GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. ill IIOEKOMËN STIKKEN. N°. 217. Leiden, den 28 Juli 1918. Curatoren van het Gymnasium hebben bij dezen de eer U te berichten, dat op 1 October a. s. van het College aan de beurt van aftreding zijn de heerenDr. A. W. Kroon en Professor Dr. W. Noleri. Ter vervulling van die vacatures hebben Cura toren de eer U de navolgende aanbevelingen te doen. Voor de vacature Kroon: 1. Dr. A. W. KROON. 2. Prof. Dr. E. C. VAN LEERSUM. Voor de vacature Nolen: 1. Prof. Dr. W. NOLEN. 2. Prof. Dr. J. P. KUENEN. Curatoren van het Gymnasium voornoemd A. W. Kroon Jr., loco-Voorzitter. De Jong, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. No. 218. Leiden, 31 Juli 1913. In de Raadszitting van den 22en Augustus 1912 werden de heeren Ch. F. H. Dumont en C. E. Hoorens van Heijningen weder voor den tijd van één jaar en wel tot en met den 31 en Augustus 1913, benoemd resp. tot leeraar in de aardrijkskunde en het schoonschrijven en tot leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier. Deze tijdelijke benoeming geschiedde op verzoek van deze leeraren zelf. Aanvankelijk toch had de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, bij haar desbetreffend schrijven van den 7en Juli 1912, in overweging gegeven om genoemde leeraren vast aan te stellen. Later evenwel, nadat door belanghebbenden zeiven aan ons College het verlangen was te kennen gegeven om, met het oog op de nadeelige geldelijke gevolgen, die uit eene even- tueele vaste aanstelling voor hen zouden voortvloeien, niet tot eene benoeming als vast leeraar te worden voorgedragen, doch weder in hunne betrekking van tijdelijk leeraar te worden bestendigd, deelde de Commissie en ook de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, wier adviezen te dezer zake werden ingewonnen, ons mede, dat zij tegen eene benoeming voor den tijd van één jaar geen bezwaar hadden. Waar echter thans, zooals aan de Commissie werd mede gedeeld, bij de betrokkenen tegen eene eventueele definitieve benoeming geen bezwaren meer bestaan en er overigens voor eene vaste aanstelling dezer beide leeraren ook nu nog alle termen aanwezig zijn, geeft genoemde Commissie op nieuw in overweging, om beide heeren, met den aanvang van den nieuwen cursus, als vaste leerkrachten aan de Hoogere Bur gerschool voor Jongens te verbinden. Voorts stelt de Commissie van Toezicht voor om den heer C. E. Hoorens van Heijningen te benoemen tot leeraar in het boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en zulks ter vervanging van den heer C. van der Waals, die den31en October van het vorige jaar overleed. Gedurende de ongesteldheid van den heer van der Waals werden diens lessen door den heer Hoorens van Heijningen waargenomen en na het overlijden van dien leeraar werd door ons, op voorstel van de Commissie van Toezicht, de heer Hoorens van Heijningen tijdelijk, n.l. tot het einde van den loopenden cursus, met het onderwijs in het boekhouden belast. Aangezien de waarneming der lessen, gedurende het nu afgeloopen schooljaar, zeer tot tevredenheid van de Commissie is geschied, geeft zij, blijkens haar in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven, thans in overweging, om den heer Hoorens van Heijningen te blijven belasten met het onderwijs in het boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Met de beide voorstellen der Commissie kan ons College zich geheel vereenigen, terwijl daartegen ook bij den Inspec teur van het Middelbaar Onderwijs geene bedenkingen bestaan. Wij geven U mitsdien in overweging, om de heeren Ch. F. H. Dumont en C. E. Hoorens van Heijningen met ingang van 1 September 1913 te benoemen, eerstgenoemde tot leeraar in de aardrijkskunde en het schoonschrijven, laatstgenoemde tot leeraar in de wiskunde en het boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier. Tevens stellen wij U voor om de jaarwedde en den pensioens grondslag van den heer Dumont als leeraar in de aardrijks kunde te bepalen op 1800.en als leeraar in het schoon- schrijven op ƒ100.en de jaarwedde en den pensioensgrond slag van den heer Hoorens van Heijningen als leeraar in de wiskunde op f 2400.en als leeraar in het boekhouden op f 400. