DONDERDAG
24 JULI 1913.
129
moet het Bestuur tooneri, dat ze zelf alle krachten heeft in
gespannen, en laten zien, wat het kan. En, waar de vereeni-
ging hier zoo nuttig werkt, daar moet het Bestuur ook de
burgerij daarvan trachten te overtuigen en trachten van haar
meerderen steun te verwerven. Ik begrijp dat Burgemeester
en Wethouders zeggenlaten we niet alles geven wat ge
vraagd wordt, laat het bestuur ook maar wat doen, om
begunstigers te krijgen, dit is zeer gewenscht. Daarom gevoel
ik er veel voor om mee te gaan met het voorstel van den
heer Bosch en te zeggenlaten wij ons houden aan de ƒ200.
subsidie; laat het Bestuur de handen maar eens uit de mouwen
steken, en laten we eerst zien, wat de burgerij doet. Blijkt
het dan, dat het Bestuur daarmede niet voldoende slaagt, dan
kunnen we nog zien. Ik ben er niet van overtuigd, dat het
Bestuur alle mogelijke moeite heeft gedaan en alle pogingen
heeft aangewend.
Nog dit wil ik aan hetgeen ik gezegd heb toevoegen. Er is
nog een bezwaar aan verbonden om mee te gaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Men is begonnen met ƒ200.subsidie te vragen. Thans
wordt ƒ500.gevraagd, wat zal men het volgende jaar vragen?
Daarom ook is deze aanvrage niet te vergelijken met de aan
vrage om subsidie voor de Onafhankelijkheidsfeesten, zooals de
heer Sijtsma heeft gedaan. Iedere zaak moet men op zich zelf
beschouwen, en niet-gelijksoortige dingen moet men niet met
elkander vergelijken. In een voortdurend toestaan van hetgeen
wordt gevraagd, ligt een groot gevaar voor de toekomst.
Daarom moet eerst de vereeniging toonen, wat ze zelf kan
tot stand brengen, dan kunnen wij laten verder zien.
De heer Botermans. M. d. V. Ik wil opmerken, dat Leiden
in bevolking slecht vooruitgaat. Daarom is het zaak om de
sterfte onder de zuigelingen zoo veel mogelijk te voorkomen.
Dit kunnen wij door onzen steun aan deze Vereeniging te
verleenen. Ik vereenig mij met het voorstel van den heer
Sijtsma om de subsidie niet op f 400 maar op 500 te
bepalen.
De heer Bosch. M. d. V. Ik ben dankbaar voor den steun,
die sommige sprekers en ook de heer Sijtsma mij hebben
gegeven. De heer Sijtsma toch is begonnen met te zeggen dat
ik dwaalde, toen ik meende, dat alles pro deo, zoo noemde
de heer Sijtsma het, werd gegeven. Hij heeft dit tegenge
sproken door te zeggen, dat men de melk betaalt, maar niet
de kosten, die noodig zijn om de melk volgens de weten-,
schappelijke overtuiging der Vereeniging geschikt te maken
voor kindervoeding. Nu vraag ik: zijn er onder degenen, die
van deze Vereeniging gebruik maken, nu niet die deze kosten
kunnen betalen. Het gaat wel gemakkelijk iets cadeau te geven,
maar m. i. moet ieder, die daartoe in staat is, betalen. Het
is toch de taak van de ouders om te zorgen voor hunne kin
deren. Ik juich het zeer toe, dat degenen, die het niet kunnen
betalen, worden gesteund. Kon het niet door particulier initia
tief, dan moet de Gemeente ingrijpen, dat is mijne overtuiging,
maar, waar ouders het kunnen doen, is kinderzorg in de eerste
plaats de plicht der ouders. Waar hunne krachten te kort
schieten, daar is het de plicht van particulieren dien ouders
tegemoet te komen, en in de laatste plaats mag de Gemeente
komen om het tekort aan te zuiveren. Ik wil niet terug komen
op het vroeger genomen besluit, maar ik zou van de Ver
eeniging eerst willen zien, dat zij alle krachten inspande,
alvorens wij er toe overgaan, het tekort te dekken. Dit is
m. i. het standpunt, dat behoort te worden ingenomen.
Wij hebben vroeger in zake kindervoeding een voorstel
aangenomen van een eminent man als den heer Drucker, een
partijgenoot van den heer Sijtsma, waarbij werd bepaald, dat
geen hooger toeslag van gemeentewege zou worden gegeven,
dan een zeker deel van de opbrengst, die de Vereeniging
daarnaast ontving, tot een bepaald maximum en niet verder.
Dat was ten minste een maatstaf, waarbij rekening werd ge
houden met hetgeen de Vereeniging van particulieren ontving.
Maar nu begint men te zeggen: wanneer gij te kort komt
zal de Gemeente wel bijpassen. Dat is niet het standpunt voor
een particuliere Vereeniging en daarom moét ik mij, on
danks de redeneering van den heer Sijtsma, toch verklaren
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Ik wensch even in het kort het standpunt
van Burgemeester en Wethouders te verdedigen. Ik ben het
grootendeels eens met den heer Bosch, dat het het werk der
ouders is om de kinderen te voeden en op te voeden, maar
het is hier alleen de quaestie, of wij daarbij steun en hulp
zullen verleenen; niet om die zorg van de ouders over te
nemen. Daar heeft de heer Bosch geloof ik, ook niets tegen.
