DONDERDAG 30
OCTOBER 1913.
195
er boeken komen, die niet naar zijn zin zijn, dan legt hij er
zich ten slotte toch bij neder, wanneer de medebestuurders
eene andere meening zijn toegedaan. En dan kan de Raad
zijn gedelegeerde niet meer desavoueeren. Daarom acht ik het
stelsel verkeerd.
De heer Heeres. M. d. V. Ik kan mij voor een groot deel
aansluiten bij hetgeen door u is gezegd. Ik zou het ook be
treuren, wanneer de Raad besloot om een gedelegeerde te
zenden in de Commissie van beheer van de Openbare Leeszaal.
Als het alleen zou zijn om controle uit te oefenen op de
boeken en couranten, dan zou daarvoor een gedelegeerde niet
noodig zijn, daarvoor heeft men nog wel andere gelegenheden
het Leesmuseum heeft toch ook een verslag.
Wanneer uit den Raad een gedelegeerde komt in het Be
stuur, dan heeft hij alle kans, dat hij óf komt in een moei
lijke positie tegenover dat Bestuur, óf eenvoudig met dat
Bestuur medegaat. Het Bestuur van de Leeszaal bestaat,
wanneer ik mij niet vergis, uit personen van allerlei richting,
die best in staat zijn de noodige controle uit te oefenen op
de boeken en couranten.
Ik geloof zelfs, dat het voor de Leeszaal zelve niet bevor
derlijk zou zijn, als er een dwarskijker door den Raad in
het Bestuur werd aangewezen. Laten zij hun gang gaan, het
is hun best toevertrouwd. Ik geloof zelfs, dat, wanneer het
Bestuur komt met het verzoek een gedelegeerde te benoemen,
ik er mij tegen verzetten zou.
De heer Vergouwen. Ik ben het met den heer Heeres eens
en wel omdat ik de juistheid van zijne bewering in de prak
tijk heb ondervonden. Ik ben benoemd tot bestuurslid van
het Stedelijk Muziekkorps, welke vereeniging door de gemeente
wordt gesubsidieerd. Ik heb mij zelf afgevraagd: als hoedanig
zit ik daar nu, als bestuurslid, of als gemeenteraadslid ter
controleering van wat hier gebeurt? Eene bepaalde instructie
krijgt men niet, dus moet men handelen naar eigen gevoelen.
Men is medebestuurslid; men moet derhalve de belangen
der vereeniging behartigen. En de belangen der vereeniging
kunnen indruischen tegen de belangen der gemeente. Derhalve
komt men te staan voor moeilijkheden. Want het is een
dubbele positie. De heer Sijtsma zegt: Gij begrijpt die positie
niet, en neemt als voorbeeld de Duinwaterleiding. Kreeg men,
als daar een bepaalde instructie, dan was het een ander geval.
Was er dan iets niet in den haak, dan kon men den Ge
meenteraad daarmede in kennis stellen. Maar nu is men
medebestuurslid en moet mede de belangen der vereeniging
behartigen. Als Bestuurslid eener gesubsidieerde vereeniging
staat men dus niet vrij. De ondervinding brengt mij derhalve
aan de zijde van den heer Heeres.
De heer van der Pot. M. d. V. Na hetgeen ik over de zaak
heb gehoord gevoel ik ook geene vrijheid om te stemmen
voor het voorstel van den heer Sijtsma. Als ik tegenstem,
doe ik dat echter op de gronden, door de heeren Korf! en
van der Lip aangevoerd, niet op die welke daarna zijn te
berde gebracht. Het standpunt van de heeren Vergouwen en
Heeres lijkt mij niet geheel juist. Deze heeren gaan te veel
uit van de gedachte, dat in den boezem van het Bestuur
voortdurend conflicten ontstaan over het aanschaften van
literatuur. Hierdoor, dat geef ik toe, zou een gedelegeerde uit
den Raad in moeilijkheid geraken.
Maar m. i. wordt te veel over het hoofd gezien, dat, waar
het Rijk subsidie geeft, hieraan voorwaarden zijn verbonden,
o. a. met betrekking tot den aard der aan te schaften litera
tuur. Aldus beperkt, kan m. i. ieder de verantwoordelijkheid
daarvoor gerust aanvaarden, zoodat ik mij de moeilijkheden
van dien gedelegeerde niet best kan indenken.
De Voorzitter. Ik ben er niet bang voor, dat de Bestuurs
leden onderling zullen gaan kibbelen, maar ik ben er van
overtuigd, dat de gedelegeerde kan komen te staan in een
valsche positie. Ik ben er voor, dat de menschen hunne eigene
zaken beheeren. Het benoemen van zoo'n gedelegeerde is toch
maar een wassen neus.
Bovendien zooals ik reeds opmerkte de meerderheid
van den Raad heeft indertijd gestemd voor gemeentesubsidie,
opdat deze Vereeniging in de gelegenheid zou zijn Rijks
subsidie te verkrijgen.
En nu acht ik het niet goed, daaraan verder nog een cachet
te geven. Wanneer men zich gedraagt naar de voorwaarden,
waaronder het subsidie is gegeven, dan moeten wij daar niet
aan tornen; maar verder moeten wij er ons dan ook buiten
houden. Inmiddels is bij mij ingekomen het navolgend voor
stel van den heer Sijtsma:
»Ondergeteekende stelt voor, dat de Raad uit zijn midden
een lid benoemt, die als gedelegeerde van de gemeente zal
zitting nemen in het bestuur van de vereeniging «Openbare
Leeszaal en Bibliotheek", zoolang deze vereeniging gemeente
lijk subsidie geniet, zoodat dus aan de subsidietoekenning
deze voorwaarde worde verbonden."