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 219. Leiden, 31 Juli 1913. Bij zijn in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven geeft de Directeur der Kweekschool voor Onderwijzers en Onder wijzeressen alhier in overweging, om den heer C. E. Hoorens van Heijningen die in de Raadszitting van den 22en Augus tus 1912 voor den tijd van één jaar werd benoemd tot leeraar in de wiskunde aan de Afdeeling B dier inrichting, met den aanvang van den nieuwen cursus aan te stellen tot vast leeraar in de wiskunde aan die Afdeeling. Reeds het vorig jaar vond de Directeur in de wijze waarop de heer Hoorens van Heijningen zich, ten aanzien van het vak, waarin hij onderwijs geeft, van zijn taak had gekweten, aanleiding voor te stellen hem vast te blijven belasten met de lessen die hem tijdelijk waren opgedragen. En hoewel wij ons geheel aansloten bij het gunstig oordeel van den Directeur omtrent het onderwijs van den heer Hoorens van Heijningen (zie Ingekomen Stukken No. 177 van 1912), kwam het ons College toen minder gewenscht voor om hem als vaste leerkracht aan de Kweekschool te verbinden, aan gezien genoemde leeraar te kennen had gegeven liever niet voor eene vaste aanstelling aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens in aanmerking te komen. Nu echter de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs in overweging geeft, zooals U uit de Ingekomen Stukken zal blijken, om den heer Hoorens van Heijningen definitief als leeraar in de wiskunde aan de Hoogere Burger school voor Jongens aan te stellen en eene vaste aanstelling thans ook door belanghebbende zelf wordt verkozen boven eene tijdelijke, meenen wij U, overeenkomstig het voorstel van den Directeur, den heer Hoorens van Heijningen thans ook tot vast leeraar in de wiskunde aan de Afdeeling B der Kweek school, om onderwijs te geven gedurende 4 uren per week, ter benoeming te mogen voordragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 220. Leiden, 31 Juli 1913. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den Hoofd opzichter der Rijksonderwijsgebouwen, bestaan bij ons College geenerlei bedenkingen. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan adressant vergunning te verleenen tot het maken, overeen komstig de overgelegde teekening, van een houten loods, gedekt met asphaltpapie'r en bestemd tot het bergen van kisten, op het terrein achter het Geologisch Mineralogisch Museum. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 17 Juli 1913. Ik heb de eer Uwen Raad te verzoeken toestemming te ver leenen tot het maken van een houten loods met schutting, te dekken met asphaltpapier en bestemd tot berging van kisten, op het terrein achter het Geologisch Mineralogisch Museum, volgens bijgaande teekeningen. Hoogachtend, De Hoofdopzichter der Rijksonderuhjsgeboumen, J. Roem. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 221. Leiden, 31 Juli 1913. Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 5, laatste lid, der verordening van 10 Januari 1911, houdende reglement op het beheer en bestuur van het Krankzinnigengesticht »Endegeest", de afdeeling voor jeugdige idioten Voorgeest" en het Sana torium voor Zenuwlijders Rhijngeest", hebben wij de eer U, ter vervulling van de vacatures, welke zullen ontstaan door de niel-herkiezing van den heer W. Pera als raadslid en de periodieke aftreding van den heer J. A. Bots, na raadpleging der Commissie, de volgende aanbeveling aan te bieden: Vacature-Pera 1°. J. P. VERGOUWEN. 2°. J. BOSCH. Vacature-Bots 1° T A ROTS 2°! Mr. P. J. M. AALBERSE. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 1