139 terwijl als tweede wijkopzichter een nieuwe titularis zal moeten worden benoemd. Het traktement der beide wijkopzichters zou, overeenkom stig het voorstel der deskundigen, kunnen worden bepaald op 9U01200 's jaars (3 verhoogingen ad f 100 tel kens na 3 jaar dienst). Aangezien echter een der wijkopzich ters eene ambtswoning krijgt boven het administratiegebouw benevens het genot van vrij vuur en licht, wordt voor hem eene jaarwedde van 725—1025 voorgesteld. Voor den opzichter, hoofdzakelijk voor den ontsmettings- dienst, achten wij echter een traktement van 900 1200 's jaars te laag, in verband met de meerdere kennis, die van dezen opzichter wordt gevorderd en de grootere ver antwoordelijkheid, die door hem wordt gedragen. Voor deze functie zal worden aangewezen de tegenwoordige opzichter voor de rioleeringen bij Gemeentewerken, wiens jaarwedde thans 1000—1300 bedraagt. Indien men ook hem, evenals aan de opzichters, die bij Gemeentewerken blijven, 100 salarisverhooging toekent, zal zijn traktement dus moeten worden bepaald op 1100 tot 1400 's jaars. Voor den boekhouder bij de gemeentereiniging tenslotte kan weder de door de deskundigen voorgestelde regeling 10001300) worden overgenomen. Alsnu blijven nog een viertal punten ter bespreking over, te weten: het toekennen van eene toelage wegens het bezit van een of meer diploma's, het toekennen van buitengewone traktementsverhoogingen aan ambtenaren, die zich door ijver, geschiktheid en bekwaamheid op bijzondere wijze onder scheiden, de traktementsregeling voor den Ingenieur van Gemeentewerken en die voor den Directeur van Gemeente werken. In het vorige jaar bereikte U een adres van den Algemeenen Nederlandschen Opzichters- en Teekenaarsbond, waarbij deze verzocht de in dienst onzer gemeente zijnde opzichters en teekenaars voor een der diploma's, in de bij het adres behoo- rende toelichting vermeld, een extra-bezoldiging toe te kennen van vijftig gulden 's jaars. Met het-denkbeeld, om voor het bezit van een diploma een jaarlijksche toelage in uitzicht te stellen kunnen wij ons wel vereenigen, aangezien niet te ontkennen valt, dat daardoor de lust tot eigen studie bij de ambtenaren wordt aangekweekt, waarvan natuurlijk ook de gemeente de goede vruchten kan plukken. Eene toelage van 50,— 's jaars per diploma tot een maximum van ƒ100,— achten wij voldoende. Wij geven U daarom in overweging te bepalen, dat aan de ambtenaren, die volgens de verordening verbonden zijn aan de bureaux van Gemeentewerken, van de Gemeente lijke Reiniging en voor het Bouw- en Woningtoezicht, uit gezonderd de Directeur en de Ingenieur van Gemeentewerken, de adjunct-Directeur van de Gemeentelijke Reiniging en de Inspecteur der Bouwpolitie, eetie traktementsverhooging van ƒ50,'s jaars zal worden gegeven voor het bezit van elk diploma, door ons College aangewezen, met dien verstande echter, dat de verhoogingen voor die diploma's te zamen nimmer meer dan 100,mogen bedragen. Met het toekennen van buitengewone traktementsverhoo gingen aan ambtenaren, die zich door ijver, geschiktheid en bekwaamheid op bijzondere wijze onderscheiden, zooals in de stukken wordt voorgesteld, kunnen wij ons tot ons leedwezen niet vereenigen. Nu eenmaal het stelsel van periodieke verhoogingen is in gevoerd, kan o. i. hoogst moeilijk aan ons College in de ver ordening de bevoegdheid worden gegeven, om daarenboven nog buitengewone traktementsverhoogingen toe te kennen aan bijzonder verdienstelijke ambtenaren. Is het wenschelijk aan dergelijke ambtenaren eene buitengewone verhooging te geven, dan behoort dit naar ons oordeel te geschieden in den vorm van eene personeele toelage, in ieder bijzonder geval door Uwe Vergadering op voorstel van ons College toe te kennen, doch niet door ons College krachtens eene algemeene machtiging, ons door Uwe Vergadering in de verordening gegeven. Doch zelfs afgescheiden van dit jprincipieele bezwaar, moe ten wij U ten sterkste ontraden de voorgestelde nieuwigheid incidenteel ten behoeve van