DONDERDAG
-10 JULI 1913.
123
De practijk elders heeft bovendien geleerd, dat het niet
noodig is een dergelijke draconische bepaling op te nerhen.
De heer Carpentier Alting heeft gezegd, dat men om de
belangen der winkelbedienden moet denken, maar de fout is
juist, dat men, de winkelbedienden willende helpen, alweer de
winkeliers treft. Men wenscht den winkelbedienden meer rust
te geven, maar de winkelier mag na 9 uur zelf ook geen
pakje meer bezorgen, als hij een straatje omgaat. Dat is te gek.
De heer van der Pot M. d. V. Het doet me genoegen,
dat ik ir) zoover bij den heer van der Lip steun vind, dat
ook hij betwijfelt of het sub b genoemde op zich zelf een straf
baar feit oplevert. Ik meen dat dat niet het geval zou wezen.
Strafbaar is slechts het geopend hebben van den winkel en
als de man in kwestie kan aantoonen, dat zijn winkeldeur
op het bewuste oogenblik op slot was, dat daarin niemand
vertoefde, dat het licht uit was, kortom dat zijn winkel niet
geopend was, dan geloof ik niet, dat hij volgens de verordening
strafbaar zou zijn. Er staat in art. 2 ook, dat, als er publiek
in den winkel aanwezig is, deze als geopend wordt beschouwd,
maar dat beteekent in het kader erj naar de bedoeling der
verordening toch ookals er publiek in den winkel aanwezig
is met de bedoeling om te koopen. Als er publiek na 9 uur
in een winkel vertoeft om er bijv. een brandje te blusschen,
dan is de winkelier toch niet strafbaar volgens deze verordening.
Het kenmerk van het geopend zijn is ook dan aanwezig,
maar die wijkt m.i. altijd voor het bewijs van het tegendeel.
De Voorzitter. De bedoeling van de Commissie is deze,
dat, behalve wanneer de winkel, naar het gewone spraakge
bruik, geopend is, de winkel ook als geopend wordt beschouwd
wanneer er publiek in aanwezig is. De winkel is bovendien
open, wanneer er bedienden in werkzaam zijn, of er waren
uit worden afgeleverd. Men kan wel zeggen, dat dit niet zoo
is, maar dat staat gelijk met het geheele art. 2 te negeeren.
Met buitengewone redenen behoeft men geen rekening te
houden; daarover zullen in de praktijk ook geen moeilijk
heden ontstaan.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil wel verklaren, dat ik terug
kom op hetgeen ik zooeven heb gezegd. Wat u in het midden
hebt gebracht, heeft mij van zienswijze doen veranderen. Mijn
voornemen was om tegen het eerste deel van het amendement
van den heer van der Lip te stemmen, ik zal er nu evenwel
voorstemmen. Mocht het later blijken, dat van de vrijheid
misbruik wordt gemaakt, dan kan de verordening altijd nog
worden aangevuld. Ik vind het nu beter eerst wat aan den
zachten kant op te treden, dan aan den harderen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het eerste gedeelte van het amendement van den heer van
der Lip, om art. 2 sub b te doen vervallen, wordt in stemming
gebracht en met 17 tegen 10 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: A. Mulder, Roem, Bosch, Kore-
vaar, P. J. Mulder, Briët, van Hamel, Bots, Fischer, van der
Lip, van Gruting, Pera, Corts, Driessen, Hoogenboom, Ver
gouwen, en Reimeringer.
Tegen stemmen de heeren: Botermans, Aalberse, de Boer,
van Tol, Fokker, Carpentier Alting, van der Pot, Timp, Sijtsma
en van der Eist.
Het tweede gedeelte van het amendement, om aan art. 2
de bepaling toe te voegen
»Onder winkelbedienden worden niet begrepen de in het
bedrijf werkzame inwonende kinderen van den winkelier",
wordt aangenomen met 19 tegen 8 stemmen.
Voor stemmen de heeren: A. Mulder, Botermans, Aalberse,
Roem, van Tol, Bosch, Korevaar, P. J. Mulder, Briët, Timp,
van Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, Corts, Driessen, Hoo
genboom, Vergouwen en Reimeringer.
Tegen stemmen de heerende Boer, Fokker, Carpentier
Alting, van der Pot, van Gruting, Pera, Sijtsma en van
der Eist.
De Voorzitter. Zou het nu niet beter zijn te lezen in art. 2
eerste lid
»Een winkel wordt ook beschouwd voor het publiek geopend
te zijnzoolang daarin publiek aanwezig is of er winkel
bedienden werkzaam zijn."
Of kunnen de heeren goedvinden de redactie verder aan
Burgemeester en Wethouders over te laten? Zoo ja, dan zal
dit punt nog nader worden overwogen.
Het gewijzigd artikel 2 thans luidende
«Een winkel wordt beschouwd voor het publiek geopend te
zijn, zoolang daarin publiek aanwezig is of er winkelbe
dienden werkzaam zijn.
