140
DONDERDAG 21
AUGUSTUS 1913
3°. Klacht va» J. J. Kop e. a. over hinder van asch en roet
uit den schoorsteen der Electrische Centrale.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren!
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onder-
geteekenden, Johannes Jacobus Kop Jr. c.a. bewoners van den
omtrek der Electrische Centrale, dat zij tot hun leedwezen
zeer veel hinder en last ondervinden door het neervallen van
koolasch uit den schoorsteen der Electrische Centrale, zoo zelfs
dat alles wat in do open lucht staat steeds met een zwarte
laag bedekt is, reden waarom zij UÊd. Achtb. beleefd ver
zoeken in dezen onhoudbaren toestand Verbetering te willen
aanbrengen.
't Welk doende enz.
J. J. Kop Jr.
(Volgen de namen van nog 48 adressanten).
Leiden 8 Augustus 1913.
De Voorzitter. Aangezien bet hier een onderwerp betreft,
dat onder de Hinderwet valt, stel ik voor, dit adres testellen
in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening.
De heer Botermans. M. d. V. Ik heb ook een paar men-
schen over deze zaak gehoord en ik heb mij overtuigd van
den last, dien zij ondervonden. Bij sommigen was het bepaald
verschrikkelijktuintjes en plaatsjes lagen vol met roet. Bij
droog weer gaat het nog, maar bij regen is het een smeer
boel bovendien kan men haast nooit een venster openzetten.
Het is hoog noodig, dat in deze maatregelen worden genomen.
De Voorzitter. Het geldt, zooals ik zeide, een zaak die
onder de Hinderwet valt, maar Burgemeester en Wethouders
zullen zeker nagaan of in het bezwaar is tegemoet te komen,
zij zijn hiermede zelfs reeds bezig.
De heer Fokker. M. d. V. Het is wel zeer handig te zeggen,
dat dit een zaak is, die onder de Hinderwet valt en dat zij
dus bij Burgemeester en Wethouders behoort, maar is dit
wel heel juist Het betreft hier toch een gemeentelijke instelling.
De Hinderwet is een van de Rijkswetten, ik geef dit toe,
waarvan de uitvoering is opgedragen aan Burgemeester en
Wethouders, voor zooverre het gemeentebestuur hiertoe wordt
geroepen. Maar wanneer door eene gemeentelijke instelling
hinder wordt veroorzaakt, dan dunkt mij toch, dat wanneer
door Burgemeester en Wethouders hierin niet wordt voor
zien, de Raad zich daaromtrent wel degelijk mag uitspreken.
Ik zou dus wel willen voorstellen, dit adres te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders ter fine van prae-
advies.
De Voorzitter. Ik meen, dat deze zaak valt onder art. 126
der Gemeentewet, waarin wordt gezegddat wanneer ter
uitvoering van wetten, zooals in casu de Hinderwet
door het gemeentebestuur moet worden medegewerkt, dit
geschiedt door Burgemeester en Wethouders.
Deze zaak hoort dus bij Burgemeester en Wethouders ter
afdoening.
De heer Fokker. Het geldt hier geen uitvoering van de
Hinderwet, het geldt hier het veroorzaken van last door eene
gemeentelijke instelling.
De Voorzitter. Dan moet het Rijk daarop letten. Het is
niet de quaestie, dat Burgemeester en Wethouders onwillig
zijn, zij willen gaarne medewerken om alle overlast door de
omwonenden ondervonden, te doen ophouden. Ik heb reeds
gezegd: Burgemeester en Wethouders zijn diligent, zij hebben
zelfs al maatregelen getroffenmaar formeel moet dit adres
worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
De heer Fokker. M. d. V. Ik stel voor, dit adres te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders ter fine van
praeadvies.
De Voorzitter. Wordt dit voorstel voldoende ondersteund?
Zoo ja, dan maakt het een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Sijtsma. Wanneer het een feit is, dat Burge
meester en Wethouders in deze diligent zijn en willen trachten
het bezwaar te ondervangen of uit den weg te ruimen, dan
kan men voorloopig tevreden zijn. Blijkt het later niet zoo
te zijn, dan bestaat er voor de leden van den Raad altijd
nog wel gelegenheid om op de zaak terug te komen. Aan
neming van het voorstel van den heer Fokker vind ik wel
wat vooruitloopen op de zaak, die toch allereerst tot de com
petentie van het College van Burgemeester en Wethouders
behoort. Ik zou daarom Mr. Fokker raden niet een stemming
over zijn voorstel uit te lokken.
