DONDERDAG 21 AUGUSTUS 1913. 141 door den heer vari Gruting die' kennisgeving niet gericht aan Burgemeester en Wethouders maar alleen aan den Burge meester. De Commissie meent evenwel, dat dit haar niet behoeft te weerhouden om tot toelating van den heer van Gruting te adviseeren. In de eerste plaats toch behoort die kennisgeving niet tot den geloofsbrief in art. 17 vermeld, en valt dit dus buiten de beoordeeling van den Raad. In de tweede plaats mag meri veronderstellen, dat het wel de be doeling is geweest om te handelen overeenkomstig de wet, en dat in elk geval de Burgemeester de kennisgeving heeft ont vangen, die deze dan wel zal hebben overgebracht bij Burge meester en Wethouders. De Commissie heelt het echter geraden geacht hierop even de aandacht te vestigen, opdat de heeren er in de toekomst op zullen letten. Er staat uitdrukkelijk in artikel 13, dat de kennisgeving moet geschieden aan Burgemeester en Wethou ders en dal, wanneer dit niet binnen vier weken is geschied, de benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen. De Commissie adviseert dus nu tot toelating van den heer D. van Gruting. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot tóelating besloten. De heer Aalberse. De stukken overgelegd door den heer Mr. C. W. van der Pot Bzn. zijn door de Commissie volko- komen in orde bevonden en zij adviseert dus tot zijne toe lating. Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming tot toelating besloten. De heer Aalberse. Bij den geloofsbrief van den heer Sijtsma is de Commissie op een moeielijkheid gestuit. Volgens de officieele stukken is de heer Sijtsma candidaat gesteld en ook gekozen als K. D. Sijtsma. Nu blijkt echter, dat de heer Sijtsma, blijkens de overgelegde geboorteacte, niet aldus heet, maaralleen Keimpe Sijtsma, terwijl zijn vader heet D. Sijtsma. Aangezien de kiezers ongetwijfeld hebben bedoeld te stemmen op den heer Keimpe Sijtsma, heeft de Commissie geen bezwaar om niettegenstaande deze kleine informaliteit, toch te advi seeren tot toelating van den heer Sijtsma. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toelating besloten. De heer Aalberse., De geloofsbrief van den heer J. Bosch is door de Commissie geheel in orde bevonden en zij advi seert dus tot toelating van den heer Bosch. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toelating besloten. De heer Aalberse. De geloofsbrief van den heer A. Mulder is door de Commissie eveneens in orde bevonden, weshalve zij adviseert tot zijne toelating. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toelating besloten. De heer Aalberse. Bij den geloofsbrief van den heer G. P. Timp is de Commissie op dezelfde informaliteit gestuit als bij den geloofsbrief van deri heer van Gruting, nl. dat de kennis geving niet is gericht aan Burgemeester en Wethouders maar alleen aan den Burgemeester. Op dezelfde gronden als bij den heer van Gruting is de Commissie evenwel van meening, dat zij desniettemin kan adviseeren tot toelating van den heer Timp. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toe lating besloten. De heer Aalberse. Bij den geloofsbrief van den heer C. J. van Tol doet zich een gelijksoortige informaliteit voor. De heer van Tol heeft zijne kennisgeving niet gericht aan Bur gemeester en Wethouders, niet aari den Burgemeester, maar hij is nog hooger gegaan en heeft deze gericht aan den Raad. Ook hier meent de Commissie te mogen aannemen, dat het de bedoeling is geweest om te voldoen aan de wet en dat het dus ook de bedoeling is geweest om de kennisgeving te richten aan Burgemeester en Wethouders, die haar in elk geval ook in handen hebben gekregen. En ook omdat de ken nisgeving niet behoort tot de stukken in art. 17 gevorderd, stelt de Commissie voor te besluiten tot toelating van den heer van Tol. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toelating besloten. De heer Aalberse. De geloofsbrief van den heer J. A. van Hamel is door de Commissie geheel in orde bevonden, zoodat zij adviseert tot toelating van den heer van Hamel. