22
DONDERDAG 5 FEBRUARI 1914.
den met de mate van het gevaar dat hier aanwezig is. Dat
is natuurlijk net zoo, als men het neemt. De heer Pera zingt
het liedje van: Geen gevaar, geen gevaar! Ik heb daarentegen
duidelijk gezegd, dat er, naar mijne meening, wèl gevaar
bestaat en dat er geen enkele deskundige is de heer Pera
is geen deskundige, evenmin als ik, maar ik heb mijn licht
bij verschillende deskundigen opgestoken die zal zeggen
ik beroep mij maar weer op den heer van Gruting dat er
geen gevaar dreigt. Er bestaat zonder trichinenonderzoek zon
der twijfel gevaar voor de gezondheid van de Leidsche inge
zetenen, die varkensvleesch gebruiken. En dat is, dunkt mij,
voldoende.
M. d. V. Ik zou het woord niet gevraagd hebben om alleen
deze opmerking te maken naar aanleiding van het gesprokene
door den heer Pera, maar ik wilde den Raad ook nog even
hierop wijzen wat ik zooeven vergeten heb dat men
ons voorstel moet beschouwen als een soort proefneming.
Het is volstrekt niet zeker dat, wanneer wij besluiten het
trichinen-onderzoek in te voeren, wij het ook altijd zullen
moeten houden. Mocht over enkele jaren blijken, dat er geen
trichineuse varkens meer voorkomen hetgeen niet onmo
gelijk is, daar de keuring ook bevorderlijk is aan het opsporen
van de bronnen van infectie dan is het best mogelijk, dat
het stelselmatig onderzoek op trichinen dan weer kan worden
afgeschaft.
De heer Fokker. M. d. V. De laatste woorden van den heer
van der Lip dwingen mij toch nog een enkele opmerking te
maken. De heer van der Lip verklaart, dat wij die 1200.
niet moeten beschouwen als een uitgaaf, waaraan wij jaren
lang vastzitten. Dan zou ik willen vragen: Waarom moet dan
in eens een uitgaaf van ruim 1500.— worden gedaan en
voor de volgende jaren telkens ƒ1000.of ƒ1200.1 Dat is
toch wel wat heel veel. Wanneer Burgemeester en Wethouders
zouden voorstellen, dien ambtenaar tijdelijk te benoemen, dan
zouden wij ons daarmede misschien kunnen vereenigen.
Wanneer die ambtenaar echter vast wordt benoemd, dan
kunnen wij niet over enkele jaren tot hem zeggen: Er zijn
geen trichinen meer, ga nu maar naar huis. Dan zal die
ambtenaar natuurlijk zeggenIk ben benoemd en ik heb
aanspraak op mijn traktement, en of er geen trichinen meer
zijn, kan mij niet schelen. Het laatste gedeelte van het betoog
van den heer van der Lip heeft dan ook naar mijn meening
de positie van de meerderheid van het College van Burgemeester
en Wethouders zeer verzwakt.
De heer van der Lip. M. d. V. Natuurlijk snijdt datgene,
wat de heer Fokker heeft gezegd, absoluut geen hout. Wan
neer men voor eert paar jaar in zoo'n belangrijke zaak als
deze een proef wil nemen, dan is daarvoor de uitgave, die
daaraan verbonden is, volkomen gerechtvaardigd, en dan moet
men niet komen aandragen met het versleten argument: wij
zitten dan met een ambtenaar, dien wij dan toch niet kunnen
ontslaan. Dat argument gaat in dit geval zeker niet op.
Wanneer een hulp-keurmeester zijn werk goed verricht en
goed geroutineerd is, dan maakt hij spoedig genoeg promotie,
zoodat wij bier met een dergelijk ambtenaar nooit in den
weg zouden zitten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Bots, luidende:
»Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen, het voorstel
tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uitbrei
ding der vee- en vleesehkeuring met een stelselmatig onderzoek
op trichinen van varkens en varkensvleesch aan te houden, totdat
eenig resultaat bekend is, welk dusdanig onderzoek in de slacht
huizen te Amsterdam en Haarlem heeft opgeleverd,"
wordt in stemming gebracht en verworpen met 15 tegen
12 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Harte velt, van der Eist, Reime-
ringer, Korevaar, Korff, van der Lip, Zwiers, Roem, de Boer,
Fischer, van Hamel, Corts, van der Pot, van Gruting en
Carpentier Alting.
Vóór stemmen de heerenvan Tol, Bosch, P. J. Mulder,
Sijtsma, Botermans, Bots, Aalberse, Fokker, Pera, Timp,
A. Mulder en Driessen.
De Voorzitter. Dan is thans aan de orde het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
Verlangt iemand daarover hoofdelijke stemming?
Vele Stemmen. Ja, M. d. V.
De Voorzitter. Dan zal ik het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in stemming brengen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt alsnu
in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 12 stemmen.