de ambtenaren bij de genoemde bureaux in te voeren. Ook in andere takken van dienst treft men verschillende hoogst verdienstelijke ambtenaren aan. In dien derhalve mocht worden besloten tot het toekennen van dergelijke buitengewone verhoogingen, dan zou derhalve eene algemeene regeling te dezen opzichte moeten worden getroffen, doch niet eene incidenteele, zooals in de stukken in overwe ging wordt gegeven. Met betrekking tot de traktementsregeling van den Inge nieur van Gemeentewerken kunnen wij kort zijn. Het stand punt. uitvoerig uiteengezet in ons praeadvies van 19 November 1912 (Ingek. Stukken no. 262) en in de raadsvergadering van 28 November d. a. v. (Handelingen pag. 212 v.), wordt nog steeds door ons gedeeld. Bovendien zijn wij in onze meening, dat het vaste trakte ment van den Ingenieur niet lager mag zijn dan het tegen woordig salaris, vermeerderd met het bedrag, dat indertijd door den vorigen titularis als personeele toelage werd genoten, versterkt door het zeer gering aantal sollicitanten bij de laatste vacature en de groote moeite, welke het toen heett gekost, om eene behoorlijke aanbeveling bij U in te dienen. Het verheugt ons dan ook ten zeerste, dat de Commissie van Fabricage, die verleden jaar, althans in hare meerderheid, tegen de voorgestelde salarisverhooging was gekant, thans de noodzakelijkheid daarvan heett ingezien en wij geven U daarom andermaal met aandrang in overweging het minimum- en maximum-salaris van den Ingenieur met 400 's jaars te verhoogen en hem den titel Ingenieur, plaatsvervangend Directeur te geven. Tenslotte vragen wij nog een oogenblik Uwe aandacht voor de salarisregeling van den Directeur van Gemeentewerken. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van meening, dat een traktement van 4000 met 2 verhoogingen ad f 250, telkens na 5 jaar dienst, dus tot een maximum van 4500, voor deze betrekking als zoodanig voldoende is. Nu de Directeur ingevolge besluit van Uwe Vergadering d.d. 21 December 1911 (Ingek. Stukken no. 285) echter tevens belast zal worden met het beheer over de Gemeentelijke Rei niging en zijne werkzaamheden daardoor zeer aanmerkelijk zullen worden verzwaard, achten wij het met de genoemde commissie billijk, hem, zoolang hij met dat beheer zal zijn belast, eene jaarlijksche toelage van ƒ500 toe te kennen. Mocht derhalve te eeniger tijd de opperleiding der Gemeentelijke Reiniging niet meer bij den Directeur van Gemeentewerken berusten, dan vervalt ook deze toelage. De door ons voorgestel.de traktementsverhoogingen brengen een hoogere jaarlijksche uitgave mede van ƒ,2150, waaronder begrepen de zooeven besproken toelage ad* 500 aan den Directeur van Gemeentewerken. De gelden zijn, zooals in de Memorie van Toelichting op de concept-begrooting voor 1914 is medegedeeld, reeds op den post voor «Onvoorziene Uit gaven" uitgetrokken. Op grond van al het bovenstaande en onder verwijzing naar de in de Leeskamer liggende stukken geven wij U mitsdien in overweging te besluiten tot vaststelling van de navolgende verordening VERORDENING, regelende de samenstelling van de bureaux van Gemeentewerken, van de Gemeentelijke Reiniging en voor het Bouw- en Woningtoezicht, en de bezoldi ging van de aan die bureaux verbonden ambtenaren. Van het bureau van Gemeentewerken. Art. 1. Aan het bureau van Gemeentewerken zijn verbonden de navolgende vaste ambtenaren een Directeur, tevens belast met het beheer over de Ge meentelijke Reiniging, een Ingenieur, plaatsvervangend Directeur, een hoofdopzichter, een opzichter hoofdzakelijk voor de gemeentegebouwen, een opzichter hoofdzakelijk voor bruggen, waterwerken en wegen, een opzichter hoofdzakelijk voor de bestratingen, een opzichter in algemeenen dienst, een boekhouder, een administratief ambtenaar, een eerste teekenaar, een tweede teekenaar, een bewaarder der Stadstimmerwerf. Art. 2. De bezoldiging der in het vorige artikel genoemde ambte naren is geregeld als volgt: late AfDEELING.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 5