen, is de
zaak ook onderzocht en zijn deskundigen gehoord en is rnen
tot de conclusie gekomen, dat de wijze, waarop hier in
Leiden de boomen gesnoeid worden, de beste methode is. Ik
heb uit het ingekomen stuk hooren voorlezen een advies van
den heer Witte, den vader van den tegenwoordigen Hortu-
lanus, maar ik meen, dat wat da'aromtrent het snoeien wordt
gezegd een opvatting is, die hij later heeft laten varen, althans
was het niet de opvatting van de toenmaals geraadpleegde
deskundigen. Nu lijkt het mij toch, waar wij herhaaldelijk
en laatstelijk nog niet lang geleden de zaak ampel en breed
besproken hebben, dat het niet aangaat, dat wij Burgemeester
en Wethouders nu weer met deze zaak bezwaren, dat zij
weer allerlei onderzoekingen zullen moeten instellen, allerlei
deskundigen raadplegen, waar zij toch weer tot de slotsom
komen zullen, dat de tegenwoordige methode, die beproefd is,
ook de beste is.
De heer Fokker. M. d. V. Uw voorstel is, om dit stuk te
stellen in handen van Burgemeester en Wèthouders ter
fine van afdoening, en om tegelijk het stuk met de bijlagen
ter inzage voor de Raadsleden te leggen, voor het geval men
omtrent deze zaak een voorstel of motie zou willen indienen.
Dat zijn m. i. twee voorstellen, die elkander niet dekken. Het
zou toch kunnen voorkomen, dat Burgemeester en Wethou-
houders, waar zij steeds zoo vlug en diligent zijn, reeds een
beslissing zouden genomen hebben, vóór een eventueel voor
stel of motie hen bereikt heeft. Daarom lijkt het mij meer
regelmatig, dat de Raad op het oogenblik over het request
niet de beslissing neemt, het stuk in handen van Burge
meester en Wethouders ter fine van afdoening te stellen,
maar besluit, om het stuk in de volgende vergadering te be
handelen, nadat de Raadsleden de gelegenheid zullen gehad
hebben, om van de bijlagen kennis te nemen. Vindt de Raad
dan goed, dat Burgemeester en Wethouders de zaak afdoen,
dan kan daartoe nog besloten worden op de volgende verga
dering. Anders toch loopt men de kans, dat Burgemeester
en Wethouders de zaak afdoen, en dat daarna een voorstel
of motie inkomt, waarop dan geantwoord zou kunnen wor
den de Raad heeft het stuk in handen van Burgemeester en
Wethouders ter afdoening gesteld en het is afgedaan. Een
voorstel of motie zou dan mosterd na den maaltijd zijn en
daarom wensch ik aanhouding van de behandeling van het
request voor te stellen.
De Voorzitter Het is slechts een formeele kwestie.
De heer Fokker. Juist!
De Voorzitter. Juist! Het betreft een stuk, dat bij ongeluk
aan een verkeerd adres gestuurd is en omdat het aan een
verkeerd adres gestuurd is, wordt het opengemaakt en gelezen. Ik
had even goed mèt het adres ook al de bijlagen kunnen laten
voorlezen, maar dan hadden wij wel tot vier uur werk gehad.
Daarom heb ik gezegd: willen de heeren de rest maar niet
liever in de kamer lezen? Dat is de geheele zaak. Er is een
brief aan een verkeerd adres gekomen en daarom heeft de
Raad het recht, om er kennis van te nemen. Doch met de
afdoening heeft de Raad niets te maken. De Raad kan wel
een motie voorstellen, waarbij hij uitspreekt, dat het hem aan
genaam zou zijn, als het snoeien anders gebeurde en daaraan
desnoods kunnen verbinden, dat als Burgemeester en Wet
houders daaraan geen gehoor geven, de Raad geen vertrouwen
meer in hen stelt, of iets dergelijks. Maar als wij zoo door
gaan, zooals de heer Fokker wil, kunnen wij alle zaken wel stop
zetten. Stel, er komt een aanvrage in om vergunning voor bouwen.
Nu heeft een van U gehoord, dat zulke aangelegenheden ver
keerd worden behandeld en er wordt een motie ingediend uit
sprekende, dat de vergunningen verkeerd verleend worden. Zou
den nu alle vergunningen voor bouwen opgehouden moeten
worden, tot de Raad zich zou hebben uitgesproken?
Wij moeten de zaken goed uit elkaar houden. De Raad
denkt toch niet, dat wij alle boomen tegelijk onder handen
zullen nemen en tot galgen maken, alleen om adressanten te
plagen? Het gebeurt bij gedeelten. Hoe het ook zij, ik heb
thans, om den Raad niet al te zeer op te houden, alleen het
adres laten voorlezen en stel voor dit met de bijlagen thans