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot toelating besloten. Aan de beoordeeling hunner eigen geloofsbrieven werd geen deel genomen door de heeren van Gruting, van der Pot, Sijtsma, Bosch, A. Mulder, van Tol en van Hamel, die daartoe achtereenvolgens de vergadering tijdelijk verlieten. Tijdens de afwezigheid van den heer van Hamel nam de tijdelijk-wethouder, de heer Korevaar het voorzitterschap waar. De Voorzitter. Ik dank de Commissie van onderzoek voor de moeite, die zij zich wel heeft willen getroosten. Mag ik nu dezelfde drie heeren en den heer Bosch uit- noodigen het stembureau te willen vormen voor de thans volgende benoemingen. II. Benoeming van een leeraar in de aardrijkskunde en het schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing St. No. 218.) Wordt benoemd met 19 stemmen de heer Cb. F. H. Du- mont; 1 stem was van onwaarde. III. Benoeming van een leeraar in de wiskunde en het boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. No. 218.) Wordt benoemd met 15 stemmen de heer C. E. Hoorens van Heijningen; 5 stemmen waren van onwaarde. IV. Benoeming van eene leerares in de gymnastiek aan de beide Hoogere Burgerscholen, de Kweekschool voor Onder wijzers en Onderwijzeressen en de scholen der 1ste en 2de klasse. (Zie Ing. St. No. 225.) Wordt benoemd met algemeene (20) stemmen Mej. C. R. Kok. V. Benoeming van eene leerares in de gymnastiek aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 223.) Wordt benoemd met algemeene (20) stemmen Mej. C. R. Kok. VI. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium. (Zie Ing." St. No. 222.) De heer de Boer M. d. V. Wanneer Dr. Lely nu wordt benoemd als leeraar aan het Gymnasium, is hij dan verplicht om in Leiden te komen wonen? En ten tweede: hoe staat de gemeente ten aanzien van het pensioen van dezen leeraar? De Voorzitter. Ik had omtrent deze zaak eene mededeeling willen doen aan den Raad. Zoo stellen Curatoren van het Gymnasium voor het traktement van den heer Lely vast te stellen op 1800.Nu is de heer Lely bij mij geweest en heeft hij hierover zijne teleurstelling uitgesproken hij meende, dat het tractement zou zijn 2000.Hij meende hierop aanspraak te mogen maken ook op grond, dat hij reeds zoo vele dienstjaren had. De heeren, die op ƒ1800.werden benoemd, hadden in het geheel geen dienstjaren; die kwamen hier kort na afloop van hun Doctoraal examen en zonder eenige ervaring, het was dan een soort van proef. Zoo is in 1910/11 benoemd de heer Spoelder op 1800.— en later de heeren Bryce en Brascamp. Op 'toogenblik is er een vreeselijk gebrek aan classici, nauwelijks is iemand gepromoveerd of hij wordt al weggehaald de verschillende gemeenten vechten als het ware om een docent. Daarom verheugde het Burgemeester en Wethouders ten zeerste, dat Dr. Lely zich beschikbaar wilde stellen voor deze betrekking. Curatoren hebben vermoedelijk uit kracht van gewoonte het bedrag van 1800.— als tratkement voor gesteld en zij hebben daarbij niet gelet op de veeljarige diensten van den heer Lely. Nu heeft hij vóór de Kerst- vacantie te geven 22 lesuren en na de Kerstvacantie 19 uren, terwijl het altijd usance is geweest om 100.per wekelijksch lesuur te geven. De vaste traktementen zijn geregeld bij verordening, bij tijdelijke indiensttreding bepaalt de Raad telkens het bedrag. Burgemeester en Wethouders stellen daarom nu voor het traktement voor Dr. Lely vast te stellen op ƒ2000.en niet op ƒ1800.—. Verder heeft Dr. Lely als uitdrukkelijke voorwaarde gesteld, dat hij niet verplicht zou zijn om in Leiden te komen wonen. Hij woont op 't oogenblik met zijn gezin in Den Haag in zijn eigen huis en kan voor een tijdelijke dienstwaarneming van een jaar wellicht wordt dit later verlengd, maar voorloopig is het maar voor een jaar niet zulke groote kosten en allerlei andere bezwaren aaneen verhuizing verbonden, dragen. Wanneer de Raad den eisch stelde, dat hij hier zou moeten wonendan zou hij zich terugtrekken. Dit heeft Burgemeester

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 3