2°. Mej. A. A. M. "VAN PARREEREN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school 2e klasse voor jongens en meis jes, aan de Oude Vest; 3°. Mej. M. BROESTERHUIZEN, werkzaam aan de openbare school 2e klasse voor jongens en meisjes, aan de Oude Vest. Onder mededeeling, dat de ter zake gewisselde stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot de benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 8. Leiden, den 2 Januari 1914. Curatoren van het Gymnasium, hebben bij dezen de eer U te berichten, dat de tijd voor welken de heer Dr. T. van Lohuyzen tot leeraar in de natuurkunde aangesteld is, wederom is verstreken. Daar het onderwijs van den heer van Lohuyzen aan de gestelde eischen voldoet, hebben zij de eer U, onder overleg ging van het advies van den heer Inspecteur der Gymnasia, voor te stellen, den heer van Lohuyzen wederom voor een jaar als leeraar in de natuurkunde te benoemen, welke benoeming worde geacht ingegaan te zijn, op 5 December 1913. Curatoren van het Gymnasium. A. W. Kroon Jr, Voorzitter. de Jong, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 9. Leiden, 2 Januari 1914. In nevensgaand adres verzoekt de heer M. A. A. Steijns, leeraar in de gymnastiek aan de Hoogere Burgersohool voor Jongens en aan de Jongensschool 2e klasse alhier, hem toe stemming te verleenen 4 uren per week gymnastiekles te geven aan de bijzondere school voor M. L. O. in het Noordeinde. De Plaatselijke Schoolcommissie is, blijkens haar in de Leeskamer liggend advies, met den Directeur der Kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen, van oordeel, dat op grond van onbestaanbaarheid met letter en geest van de verordening van 30 Juni 1910 (Gem. Blad n°. 14), rege lende het onderwijs in de gymnastiek aan het gymnasium, de middelbare scholen, de kweekschool en de openbare lagere scholen te Leiden, aan het verzoek niet kan worden voldaan. Daarentegen geeft de Commissie van Toezicht op het Mid delbaar Onderwijs in haar mede ter visie liggend schrijven in overweging gunstig op het adres te beschikken. Ons College meent zich in deze aan de zijde van de Com missie van Toezicht te moeten scharen. Het feit toch, dat het aantal lesuren, hetwelk de heer Steijns aan de beide bovengenoemde gemeentelijke inrichtingen per week geeft, het in de verordening daarvoor aangegeven maximum heeft bereikt, behoeft toch o. i. absoluut niet te beletten, dat hem wordt toegestaan, aan eene niet-gemeentelijke inrichting boven dien nog eenige uren per week les te geven. Het onderwijs aan de bijzondere school aan het Noordeinde kan immers, de Commissie van Toezicht zegt het terecht, worden gelijkgesteld met het geven van privaatlessen. En waar nu adressant in de memorie van toelichting bij zijn request mededeelt, dat hij bij inwilliging van zijn verzoek het voornemen heeft eenige van de thans door hem gegeven privaatlessen te laten varen, daar zien wij geen enkel bezwaar tegen het geven van de gevraagde toestemming. Slechts ver dient het aanbeveling de vergunning tot vvederopzeggens te verleenen, teneinde ten allen tijde tot intrekking te kunnen overgaan, indien zich onverhoopt bezwaren mochten voordoen. Op grond van een en ander stellen wij U mitsdien voor den heer Steijns tot wederopzeggens toe te staan 4 uren per week gymnastiekles te geven aan de bijzondere school voor M. U. 1.. O. aan het Noordeinde alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den len December 1913. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Steijns, M. A. A., leeraar in de gymnastiek alhier, dat hem door het bestuur der school voor M. U. L. O., hoofd de Heer J. B. Meijnen, verzocht is 4 uren per week gymnastiek les te geven aan de leerlingen der hoogste klassen, reden waarom hij zich tot U wend. met het beleefd ver zoek, hem te willen toestaan bovenbedoelde lessen te geven. Het welk doende, enz. A. Steijns. Aan De Edelachtb. Heeren, Heeren Leden v. d. Gemeente Raad te Leiden. N°. 