136 DONDERDAG 24 JULI 1913. Raad ons dit nu ook toestaan, ik weet werkelijk niet wat er tegen te zeggen valt. De Voorzitter. Ik meen, dat de zaak thans van alle kanten voldoende is toegelicht en dat ik de beraadslaging kan sluiten. In de eerste plaats komt nu ln stemming de motie van den heer Carpentier Alting: dat de Raad zal uitspreken de wenschelijkheid der stich ting van eene vervolg school bestemd voor kinderen die de scholen 3de en 4de klasse hebben doorloopen, en aan Burge meester en Wethouders zal verzoeken een daartoe strekkend voorstel bij den Raad aanhangig te maken. Deze motie, in stemming gebracht, wordt verworpen met 14 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heeren: van Tol, Briët, A. Mulder, Aalberse, Corts, Driessen, van Hamel, Fischer, van der Lip, P. J. Mulder, Pera, Timp, Vergouwen en Bosch. Voor stemmen de heeren: Zwiers, Reimeringer, Carpentier Alting, Botermans, Fokker, van der Eist, van Gruting, Hoo- genboom, Sijtsma en de Boer. De Voorzitter. Dan zal ik thans in stemming brengen punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat in de vergadering van 26 Juni is gewijzigd: om aan de school der 3e klasse No. 8 aan de Medusastraat een vervolgklasse met éénjarigen cursus te verbinden, bestemd voor alle leerlingen, afkomstig van alle scholen 3e en 4e klasse, die het onderwijs wenschen voort te zetten na de 12 half jaarsklassen te hebben doorloopen. Punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders in stemming gebracht, wordt aangenomen met 19 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren: van Tol, Briët, Reimeringer, Car pentier Alting, A. Mulder, Aalberse, Corts, Botermans, Dries sen, van Hamel, Fischer, van der Lip, P. J. Mulder, Pera, Timp, Hoogenboom, Sijtsma, de Boer en Bosch. Tegen stemmen de heeren: Zwiers, Fokker, van der Eist, van Gruting en Vergouwen. De Voorzitter. En thans is dus aan de orde punt b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders: de vaststelling van de verordening, houdende wijziging der verordening van 19 April 1900 (Gem. blad N°. 10), regelende de heffing van schoolgelden aan de openbare scholen voor lager onderwijs te Leiden. Verlangt hierover iemand het woord tot het voeren van algemeene beschouwingen? De heer Fokker. M. d. V. Ik zou eene vraag willen doen. De Wethouder van Onderwijs heeft gezegd, dat het hier eene proef geldt. Waaruit blijkt nu dat het besluit, dat wij thans zullen nemen, inderdaad eene proef is? Het besluit dat wij thans nemen, wordt voor goed genomen. Uit het concept besluit toch, blijkt niet, dat het hier eene proef geldt. De Voorzitter. De bedoeling van Burgemeester en Wethou ders is, dat het hier eene proef geldt. Wil de Raad te eeniger tijd de proef cjoen eindigen, vóórdat Burgemeester en Wet houders met een voorstel daartoe komen, dan kan immers uit den Raad zelf een voorstel worden gedaan om deze proef neming te doen ophouden. Den heer van Hamel. Zooals ik zoo straks heb medege deeld, zal men, zoodra de inschrijvingen hebben plaats ge vonden, den Raad daarmede in kennis stellen. Dan kan men nog altijd eene beslissing nemen. Zooals Burgemeester en Wethouders zeggen in de toelichting geldt het hier eene proefneming. De Voorzitter. Ik wil niet terug komen op iets, wat reeds besloten is. Evenwel wil ik opmerken, dat ik toch eenigszins met den Wethouder van meening verschil omtrent hetgeen hij daar zooeven zegt. Wij hebben het voorstel gedaan aan den Raad om een proef te nemen, die een jaar zal duren. Met October zullen dus de eerste leerlingen komen en een half jaar daarna bestaat er voor de kin deren, die dan de lagere school doorloopen hebben, ook nog ge legenheid om te worden opgenomen. Nu wordt er met October gerekend afgaande op het advies van de autoriteiten op 30 leerlingen. Indien nu na een halfjaar het totaal der leerlingen niet boven 30 stijgt, dan behoeven wij in dat geval natuurlijk geene nadere mededeeling aan den Raad te doen. Zullen er dan echter meer dan 30 zijn en moeten er dus meer klassen worden ingericht, dan kunnen wij dit aan den Raad meedeelen, maar in ieder geval bestaat deze eerste vervolgklasse voor een jaar. Nu zou men kunnen vragen: wanneer slechts een proef neming bedoeld wordt voor een jaar, waarom moet dan de verordening reeds gewijzigd? Maar dit is noodig, aangezien dit een heffingsverordening is. Indien de Raad later beslist dat hij geen nieuwen cursus wenscht, dan moet de verordening wat dit betreft weer worden ingetrokken. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Het eenig art. en daarmede de geheele verordening wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. (Tijdens de beraadslaging was de heer Hoogenboom ter vergadering gekomen). XXI. Verordening op Vergunnings- en Verlofslocaliteiten en Logementen. (Zie Ing. St. No. 163.) (De heer Reimeringer verlaat de vergadering.) De Voorzitter. Hierbij komt tevens het amendement van den heer Pera aan de orde, dat in den aanvang der verga dering is voorgelezen. Verlangt iemand over deze verordening algemeene beschouwingen te voeren? De heer Sijtsma. Alvorens men overgaat tot de algemeene beschouwingen, zou ik den Raad willen voorstellen deze ver ordening, in verband met het voorstel van den heer Pera terug te zenden aan de Commissie voor de Strafverordeningen, opdat deze tot ons komt met een nieuw voorstel, hetzij al of niet tot wijziging. De Voorzitter. Als Voorzitter van de Commissie voor de Strafverordeningen wil ik wel zeggen, dat dit mij niet wen- schelijk lijkt. Ik zou toch willen vragen aan den Raad of men het mo gelijk acht om in deze verordening, die niets anders bedoelt dan het sluitingsuur, dat reeds geldt voor café's, uit te brei den tot verlof houders, op te nemen een verbod tot verkoop van sigaren? Dit zou een juridisch wangedrocht zijn, en het is niet te eischen van de Commissie voor de Strafverordeningen, deze bepaling omtrent den verkoop van sigaren na 9 uur des avonds over te nemen in haar concept voor een verordening op de tapperijen. De zaak is, dat de heeren sigarenwinkeliers met hun ver zoek hadden moeten komen bij de behandeling van de Ver ordening op de Winkelsluiting. Toen de heeren voor eenigen tijd bij mij kwamen, dacht ik dan ook, in hen te zullen vinden hevige tegenstanders van de winkelsluiting, maar zij ontpop ten zich juist als voorstanders. Nu mag het toch vreemd heeten, dat men eerst als voorstander de Verordening op de Winkelsluiting laat aannemen en nu bij deze Verordening komt met iets, dat er in het geheel niets mede te makén heeft, om te trachten hetgeen men in de Winkelsluitingsverordening eigenlijk niet goed vond, nu langs een omweg in orde te krijgen. Thans zou dus hier moeten onder dak gebracht worden de bepaling omtrent het verbod van den verkoop van sigaren in café's. Dit is in strijd met alle goede wetstechniek. Men zou evengóed in het Burgerlijk Wetboek een bepaling kunnen gaan opnemen omtrent de troonopvolging. Hetgeen de sigarenwinkeliers willen is iets, dat behoort in de Verordening op de Winkelsluiting. De zaak is bij de behan deling dier verordening ook besprokenook door den heer Pera. Ik heb toen gezegd, dat ik het gevaar voor de sigarenwinkeliers van weinig gewicht achtte, want dat men na 9 uur 's avonds in de café's alleen sigaren mocht verkoopen, die daar werden opge rookt. Dit ook nog te verbieden zou al te hard zijnin elk café komt het voor, dat iemand zijn sigaren heeft vergeten en om een sigaar vraagt. Verder mag de winkelier echter niet gaan. In de Verordening op de Winkelsluiting staat duidelijk in art. 6: »Het is verboden in de inrichtingen of localiteiten in artikelösub b bedoeld, anders dan voor verbruik ter plaatse, waren te verkoo pen of af te leveren, op de uren, gedurende welke het volgens arti kel 1 verboden is, winkels voor het publiek geopend te hebben." Had de heer Pera dus toen, hetgeen hij opmerkte, in de verordening willen bepaald zien, dan had zijn amendement bij art. 6 moeten zijn ondergebracht. Maar met deze verordening heeft het niets te maken. Bovendien op de redactie van het amendement is ook heel wat aan te merken. «Artikelen, die feitelijk niet tot het be drijf behooren," staat er. Wat behoort bijv. in den Vergulden Turk tot het bedrijf en wat niet? «Zooals bijv. sigaren", lees :k verder. Hoe wil men dit nu in een strafverordening neer schrijven? Aan wie is dan de beoordeeling, wat wel en wat niet in een café mag worden verkocht? Dan kan de boekver- kooper wel komen en zeggen tot den caféhouder: gij moogt na 9 uur des avonds geen velletje postpapier meer in uw café verkoopen aan een bezoeker, die een brief wil schrijven; en de bakker zou zeggen: gij moogt na 9 uur 'savonds geen brood meer in uw café verkoopen. Dat zou toch éen veel te ingrijpende maatregel zijn! Bovendien, welke schade zullen de sigarenwinkeliers eigenlijk lijden? Die verkoop in café's voor gebruik ter plaatse na 9 uur 's avonds bepaalt zich immers maar tot kleinigheden. Gedurende den geheelen dag mogen in een café wel sigaren worden verkocht, alleen na 9 uur des avonds zou het niet mogen? Het zou natuurlijk een andere zaak zijn, gelijk ik de vorige maal ook reeds heb gezegd, wanneer iemand voor een dubbeltje sigaren in een café mocht koopën, om die mede naar huis te nemen. Maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 24