DONDERDAG 5 FEBRUARI 1914.
13
Zitting van Donderdag 5 Februari 1914.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N. C. DE GIJSEEA AR.
Te behandelen onderwerpen
1° Benoeming van een adjunct-keurmeester bij den keurings
dienst van eet- en drinkwaren. ('26)
2° Benoeming van een onderwijzer aan de Jongensschool 2e
klasse. (24)
3° Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de school 4e klasse No. 1. (25)
4° Vaststelling van het verslag aan Gedeputeerde Staten om
trent het gebruik van de voor schoolkindervoeding toe
gestane subsidie. (21)
5° Voorstel tot verhuring van het perceel Terweepark No. 8
aan Dr. J. C. Schalkwijk. (23)
6° Voorstel:
a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 18 December
1913 tot vaststelling eener verordening, houdende wij
ziging der verordening van den 23en Mei 1912 (Ge
meenteblad No 18), op het Rijden;
b. tot vaststelling eener nieuwe verordening houdende
wijziging der verordening op het Rijden. (22)
7° Verzoek van de Vereeniging »De Practische Ambachts
school" om verhooging der aan die vereeniging toegekende
subsidie. (28)
8° Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de uitbreiding der vee- en vleeschkeuring met een
stelselmatig onderzoek op trichinen van varkens en
varkensvleesch. (27)
9° Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1913. (29)
10° Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1913. (30)
Tegenwoordig zijn 27 leden n.l. deheerenA. Mulder, Driessen,
van Tol, Hartevelt, van der Elsf, Bosch, P. J. Mulder, Reime-
ringer, Sijtsma, Korevaar, Korff, Botermans, Bots, van der Lip,
Zwiers, Roem, de Boer, Fischer, van Hamel, Aalberse, Fokker,
Pera, Timp, Corts, van der Pot, van Gruting en Carpentier
Alting.
Afwezig zijn de heerenHeeres, wegens Kamerzitting,
Hoogenboom, wegens ambtsbezigheden, Vergouwen, wegens
uitstedigheid, en Briët, wegens verhindering.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van Donderdag 15 Januari 1914 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1°. Dankbetuiging van de Leidsche Schouwburg vereeniging
voor de haar toegekende subsidie ad ƒ1500.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 17 Januari 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Naar aanleiding van het schrijven, door ons op 6 Januari
1.1. ontvangen, waarin ons werd gemeld dat op de Gemeente-
begrooting een bedrag van 1500.is uitgetrokken, ten be
hoeve van onze Vereeniging, hebben wij de eer U hiervoor
onzen hartelijken dank te betuigen.
Wij geven U de verzekering, dat dit bedrag door ons op
nuttige wijze in het belang der Leidsche Schouwburgveree-
niging zal worden besteed.
Namens het Bestuur:
Fockema Andreae, Voorzitter.
A. Goekoop, Secretaris.
2°. Beschikkingen van Gedep. Staten op bezwaarschriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, diensten
1912 en 1913.
3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot onderhandsche opdracht van het
maken der gewapend betonwerken voor de Hoogere Burger
school voor Jongens en van de levering der volledige installatie
van de centrale verwarming en de ventilatie van die school.
4°. Mededeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken
dat de benoeming van Dr. T. van Lohuyzen tot tijdelijk leeraar
aan het Gymnasium wordt goedgekeurd.
5°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde verordening tot wijziging van die op het Bouwen en
Sloopen en van de verordening op den aanleg van Straten
en Wegen.
6°. Ontvangstbericht van Gedep. Staten van die beide ver
ordeningen.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van den Leidschen Bestuurdersbond in zake het
optreden der politie bij eene avondwandeling op 7 Januari j.l.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Ondergeteekenden D. de Cler en P. J. Bomli, respectievelijk
Voorzitter en Secretaris van den Leidschen Bestuurdersbond,
geven met verschuldigden eerbied te kennen,
dat op den avond van den 7en Januari 1914, bij een een
voudige avondwandeling door de straten der Gemeente, zooals
er reeds meermalen zijn gehouden, door de politie op een
schandelijke manier is opgetreden;
dat zonder eenige aanleiding en zonder eenige voorafgaande
waarschuwing door de politie, de deelnemers aan de avond
wandeling zijn geslagen en mishandeld;
dat, om een voorbeeld te noemen, een dertigtal personen
op de Blauwpoortsbrug en later nog eens op de Haarlem
merstraat, zonder dat er van een spoor van verzet sprake
was, zonder eenige voorafgaande waarschuwingzoo schan
delijk zijn geslagen,dat sommigen de winkels moesten in
vluchten om zich voor de gummistokken der politieagenten
te beveiligen;
dat zij en vele ooggetuigen met. hen, dit optreden der
politie meer dan schandelijk achten en er op schijnt berekend
te zijn, eer relletjes uittelokken dan wel te voorkomen;
van meening dat ieder inwoner het recht heeft, zich op
de straat te bewegen, zoolang geen last of hinder aan anderen
wordt toegebracht;
noodigen Uw Geacht College beleefd uit, er bij de politie
autoriteiten op aantedringen, zulke maatregelen te nemen,
dat een optreden der politie als op den avond van den 7en
Januari 1914 worde voorkomen.
't welk doende
D. de Cler, Voorzitter.
P. J. Bomli, Secretaris.
De Voorzitter. Zooals de heeren hebben gehoord, bevat dit
adres een uitnoodiging aan den Raad. Deze uitnoodiging is
thans ter kennis gebracht van den Raad. Daarom stel ik nu
namens Burgemeester en Wethouders voor, dit adres voor
kennisgeving aan te nemen.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
2°. Verzoek van Dr. J. L. Andreae om eervol ontslag als
Directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens.
3°. Adres van B. L. de Ridder te 's Gravenhage, houdende
te koop aanbieding van +14 H.A. weiland in den Cronestein-
schen polder onder Zoeterwoude.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
4°. Adres van G. J. F. Biegman e.a. inzake het snoeien van
boomen.
De Voorzittir. Deze zaak behoort tot de competentie van
Burgemeester en Wethouders, maar ik zou den heer Secretaris
willen verzoeken het adres even te willen voorlezen.
Het stuk luidt als volgt:
Leiden 26 Januari 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Het zal Uw aandacht niet ontgaan zijn, dat meermalen van
verschillende zijden protest werd aangeteekend tegen de wijze,
waarop de stadsboomen, in het bijzonder de iepen, sinds eenige
jaren worden gesnoeid, een wijze, die zoo geheel in strijd is
met hun karakter, dat het den wrevel opwekt van een ieder,
die op natuurschoon prijs stelt. Immers de beplanting langs
straten en grachten heeft, naast het verschaffen van schaduw,
tot doel versiering aan dit principe behooren dus alle andere
overwegingen ondergeschikt gemaakt te worden, niet het minst
in onze, nog ten deele zoo schilderachtige stad.
Was nu de hier gevolgde snoeimethode nog in het belang
van den welstand en den levensduur der boomen, men zou
erin moeten berusten, en de schoonheid aan de noodzaak
moeten opofferen, doch die behandeling is niet alleen onnoodig,