Onder winkelbedienden worden niet begrepen de in het
bedrijf werkzame inwonende kinderen van den winkelier",
wordt alsnu in stemming gebracht en met 16 tegen 11
stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heerenA. Mulder, Botermans, Aalberse,
van Tol, Bosch, Fokker, Carpentier Alting, P. J. Mulder, van
der Pot, Biiët, Timp, van Gruting, Pera, Sijtsma, Vergouwen
en van der Eist.
Tegen stemmen de heeren: Roem, de Boer, Korevaar, van
Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, Corts, Driessen, Hoogen
boom en Reimeringer.
Beraadslaging over art. 3, luidende:
«Is op het uur in art. 1 voor winkelsluiting voorgeschreven
nog publiek in een winkel aanwezig, dan mag dit, ook door
winkelbedienden, nog bediend worden, doch niet langer dan
gedurende een kwart uur daarna,"
De VooRziTTER. Door den heer van der Lip is op dit
artikel een amendement voorgesteld, strekkende om in plaats
van «een kwart uur" te lezen: «een half uur."
De heer van der Lip. M. d. V. Dit amendement behoeft
niet veel toelichting. De bedoeling van een bepaling als deze
is om er voor te zorgen, dat degenen, die vóór 9 uur in den
winkel zijn, nog geholpen kunnen worden en men niet tot
hen zal behoeven te zeggende tijd is verstreken, gaat maar
weg, gij kunt niet meer bediend worden. Daarom vind ik lU
uur te kort. Zaandam. Arnhem en Amsterdam hebben in hun
verordeningen een half uur genomen en ik wijs er ook nog
op, dat in het ontwerp-wet van de Commissie voor den mid
denstand geen tijd is genoemd; daarin staat een zeer ruime
bepaling, n.l dat degene die op het sluitingsuur in den winkel
aanwezig is, kan geholpen worden. Ik acht in elk geval een
kwartier te kort en daarom stel ik voor daarvoor «een half
uur" te lezen. Ik geloof niet dat ik er meer over behoef te
zeggenhet amendement spreekt eigenlijk al voldoende voor
zich zelf.
De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen
is van het standpunt uitgegaan, dat de groote winkels in
onze gemeente reeds lang uit zich zelve om 9 uur sluiten.
En ik kan mij niet voorstellen, dat in de kleine winkels zulk
een menigte menschen op dat uur aanwezig zoude zijn, dat
die niet in een kwartier kunnen worden geholpen. Men kan
er niet altijd bijstaan om te zien, wie nog na 9 uur in den
winkel is gekomen, en daar wij zooveel mogelijk ontduikingen
moeten zien te voorkomen, vindt de Commissie een kwartier
voldoende.
De heer Pera. Ik ben het eens met het voorstel van de
Commissie voor de Strafverordeningen, want gaat men er nog
een kwartiertje aan vastknoopen, dan blijft het er toch niet
bij; er wordt altijd bij gesmokkeld. Men wil hier niet doen,
wat in Amerika gebeurtals daar het sluitingsuur slaat,
moeten de aanwezige klanten vertrekken. Dit wordt door het
voorstel om nog een kwartier bezig te mogen zijn, voorkomen,
doch laat het daar nu ook bij blijven, zou ik zeggen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer van der Lip wordt in
stemming gebracht en met 15 tegen 12 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen de heeren: A. Mulder, Botermans, Roem,
Korevaar, P. J. Mulder, Briët, Timp, van Hamel, Bots,
Fischer, van der Lip, Corts, Driessen, Vergouwen en Rei
meringer.
Tegen stemmen de heerenAalberse, de Boer, van Tol,
Bosch, Fokker, Carpentier Alting, van der Pot, van Gruting,
Pera, Sijtsma, Hoogenboom en van der Eist.
Het gewijzigd art. 3 wordt daarop zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De Voorzitter. Art. 4 is door de Commissie voor de Straf
verordeningen zelve gewijzigd. In plaats van «heelkundige
werktuigen en verplegingsartikelen" moet worden gelezen:
«waren", zoodat het voorgesteld artikel nu luidt:
«Op de uren, gedurende welke het volgens artikel 1 ver
boden is winkels voor het publiek geopend te hebben, zullen
daaruit, op geneeskundig voorschrift, waren mogen worden
verkocht of afgeleverd."
De heer Roem. M. d. V. Men heeft toch dikwerf verplegings
artikelen noodig, waarvoor het niet noodig is eerst naar den
dokter te gaan. En die kan men dus nu na 9 uur niet meer,
zonder geneeskundig voorschrift, krijgen.
De Voorzitter. Ja, anders zou het geheele voorschrift van
winkelsluiting voor dergelijke winkels geen zin meer hebben.
Het geldt hier slechts een uitzondering op het verbod om te
verkoopen. Men zou dan evengoed kunnen bepalen, dat de
winkelsluiting niet geldt voor winkels waarin men heelkundige
instrumenten of verplegingsartikelen kan koopen. Voor die
artikelen dient echter reeds de uitzondering, die gemaakt
wordt voor de apotheken, want daar kan men dergelijke waren
altijd krijgen.