Wanneer de heer Sijtsma dit voorstel wenscht te hand
haven, zou ik hem willen vragen, of het niet beter is om het
zoo te redigeeren
«Ondergeteekende stelt voor om aan het subsidie aan de
vereeniging «Openbare Leeszaal en Bibliotheek" als voor
waarde te verbinden, dat een lid van den Gemeenteraad als
gedelegeerde van de gemeente zitting neemtn in het Bestuur."
De heer Heeres. Zou het in het belang van hetgeen de
heer Sijtsma zelf wenscht, niet veel beter zijn, dat hij op het
oogenblik zijn voorstel introk? Wanneer het nu wordt ver
worpen, zal het Bestuur van de Leeszaal nooit meer meteen
verzoek om een lid van den Raad in het Bestuur te benoe
men, komen Wordt het nu ingetrokken, dan blijft die moge
lijkheid altijd nog bestaan.
Er kunnen zich nu twee gevallen voordoen. Sommige leden
zullen misschien op grond van de motieven aangevoerd door
den heer van der Lip en den heer Korff tegenstemmen, andere
leden zullen dit wellicht weer doen op grond van hetgeen
door den Voorzitter en door mij is aangevoerd. En zoo doende
zal men tot een onzuivere stemming komen. Wanneer gij uw
voorstel nu terugneemt, dan bestaat er altijd nog kans dat
het Bestuur zelve komt met een verzoek.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het idéé van dwarskijker, dat de
heeren zich eerst hadden voorgesteid. kan nu geloof ik wel ter
zijde worden gesteld. Uw oppositie kan ik overigens wel begrijpen.
U wilt niet meer cachet aan de zaak geven; u schijnt met
de Leeszaal niet erg ingenomen te zijn. Dat kan ik mij be
grijpen. Dat was destijds ook het motief van den heer Aalberse,
waarom hij zoo krachtig ageerde tegen een gemeentelijken
commissaris.
Maar dan moeten de leden, die op een ander stand
punt staan, en dat is geloof ik, nog wel de meerderheid,
wel begrijpen, dat wanneer zij mijn voorstel afstemmen,
daardoor als het ware zal worden uitgemaakt, dat men dit
doet, omdat men slechts noodgedrongen subsidie geeft.
De Voorzitter. Men moet de zaak objectief beschouwen 1
Men kan om verschiliende redenen tegen het voorstel van
den heer Sijtsma zijn. En afgezien van alle andere overwe
gingen, zou ik deze willen laten gelden, dat de toestand, zoo
als die nu is, geenerlei bezwaar oplevert. Laten wij daarin
dus geen verandering brengen.
Door aanneming van het voorstel van den heer Sijtsma
zou men zich gaan begeven op een nieuwen weg, en dat
acht ik volstrekt niet noodig. De Vereeniging krijgt haar
subsidie, en hare zaken marcheeren, waarom nu ook nog
een gedelegeerde benoemd?
De heer Heeres. Ik wensch allereerst een misverstand uit
den weg te ruimen. De heer Sijtsma had gezegd, dat de ge
delegeerde uit den Raad tegelijkertijd contróle kan uitoefenen
op de boeken en couranten. Dat vind ik niet noodig en zelfs
verkeerd. In dit verband heb ik het woord «dwarskijker"
gebruikt. Ik dacht daarbij niet aan een dwarskijker in de
onaangename beteekenis van het woord, maar ik vind het
verkeerd, dat wij een lid uit ons midden delegeeren.
De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof, dat wij op deze wijze
eene onzuivere stemming zullen krijgen, wanneer er gestemd
wordt over het voorstel van den heer Sijtsma. M. i. is de moei
lijkheid te ontkomen door eene motie, waarin de Raad als
zijne overtuiging uitspreekt, dat het zijn wensch is, dat een
lid van den Raad als gedelegeerde in het Bestuur van de
Leeszaal zitting neemt. Wordt deze motie aangenomen, dan
staat het aan de Vereeniging een verzoek dienaangaande in
te dienen. Dit is m. i. een beter standpunt, waarop de Raad
dan komt te staan. De vereeniging zal nu tot den Raad kun
nen komen met dit verzoek. Wij moeten gelooveri, wat de
heer Sijtsma heeft gezegd. Wanneer wij aan de vereeniging
wat tegemoet komen, zal zij komen met haar verzoek om een
gedelegeerde in haar Bestuur te benoemen. En dan zou deze
niet aan de vereeniging zijn opgedrongen, maar door haar
zijn gewenscht. Hierdoor zou iedere formeele moeilijkheid uit
den weg zijn geruimd.
De heer Pera. M. d. Y. Toen de kwestie van het verleenen
van subsidie aan de Leeszaal aan de orde was, heb ik dit
voorstel bestreden. De meerderheid van den Raad heeft het
aangenomen. Het is mijne bedoeling niet het toestaan van
subsidie te bestrijden, maar ik wil slechts mededeelen, wat
mij verleden jaar gezegd is door iemand, die in beginsel een
voorstander is van de Leeszaal. Hij maakte er aanmerking
op, dat aan de Leeszaal subsidie door de gemeente was ver
leend, omdat zij niet aan haar doel beantwoordt.
De Voorzitter. Ik geloof, mijnheer Pera, dat U te ver
van ons onderwerp afdwaalt.
De heer Pera. Men zegt, dat van de Leeszaal uitsluitend
gebruik wordt gemaakt door hen, die er voor uitspanning
romans komen lezen, terwijl de bedoeling is geweest ontwik
keling, vermeerdering van kennis en het beoefenen der let-