146 Overeenkomstig de door ons hiervoren besproken wijzigingen en aanvullingen, geven wij U alsnu in overweging, vast te stellen dè navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 5 October 1911 (Gem. blad n°. 29), regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, te Leiden. Artikel 1. De woorden in het le lid van art. 5: »na aftrek van 1°. hetgeen van den belastingschuldige wegens belasting door het Rijk, de Provincie, de Gemeente of andere publiek rechtelijke lichamen wordt geheven, met uitzondering van deze inkomstenbelasting en van het recht van successie;" worden vervangen door de woorden: »na aftrek van: 1°. de door den belastingplichtige verschuldigde grond-, waterschaps-, polder-, dijk- of andere zakelijke lasten en dat gedeelte van de personeele belasting, dat wordt geheven van perceelen of perceelsgedeelten, uitsluitend dienende tot de uitoefening van het bedrijf en waarvoor krachtens de wet tot regeling van de personeele belasting op vermindering van belasting aanspraak kan worden gemaakt;" Daarna wordt als sub 2e opgenomen de bepaling: »de uitgaven tot noodzakelijk onderhoud en verzekering van gebouwde eigendommen vereischt, echter tot geen hooger bedrag dan 15 pet. der bruto-opbrengst, of, ingeval van eigen gebruik, tot geen hooger bedrag dan 15 pet. van de vermoe delijke huurwaarde;" waarna sub 2e en 3e respectievelijk worden: sub 3e en 4e. Art. 2. In het 2e lid van art. 5 wordt na sub a opgenomen de bepaling: de waarde van eigen gebruik van gebouwde of onge bouwde eigendommen wordt naar de vermoedelijke huur waarde berekend"; waarna sub be respectievelijk worden sub c Daarna wordt opgenomen de bepaling: y>g. de voordeelen, niet in geld genoten, als: kost en inwoning, vrije woning, vuui en licht en dergelijke, worden op hunne geldelijke waarde begroot"; waarna sub f wordt: sub h. Art. 3. In artikel 6 vervalt al hetgeen volgt na de 29e klasse en worden daarna opgenomen de woorden: »en voor elke f 1000 boven dit cijfer een klasse hooger". Art. 4. In het tarief, opgenomen in artikel 8, vervalt al hetgeen volgt op de tweeëndertigste toeneming (belastbaar inkomen f 11100), terwijl achter die toeneming onmiddellijk volgt de bepaling »Elke 1000.belastbaar inkomen boven 11100.vormt een nieuwe toeneming in den zin dezer verordening, terwijl het percentage voor die toeneming blijft 1". Art. 5. Aan artikel 9 wordt als 2e lid toegevoegd »Bij de vermenigvuldiging worden breuken van minder dan een cent verwaarloosd". Art. 6. Aan artikel 14 wordt als 2e lid toegevoegd: «Burgemeester en Wethouders hebben bovendien de bevoegd heid van de belastingplichtigen te verlangen specificatie van de verschillende rubrieken van artikel 5 dezer verordening en van de verschillende onderdeelen daarvan, en andere nadere schriftelijke inlichtingen". Art. 7. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1914. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 280. Leiden, 27 October 1913. In Uwe vergadering van den 13den Maart j.l. werd tot de aanschaffing van een aantal model-vuilnisemmers ten behoeve van den nieuwen reinigingsdienst besloten (men zie de Ing. St. No. 69). Tevens werd daarbij in principe goedgekeurd, dat in de Verordening op de Straatpolitie eene bepaling zou worden opgenomen, waardoor het plaatsen van niet behoorlijk overdekte vuilnisbakken, emmers of dergelijke voorwerpen op den openbaren weg zou worden verboden. Het komt ons voor, dat eene dergelijke bepaling het best kan worden ondergebracht bij art. 9 der bedoelde verordening, waarin thans reeds verboden wordt vóór de komst van den vuilnisophaler eenig voorwerp, dat tot berging van vuilnis dient, op den openbaren weg neder te zetten. Dit artikel zou dan aldus kunnen worden