'218 DONDERDAG '27 NOVEMBER 1913. ding van een niet gedaan voorstel. Wanneer hij bijv. zegt: er moet een ruimte in den tuin tot aan de lucht gemeten worden, dan moet ik zeggen, dat niemand er aan gedacht heeft, om dat uit te spreken. Integendeel vinden wij, dat de bestrijding van den schatter van een niet gedaan voorstel niet van dien aard is, dat hij,den lof verdient, hem door Burge meester en Wethouders daarvoor toegezwaaid. Maar wat nu de hoofdzaak betreft want dit is eigenlijk een bijzaak, maar die dan toch wel degelijk even genoemd mocht worden uit het advies van den schatter blijkt iets, dat wij in de Commissie telkens even diep gevoeld hebben, telken male, als wij over die zaak bezig waren, nl. dat er moet zijn een schatting die tot evenredige uitkomsten leidt. Het komt ook u voor, M. d. V., dat, wil een vorm op den duur voldoen, dat de schatting voor welke belasting dan ook zooveel mogelijk moet berusten op een vaste basis. Daarom hebben wij van begin af aan gevraagd: geeft ons de volledige lijst van de oppervlakte, zoowel als van den aangenomen inslag, als van de kubieke ruimte, als van de geschatte huurwaarde en laat ons dan vergelijken, of die schattingen juist zijn. Wij hebben telkens die zaken moeten opvragen en ook nu weer was het er niet bij. Wanneer Burgemeester en Wethouders goed zullen willen en kunnen oordeelen, zal de schatter, evenals de herschatter dat doet, alle gegevens volledig moe ten overleggen van de grondslagen, die hij bij zijn schatting in aanmerking genomen heeft. Dan kunnen wij bij ieder stelsel tot een billijk oordeel komen en zullen wij niet tegen dit stelsel ageeren, maar het is te doen om tot een billijke beoordeeling te komen, daar wij telkens op die leemte hebben gewezen en dat nu nog weer doen. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een vraag willen doen. Misschien wil de heer Bosch zoo beleefd zijn, die te beant woorden. Zijn de reclamanten in de gelegenheid gesteld, hetzij persoonlijk, hetzij door hun gemachtigden, door de Commissie gehoord te worden of niet? Ik meen te hebben vernomen, dat zij er prijs op zouden hebben gesteld, door hun gemach tigde te worden gehoord, naar ik meen, dat dit niet is toegestaan. De heer Bosch. De Commissie vond deze reclames zoo een voudig, dat zij, kennende het standpunt waarop de herschatter, die tevens de gemachtigde van deze personen is, zich steeds plaatst en ook nu weer geplaatst heeft, het niet noodig oordeelde, dat nogmaals uiteen te hooren zetten. Dat is het eenige. De heer Fokker. Mag ik den heer Bosch dan om een enkele inlichting verzoeken? Het doet mij leed, dat de Commissie heeft gemeend, den gemachtigde van de reclamanten niet te hooren. Deze had misschien andere dingen kunnen aanvoeren, die de heeren van te voren misschien niet hadden overwogen, en dan zou het wel van belang zijn geweest. Wanneer men een reclame behandelt, is het toch een billijk verlangen te noemen, dat de reclamanten, hetzij persoonlijk, hetzij door hun gemachtigden, gehoord worden. Ik zou er prijs op stellen indien in het vervolg de reclamanten in de gelegenheid zouden worden gesteld, hun bezwaren mondeling toe te lichten. De heer Zwiers. M. d. V. Zou ik een enkel woord mogen zeggen, vooral naar aanleiding van wat zoo even door den heer Fokker is aangevoerd? Het is mij absoluut niet duidelijk, wat wij thans nog weer met den deskundige vanwege de belanghebbenden zouden hebben te bespreken gehad Het systeem, waarnaar te Leiden wordt geschat, is in een vorig rapport van de Commissie uitvoerig uiteengezet; en ook de afwijkende methode, die de bedoelde deskundige op recla manten wil zien toegepast, is door ons vroeger uitvoerig toegelicht. Erg eenvoudig was het niet, en helaas heb ik van hier aanwezigen moeten hooren, dat ze ook toen nog van het heele systeem niet veel begrepen. Wij hebben zelf trouwens toen reeds de opmerking gemaakt, dat wij het oordeel van de Commissie van 1906 niet konden onderschrijven. Deze meende, het systeem van dien deskundige „erg eenvoudig" te mogen noemen, maar achter dat »eenvoudig" zouden wij een groot vraagteeken willen plaatsen. Zooals bekend is, bestaat het systeem, waarnaar de aan slagen hier geschieden, uit de samenwerking van twee fac toren. De eerste factor is de huurwaarde van de lokaliteit, buiten verband met den omzet beschouwdde tweede factor is die omzet zelf, uitgedrukt in liters van 50-propentigen alkohol. Dat klopt met de wet, die spreekt van den »omvang van het bedrijf". De deskundigen van belanghebbenden stelt daarvoor steeds in de plaats de vrinst uit het bedrijf, en dat klopt niet. Óver den omzet nu bestond voor geen der beide recla manten twijfel. Maar ook over den eersten factor, de huur waarde, bestond tusschen de schattingen in eerste en in tweede instantie evenmin eenig verschil, en na wikken en wegen kwam ook onze Commissie tot