Voor stemmen de heeren Hartevelt, van der Eist, Reirne-
ringer, Korevaar, Korff, van der Lip, Zwiers, Roem, de Boer,
Fischer, van Hamel, Corts, van der Pot, van Gruting en
Carpentier Alting.
Tegen stemmen de heeren van Tol, Bosch, P. J. Mulder,
Sijtsma, Botermans, Bots, Aalberse, Fokker, Pera, Timp, A.
Mulder en Driessen.
IX. Vaststelling van het 2e suppletoir kohier der plaatse
lijke directe belasting, dienst 1913.
(Zie Ing. St. No. 29).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
X. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1913.
(Zie Ing. St. No. 30.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies besloten.
De Voorzitter. Het is mijn voornemen, om voor te stellen
na afloop van de openbare vergadering nog even een korte
zitting met gesloten deuren te houden. Maar alvorens dat te
doen, wil ik vragen, of iemand nog iets heeft op te merken
in het belang van de gemeente.
De heer van der Elst. M. d. Ik heb hier voor mij het
rapport, dat uitgebracht is over het bezoeken van bioscopen
door kinderen te Amsterdam. Naar aanleiding van dat rap
port wilde ik een paar vragen tot Burgemeester en Wet
houders richten. Het is gebleken, dat in Amsterdam, waar
18 bioscopen zijn, het bezoek van de schoolkinderen aan die
inrichtingen zeer frequent is. Op een gegeven dag heeft men
daar op de verschillende scholen aan 30000 kinderen ge
vraagd, of zij wel eens de bioscoop bezochten. En toen is
gebleken, dat van de 30000 kinderen 20000 de bioscoop
bezochten, n 1. 68 eeq enkelen keer en 12^2 zeer ge
regeld, bijv. eens in de week. Die bioscopen zijn door ver
schillende belangstellenden gedurende eenige weken bezocht
en die heeren zijn tot de conclusie gekomen, dat minstens
50 van de afgedraaide films voor de kinderen verderfelijk
zijn, terwijl 20 der films waardeloos zijn. De conclusie is,
dat de bioscopen zijn »kweekplaatsen voor boefjes" en dat
die inrichtingen zijn een »kinderverderf". In dat rapport
is o. a. meegedeeld, dat de ambtenaar voor de kinderwetten
heeft verklaard overtuigd te zijn, dat van de 500 kinderen,
die hij onder zijn toezicht heeft, minstens 70 gestolen heb
ben, alleen met het doel, om de bioscoop te kunnen bezoeken.
In Leiden zijn wij beter uit dan te Amsterdam. Wij hebben
slechts één bioscoop.
Eenige Stemmen. Twee! Drie! Vier!
De heer van der Elst. De films zijn internationaal en gaan
van plaats tot plaats, zoodat ook hier voorstellingen gegeven
worden, die voor kinderen verkeerd zijn. Daarom wilde ik
aan Burgemeester en Wethouders vragen, of zij eens willen
onderzoeken, hoe het in onze gemeente staat met het be
zoeken van kinderen aan bioscopen en of dat bezoek al of
niet frequent is. Ik zou hieraan tevens willen vastknoopen
het verzoek of, wanneer het blijkt, dat veel kinderen de bios
copen bezoeken, Burgemeester en Wethouders gevolg zullen
geven aan het verzoek van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, eenige maanden geleden via Gedeputeerde Staten aan
de gemeentebesturen gericht, om gebruik te maken van de
bevoegdheid, die de gemeentebesturen hebben, om een veror
dening in het leven te roepen, waarbij het bezoek van kin
deren b.v. beneden de 16 jaar, aan bioscopen wordt verboden.
De Voorzitter. Wij hebben inderdaad dat verzoek gekre
gen van den Minister en weten nog niet of het noodig is,
een dergelijke verordening te maken. Het schrijven van den
Minister is gesteld in handen van de Commissie voor de
strafverordeningen. Hoever deze er mede gevorderd is, kan ik
thans niet zeggen. Wel is reeds over deze zaak gesproken,
maar aanvankelijk vond men het niet zoo vreeselijk noodig,
maatregelen te dezen opzichte te nemen. Men moet de toestanden
in Amsterdam en in Leiden vooral niet over één kam scheren.
In Amsterdam staat de zaak geheel anders. Men heeft hier
maar enkele inrichtingen, en wanneer die afkeurenswaardige
stukken vertoonen, dan zal dat niet onopgemerkt blijven als
in een wereldstad als Amsterdam kan gebeuren. Burgemeester
en Wethouders zullen in ieder geval zien, in hoeverre zij
kunnen voldoen aan het verzoek van den heer Van der Elst
om gegevens te verzamelen omtrent het bioscoop-bezoek door
kinderen. In de eerstvolgende vergadering van de Commissie