Wilden wij de geheele zorg voor zuigelingen van onver-
mogenden op ons nemen, dan zou dit zeker verkeerd zijn,
maar dit wordt niet gevraagd. Er is hier een Vereeniging,
die de ouders in de verzorging van hunne jonge kinderen tracht
te helpen. Zij geeft wenken hoe de voeding der zuigelingen
moet worden geregeld en stelt de moeders in staat zoo noodig
goede melk aan hare zuigelingen te geven. De melk wordt
echter niet verschaft aan inenschen, die het goed betalen
kunnen, maar alleen aan moeders, die de meerdere kosten
van de toebereide melk niet kunnen dragen en die, ook al
geven zij zichzelf overigens alle mogelijke moeite, niet in
staat zijn hare kinderen behoorlijk te voeden. Vandaar dat
het geven van eenigen steun, naar onze meening, hier wel op
den weg van de Gemeente ligt.
En is nu de steun, die van gemeentewege wordt gegeven
zoo verschrikkelijk groot? Verleden jaar hebben wij aan de
Vereeniging gegeven eeri subsidie van f 200 en heelt de
Vereeniging van de Spaarbank moeten nemen, wat haar nog
restte van een klein kapitaaltje, dat zij bezat. Dat was een
bedrag van ruim f 200, hetgeen gevoegd bij het gemeentelijk
subsidie van f 200, uitmaakte een som van ruim f 400.
In het nu loopende jaar echter is dit kapitaaltje geheel ver
dwenen. Verleden jaar had de Vereeniging reeds 500 aan
gevraagd, maar omdat zij dit een jaar te voren had vergeten,
hebben Burgemeester en Wethouders toen voorgesteld, om
over de jaren 1912 en 1913 telkens een subsidie te geven van
f 200; daardoor bleven wij in de eenmaal ingeslagen richting
gaan, zonder een novum te scheppen. Nu is evenwel de Ver
eeniging gaandeweg steeds in minder gunstige financieele positie
gekomenhet kapitaaltje dat zij bezat is op en de particuliere
bijdragen nemen niet toe. In de rekening over 1912 worden
deze opgegeven te bedragen 362.terwijl op de begrooting
voor 1914 deze worden begroot op 375. Dat scheelt dus
niet zoo heel veel.
Wanneer ik nu zie, wat aan andere vereenigingen wordt
gegeven als subsidie, bijv. voor vakonderwijs, dan vind ik de
verhouding van het subsidie, dat Burgemeester en Wethouders
nu voorstellen te geven tot hetgeen van particuliere zijde
wordt bijgedragen, prachtig; immers de Gemeente geeft niet
noemenswaard meer, dan de som, die door particulieren wordt
bijgedragen. Een subsidie te geven van 500 achten Burg
emeester en Wethouders echter niet noodig. Het ongedekt
tekort op de begrooting voor 1914 wordt geraamd op f 402.50;
waarom moet de Gemeente nu meer gaan geven, dan hetgeen
vermoedelijk te kort komt? De vorige maal hebben wij inde
toelichting op ons subsidievoorstel gezegd, dat o. i. de Vereeniging
Zuigelingenzorg moeite moet doen om meer steun te verkrijgen
van particulieren. Een prikkel daartoe moet ook thans over
blijven. Na nauwkeurige beschouwing van de rekening over
1912 en van de begrooting voor 1914, en na gesproken te
hebben met degenen, die aan het hoofd der Vereeniging
staan, hebben wij besloten dit voorstel te doen. Burgemeester
en Wethouders blijven daarmede staan op hun eenmaal
ingenomen standpunt.
Wat de vergelijking betreft door den heer Sijtsma gemaakt
tusschen de subsidie voor deze Vereeniging en die voor de
Onafhankelijkheidsfeesten, merk ik op, dat deze niet met elkaar
zijn te vergelijken. Van particuliere zijde is voor de Onafhan
kelijkheidsleesten 4000 bijgedragen. Ik meen mij te herinneren,
dat de heer Sijtsma toen hij dat vernam, daar zeer mee was
ingenomen en goedkeurend knikte, toen dit werd meegedeeld.
Daarom stond ik zoo verbaasd, dat hij met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders toen niet is meegegaan en tegen
heeft gestemd. De heer Sijtsma heeft eerst zeer tevreden geknikt,
maar naderhand zijn er zeker, ik zeg niet andere invloeden,
maar nova tusschen gekomen.
Ik meen, dat thans het voorstel van Burgemeester en Wet
houders voldoende is toegelicht,
Wij willen geven het onontbeerlijke, maar niet het over
bodige. Laat de Vereeniging haar best blijven doen om donateurs
te krijgen.
Maar wij zijn ook niet van plan ons voorstel te wijzigen
en de voorgestelde subsidie te verminderen, zooals de heer
Bosch wil, omdat wij van meening zijn, dat de Vereeniging
de ouders op doelmatige wijze steunt en het geld inderdaad
daarvoor noodig heeft. De vergelijking tusschen de voorgestelde
gemeente-subsidie en hetgeen door particulieren wordt samen
gebracht, valt hierbij niet uit ten gunste der gemeente. Er
zijn niet veel gesubsidieerde vereenigingen, waarvan datzelfde
gezegd kan worden.
Mijne heeren. Bij mij is thans ingekomen het volgend
voorstel van den heer Sijtsma:
«Ondergeteekende stelt voor aan «Zuigelingenzorg" eene
subsidie van f 500 te verleenen."
Ik geef den heer Sijtsma het woord, om zoo noodig zijn
amendement nader toe te lichten.
De heer Sijtsma. M. d. V. Slechts nog eene enkele opmer
king. Hoewel geprikkeld tot een antwoord door hetgeen mijn
buurman heeft gezegd, heb ik gewacht met antwoorden, tot
dat gij gesproken zoudt hebben, waaraan ik slechts weinig heb
toe te voegen. Gij hebt geheel in mijn geest gesproken. De
melk krijgen de menschen niet voor niemendal. Ik verkeer
in de gelukkige conditie meer van deze zaak af te weten
dan velen uwer, omdat ik mij er krachtens mijn beroep mee op