dezelfde cijfers. Die twee factoren leverden nu als product de bedragen op, die de Commissie dus heeft voorgesteld te handhaven. Het ver schil met den deskundige van belanghebbenden zit ook nu weer hierin, dat deze niet naar dat systeem te werk gaat, maar de reclamanten anders wil behandelen, dan de vergun ninghouders, die niet hebben gereclameerd. Dat gaat echter naar onze meening niet op. Mocht misschien later eens bij de schattingen naar een gewijzigd systeem worden geschat, dan zal het billijk zijn, dat datzelfde systeem ook bij de reclames dienst doet. Maar waar bijna 200 vergunninghouders in eerste instantie allen zijn aangeslagen naar een systeem, dat zeker zijn gebreken, maar ook zijn mérites heeft, daar zou het bovendien tot grove onbillijkheden leiden, wanneer wjj voor deze twee reclamanten naar een absoluut afwijkend systeem gingen schatten. De Commissie had zich dat stelsel nu voor de derde maal kunnen laten uitleggen, en dan dien deskundige kunnen laten vertellen, hoe hij volgens dat stelsel tot afwijkende cijfers is gekomen. Zooals ik reeds zei, het bedrag van de beide factoren voor de berekening stond vast, en zoodra over die gegevens overeenstemming bestaat, is het een eenvoudig rekensom metje, dat door een schooljongen van tien jaar kan worden opgelost, om daaruit den aanslag te berekenen. Verdere inlichtingen waren daarvoor niet noodig, en van bedoelden deskundigen kon de Commissie onmogelijk nieuw licht ver wachten. Reeds in haar eerste vergadering meende zij dan ook, dat, waar de zaak ditmaal zoo eenvoudig was, het hooren van den deskundige van belanghebbenden zeker over bodig mocht heeten. De Voorzitter. De heer Fokker vraagt voor de derde maal het woord. Indien de Raad daartegen geen bezwaar heeft, verleen ik voor de derde maal het woord aan den heer Fokker. De heer Fokker. M. d. V. Ik begin met den Raad ten zeerste dank te zeggen, dat ik voor de derde maal het woord mag voeren. Ik wil wel zeggen, dat het mij niet zoo bizonder interesseert, wat die mijnheer voor de Commissie had willen vertellen; dat laat mij koud. Ik vroeg echter alleen het recht voor de belanghebbenden, om hetzij persoonlijk, hetzij door hun ge machtigden, door de Commissie te worden gehoord. De Commissie toch heeft aan den Raad te rapporteeren. Wan neer dit recht was vastgelegd in de verordening, zou ik er der Commissie een zacht verwijt van willen maken, dat zij de belanghebbenden niet heeft gehoord. Wanneer dat recht niet bestaat, dan zal ik overwegen of het niet gewenscht is, de verordening alsnog zoo aan te vullen, dat, wanneer de belanghebbenden wenscben te worden gehoord door de Com missie, dit ook wérkelijk geschiedt. De heer Bots. M. d. V. Ik wil even opmerken naar aan leiding van hetgeen de heer Bosch gezegd heeft omtrent het rapport van den schatter, dat toen ik indertijd met dezen een onderhoud had ook ter sprake is gekomen, om andere methoden bij het verrichten zijner schattingen te volgen en dat hij naar aanleiding daarvan vermoedelijk een en ander in zijn rapport behandeld heeft, zonder dat de Commissie er speciaal om gevraagd heeft. Dit is niet geschied met den her schatter, zoodat. daardoor de beide rapporten uiteen loopen. Ik heb echter daarin geen aanleiding gevonden, om dat rapport aan de Commissie te onthouden, maar haar daarvan ook een afschrift doen geven, opdat zij het a tête reposée zou kunnen overwegen. Waar de heer Bosch sprak over de gegevens, waardoor de schatter en herschatter aan hun taxatie komen, daarvan staat in het gemeenteverslag of in andere documenten, die aan de Commissie verstrekt zijn, een statistiek. Verder wil ik nog even opmerken, dat als men deskundige adviezen wil inwinnen, zooals dat door Burgemeester en Wethouders geschiedt, men dan toch de deskundigen dient vrij te laten, want als men hen aan allerlei voorschriften binden gaat, of allerlei grond slagen vaststelt, die zij te volgen hebben, krijgt men geen volledig deskundig advies meer. Burgemeester en Wethouders doen een schatting na ingewonnen deskundige adviezen, maar gaan nu Burgemeester en Wethouders of de Raad of wie dan ook de heeren deskundigen aan banden leggen, of hun althans voorschriften geven, dan ontvangt men in zekeren zin zijn eigen zienswijze terug. Zooals reeds in het ingekomen stuk is medegedeeld, bestaan er in andere gemeenten, zelfs in de grootste, evenmin voor schriften bij het verrichten der schattingen als hier. De Voorzitter. Ik wil nog even den heer Bosch ant woorden, dat ik mij niet bewust ben, dat Burgemeester en Wethouders aan den schatter den lof, waarvan hij sprak, hebben gebracht. Wij hebben ons geheel op een objectief standpunt geplaatst. Ik geloot ook niet, dat de veron derstelling van den heer Bosch juist is, dat het rapport van den schatter uitgebracht zou zijn, om het systeem van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 6