De Voorzitter. Wanneer ik voorstel het adres te stellen
in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening,
wil dit niet zeggen, dat Burgemeester en Wethouders er
geen notitie meer van zullen nemen. Integendeel, Burgemeester
en Wethouders hebben hierover reeds gecorrespondeerd met
de Commissie van de Stedelijke Fabrieken. Mocht het nu aan den
Raad toeschijnen, dat de getroffen maatregelen niet voldoende
zijn, dan is er over een paar weken altijd nog wel gelegenheid
om Burgemeester en Wethouders hiei omtrent te interpelleeren.
De heer Fokker. Hoe kan de Raad weten welke maatre
gelen door Burgemeester en Wethouders zijn genomen Moeten
wij Burgemeester en Wethouders hierover interpelleeren of
zijn Burgemeester en Wethouders bereid mede te deelen,
wat naar aanleiding van dit advies is gedaan?
De Voorzitter. Wanneer de heeren het verlangen zijn
Burgemeester en Wethouders ten allen tijde bereid, om alle
mogelijke inlichtingen omtrent de genomen maatregelen te
geven.
De heer Bosch. Wanneer het weder een Noordenwind is,
zal het mij ook wel blijken of Burgemeester en Wethouders
gedaan hebben, wat zij nu zeggen. Zoodra de last ophoudt,
zal ik dit den heer Fokker mededeelen.
De Voorzitter. Kan de heer Fokker zich hiermede tevreden
stellen Zoo ja dan vervalt daarmede zijn voorstel en stel ik
dus nu voor het adres te stellen in handen van Burgemeester
en Wethouders ter afdoening.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten.
4°. Voordracht van het Bestuur der Stedelijke Werkinrich
ting ter benoeming van een lid van dat bestuur.
5°. Voordracht van de Commissie voor het Stedelijk Mu
seum »de Lakenhal" ter benoeming van drie leden dier
Commissie.
Zullen worden opgenomen onder de Ingek. Stukken.
6°. -Verzoek van het Bestuur der Vereeniging »Schoolkin-
dervoeding'' om toekenning van een subsidie ad 2U00.
Zal worden behandeld bij de gemeente-begrooting.
7°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hun-,
nen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1913.
Worden gestald in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan K. Smit, weduwe van wijlen den gepensionneerden
controleur der straatverlichting C. Jansen, met ingang van
2 October a. s. een pensioen is verleend van /"ISO.— 'sjaars.
Aan de orde is alsnu:
I. Onderzoek van dé geloofsbrieven der nieuwbenoemde
raadsleden.
De Voorzitter. Mag ik den heeren Aalberse, Fokker en
Zwiers verzoeken de Commissie te willen vormen tot het
onderzoek der geloofsbrieven van de nieuwbenoemde leden?
Intusschen schors ik voor eenige oogenblikken de vergadering.
De vergadering wordt na eenigen tijd hervat.
De Voorzitter. Ik geef het woord aan den heer Aalberse
tot het uitbrengen van het verslag der Commissie van on
derzoek.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik geloof dat ik het best zal
doen om den geloofsbrief van ieder der gekozen raadsleden
afzonderlijk te behandelen, dan loopen wij geen gevaar dat
er op een gegeven oogenblik te weinig leden aanwezig zijn.
In de eerste plaats dan de geloofsbrief van den heer H. W.
Fischer. De Commissie heeft de stukken onderzocht en in orde
bevonden. Zij adviseert dus tot toelating van den heer Fischer.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
toelating besloten.
De heer Aalberse. Ook de stukken van den heer J. Harte-
velt Az. heeft de Commissie in orde bevonden en zij advi
seert dus tot toelating.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
toelating besloten.
De heer Aalberse. Wat den geloofsbrief van den heer D.
van Gruting betreft, merkt de Commissie op, dat volgens art.
'13 van de Gemeentewet een gekozene binnen 3 dagen na het
bekomen van het afschrift van het proces-verbaal van zijne
benoeming, een bewijs van ontvangst daarvan moet afgeven
en binnen vier weken na de dagteekening van dit bewijs
kennis moet geven aan Burgemeester en Wethouders of hij
de benoeming aanneemt. Nu is blijkens de overgelegde stukken