uitgebreid, dat voorop, onder letter a, wordt gesteld het verbod om tot ber ging van vuilnis andere, dan behoorlijk gesloten of overdekte emmers enz. te bezigen, terwijl dan, onder letter b, het bestaand verbod om deze voorwerpen op den openbaren weg neder te zetten vóór de komst van den vuilnisophaler, gehandhaafd kan blijven. Weliswaar heeft dit verbod thans niet langer ten doel het voorkomen van verspreiding van voor de gezondheid schadelijke stoffen (immers de emmers enz. moeten behoorlijk gesloten of overdekt zijn), maar de bepaling behoudt niettemin haar nut, ir.zooverre een, vooral in smallere straten, zeer hinder lijke verkeersbelemmering er door kan worden tegengegaan. Om dezelfde reden zouden wij nu het artikel toch gewijzigd wordt daaraan nog wenschen toe te voegen eene bepaling onder letter c, waarbij verboden wordt de vuilnisemmers enz. ook na het vertrek van den vuilnisophaler op den openbaren weg te laten verblijven. Waar bovendien na den len Januari 1914 het ophalen van vuilnis niet langer door de pachters, maar uitsluitend van gemeentewege zal geschieden, daar kunnen nu ook de op den tegenwoordigen toestand betrekking hebbende woorden, voor komende in de artikelen 9, 11 en 12, vervallen. Teneinde de voor de artikelen 66 en 71 eenmaal aange nomen redactie niet te verstoren, zullen ten slotte ook deze artikelen, waarin resp. de tegen overtreding van de verschil lende bepalingen der verordening bedreigde straffen en de opsporingsambtenaren worden opgenoemd, in dit wijzigings voorstel moeten worden betrokkenzoowel in de eerste zin snede van art. 66, als in het tweede lid van art. 71 sub e zal n.l. in plaats van »9" moeten worden gelezen»9, litt. a, b en c". Wij hebben alsnu de eer Uwe vergadering in overweging te geven tot het aanbrengen der bóvenvoorgestelde wijzigingen in de Verordening van den 2en Mei 1912 op de Straatpolitie (Gem.bl. No. 17) laatstelijk gewijzigd bij verordening van den 6en Februari 1913 (Gem.bl. No. 3) thans definitief te besluiten door vaststelling van de hierna volgende concept-verordening. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. VERORDENING, houdende wijziging der Verordening van den 2'ten Mei 1912 op de Straatpolitie (Gem.bl. No. 17), laatstelijk gewijzigd bij Verordening van den 6e» Februari 1913 (Gem.bl. No. 3). Artikel 1. Artikel 9 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt «Het is verboden: atot berging van asch of vuilnis, bestemd om vanwege het bevoegd gezag te worden medegenomen, andere dan be hoorlijk gesloten of overdekte emmers, bakken of dergelijke voorwerpen te bezigen b) deze emmers, bakken of dergelijke voorwerpen op den openbaren weg neder te zetten vóór de komst van den vuilnis ophaler c) deze emmers, bakken of dergelijke voorwerpen op den openbaren weg te laten verblijven, na het vertrek van den vuilnisophaler." Art. 2. In de artikelen 11 en 12 dier verordeniflg vervallen de woorden «door de pachters van asch en vuilnis daarmede belast of". Art. 3. In art. 66 eerste lid wordt in de eerste zinsnede en in art. 71 tweede lid wordt onder litt. e in plaats van »9" ge lezen «9, litt. a, b en c". Art. 4. Deze verordening treedt in werking op den len Januari 1914. N°. 281. Leiden, 27 October 1913. Door de Commissie voor het Marktwezen wordt voorgesteld men zie haar in de Leeskamer ter visie liggend schrijven van den 18en Juni j.l. om eene kleine wijziging aan te brengen in de Verordening van den 26en Mei 1898 op de Markten (Gem.bl. No. 10), laatstelijk gewijzigd hij Verorde ning van den 20en October 1910 (Gem.bl. No. 22). Deze wijziging betreft art. 23 dier Verordening, waarin o. a. wordt bepaald: dat het botervaatwerk, hetwelk voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 4