10. Leiden, 2 Januari 1914. In Uwe Vergadering van 20 October 1910 werden wij ge machtigd tot het uitschrijven van een gevel wedstrijd in den geest van het in ons voorstel van 12 October t. v. (Ingek. stukken no. 314) medegedeelde. Deze wedstrijd heeft, zooals U bekend is, in het afgeloopen jaar plaats gehad en gold de gevels der huizen, tusschen 1 Januari 1911 en 1 Januari 1913 in deze gemeente gebouwd. De resultaten kunnen niet onbevredigend worden genoemd. Het blijft natuurlijk de vraag, of de huizen, waarvan archi tect en bouwheer werden bekroond, niet op dezelfde wijze zouden zijn gebouwd, indien geen wedstrijd gehouden was, doch aan den anderen kant is het toch ook niet onwaarschijn lijk, dat menig bouwer de in uitzicht gestelde bekroning voor oogen heeft gezweefd, toen hij zijn plannen ontwierp, en deze in verband daarmede iets sierlijker en fraaier heeft trach ten te maken. Doch hoe dit zijnu eenmaal eene eerste stap op dezen weg gezet is, zou het zeer verkeerd zijn, om zich met het aanvankelijke resultaat tevreden te stellen en geen verdere middelen aan te wenden, om eene fraaie bebouwing in de hand te werken. Met de Commissie van Fabricage zijn wij dan ook van oor deel, dat het alleszins aanbeveling verdient een tweeden wed strijd voor de jaren 1914—1915 uit te schrijven. In overleg met de leden der jury van den eersten wedstrijd is daarom dezerzijds een programma voor dien wedstrijd ont worpen-, waarbij van de bij den eersten wedstrijd opgedane ervaring partij is getrokken. De verschillende veranderingen zijn in het ter- visie liggend ontwerp-programma in rood aan gegeven. Zij betreffen in hoofdzaak de verdeeling der gebou wen in 3 rubrieken, n.l. a. dienst- en utiliteitsgebouwen, b. woongebouwen en c. arbeiderswoningen, zoodat in elk der rubrieken bekroningen kunnen worden toegekend. Verder zal aan den ontwerper van een bekroonden gevel niet meer de keuze worden gelaten tusschen een medaille of een som gelds, doch zal alleen een medaille worden toegekend, aangezien bij den eersten wedstrijd is gebleken, dat de bekroonden aan de toekenning van een medaille algemeen de voorkeur geven. De uitgaven, aan den wedstrijd verbonden, worden globaal geraamd op f 150 ten laste van het dienstjaar 1914 ten behoeve van het drukken en verspreiden van het programma, voor advertentiekosten enz. en op 350 ten laste van het dienstjaar 1916 voor de aanschaffing der benoodigde medailles en eer volle vermeldingen, het honorarium der jury en verdere on kosten. Wij geven U alsnu in overweging ons andermaal te mach tigen, tot het uitschrijven van een gevel wedstrijd met betrek king tot de gebouwen, in de jaren 1914 en 1915 gebouwd, over te gaan. Te zijner tijd zullen U dan de benoodigde gelden worden aangevraagd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 11. Leiden, 2 Januari 1914. Omtrent nevensgaand verzoek van J. Flippo, dat kan wor den beschouwd als een beroep tegen de beslissing van ons Col lege, om het aan adressant toegekende tijdelijke pensioen niet langer dan tot 15 December 1913 uit te keeren, kunnen wij U het navolgende mededeelen. In de maand Decemberl911 werd de stadswerkman J. Flippo in dienst door een onge val getroffen.Toen hij na verloop van ongeveer één jaar nog steeds niet in staat was zijne werkzaamheden te hervatten, werd besloten door twee stadsgeneesheeren, de heeren Blote en Weebers, een onderzoek te doen instellen naar zijn gezondheidstoestand. Indien ons dan uit de schrifte lijke verklaring der beide stadsgeneesheeren bleek, dat hij ten gevolge van de uitoefening van zijn dienst ongeschikt was geworden tot het bij voortduring waarnemen zijner betrekking, zou hem ingevolge het bepaalde bij art. 3 sub d juncto art. 6 der verordening van 20 Maart 1902 (Gem.Blad no. 6), rege lende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente ambtenaren, na bekomen eervol ontslag pensioen zijn toe gekend. Eene dergelijke verklaring ontvingen wij van de stadsge neesheeren evenwel niet. In de veronderstelling toch, dat vol ledig herstel geenszins onmogelijk, jazelfs zeer waarschijnlijk was, gaven zij ons bij missive van 24 December 1912 in over weging Flippo voorwaardelijk, d. w. z. tijdelijk pensioen te verleenen. Alvorens in deze een beslissing te nemen, brachten wij het advies der geneesheeren ter kennis van de Commissie van Fabricage, aangezien uit den aard der zaak, alsook ingevolge de verordening, van toekenning van pensioen, dus ook van tijdelijk pensioen, geen sprake kan zijn, alvorens aan den be trokken ambtenaar ontslag is verleend, en de benoeming en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 7