90 pachter voor eene vroegere teruggave eene buitensporig hooge schadevergoeding vraagt, dient het werk voorloopig beperkt te blijven tot het dempen van het genoemde slootgedeelte en het uitvoeren d >r daarmede verband houdende werken. Met betrekking tot het in de tweede plaats door adressant gedaan verzoek, n.l. om met het plaatsen van twee in plaats van drie beerputten voor de 5 door hem te bouwen huizen te mogen volstaan, kunnen wij U mededeelen, dat zijne be doeling is, om den beerput, die ten behoeve van het laatste der 5 huizen is voorgeschreven te laten vervallen en de riolee- ring van dat perceel te doen aansluiten op den aangrenzenden beerput, die reeds ten behoeve van 2 huizen dienst doet. Eene dergelijke afwijking van den regel, dat één beerput voor niet meer dan twee perceelen mag dienst doen, wordt echter slechts in die gevallen toegestaan, waarin de absolute zeker heid bestaat, dat naast het laatste perceel niet meer wordt gebouwd. En aangezien het nu vrij zeker was en in overeen stemming met het uitbreidingsplan, dat te eeniger tijd naast het laatste perceel weder een huis zou worden gebouwd, werd bij besluit van ons College d.d. 23 Januari j.l. het plaat sen van 3 beerputten voorgeschreven. Van deze verplichting vraagt adressant nu bij request van 29 Mei j.l. aan Uwe Vergadering ontheffing in dien zin, dat met het plaatsen van 2 in plaats van 3 beerputten door hem mag worden volstaan, nadat op een dergelijk verzoek d.d. 5 Maart 1913 door ons op de zooeven genoemde gronden bij schrijven van 14 April d.a.v. afwijzend werd beschikt. Ingevolge art. 78 der verordening van 12 October 1905 op het bouwen en sloopen moet echter van een besluit van ons College, waarbij eene krachtens art. 5 der woningwet gevor derde vergunning geweigerd of voorwaardelijk verleend wordt, binnen 30 dagen, nadat dit ter kennis van den belangheb bende is gebracht, bij U in beroep worden gekomen. Het beroep is dus te laat ingediend en adressant moet derhalve in zijn beroep niet ontvankelijk worden verklaard. Op grond van het bovenstaande geven wij U mitsdien in overweging a. aan C. L. de Koster voornoemd vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Haarlem- mertrekvaartweg, ter lengte van ongeveer 10 M., op het ter rein, kadastraal bekend gemeente Leiden Sectie K no. 1842 gedeeltelijk, en tot het uitvoeren van de daarmede verband houdende werken, onder de navolgende voorwaarden 1° dat uit het gedeelte sloot de schoeiing worde wegge- geruimd en het ontdaan worde van bodem en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte; 2°. dat een voor zooveel noodig hersteld gedeelte schoeiing met ijzeren hek, thans staande aan het zuidelijk einde, worde verplaatst naar het noordelijk einde van het te dempen sloot- gedeelte en dat het N. W. talud hiervan mede worde voor zien van een houten schoeiing met dito afrastering; 3° dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats, 1 gegoten ijzeren straatkolk, van het door de gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool worden verbonden. Het gemetselde putje achter de kolk, af te dekken met een ijzeren plaat, groot 50X^0 c.M. en dik 1 c.M.; 4° dat volgens nadere aanwijzing van Burgemeester en Wethouders worde aangelegd een trottoir, breed 3 M., be staande uit geperste quenast steenslag-tegels in zand, afge sloten door een hardsteenen band van gemeente-model; 5° dat het trottoir, voor zoover op gemeentegrond gelegen, alsmede de straatkolk met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 6° dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 7° dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; 8° dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den len September 1913 geen gebruik is gemaakt; 9° dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaam heden mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborgsom van f 100.ten kantore van den Gemeente ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden. b. adressant in zijn verzoek, voorzooveel betreft het plaatsen van twee in plaats van drie beerputten, niet ontvankelijk te verklaren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekende C. L. de Koster Stukadoor Haarlemmerweg 40a verzoekt met dezen beleefd hem vergunning te willen verleenen tot het dempen van een gedeelte sloot voor zijne in aanbouw zijnde huizen aan de Haarlemmerweg op het terein kadastaal bekend in Sectie K No. 2692 en het ver plaatsen van de bestaande schoeiing met de daarop geplaatste ijzere hek naai' het einde van het te dempen slootgedeelte ter verkrijging van een betere toegang naar zijne in aanbouw zijnde woningen, zooals op bijgaande teekening is aangegeven ook nog beleefd verzoek tot wijziging der riooleering om in de plaats van drie Beerputte twee te mogen plaatsen voor vijf woningen. Hoopende hierop een gunstig antwoord te te mogen ontvangen verblijft hij Hoogachtend UEd. Achtb. dw. dn. C. L. de Koster. Leiden, 29 Mei 1913. Haarlemmerweg 40a. N°. 204. Leiden, 16 Juli 1913. Door Curatoren der Rijks-Universiteit, alhier is tot ons het verzoek gericht onze medewerking te verleenen, om de origi- neele resolutiën van hun College over de jaren 15741589, die thans in het gemeentearchief berusten, wederom in het archief van Curatoren te doen terugkeeren. Noch bij de Commissie voor het Oud-Archief, noch bij ons College bestaat tegen dezen afstand bezwaar, aangezien het gemeentearchief in het bezit blijft van een volledig afschrift der resolutiën en de origineele stukken uit den aard dei- zaak in het archief van Curatoren thuis behooren, in welk archief zich de resolutiën van het jaar 1589 af bevinden en waarin ook de resolutiën in kwestie oorspronkelijk berustten. In den laatsten tijd wordt toch steeds bij het inventariseeren van archieven als stelregel aangenomen, dat archiefstukken, die in andere verzamelingen berusten, moeten worden terug gebracht tot het archief, waartoe zij oorspronkelijk behoorden. Er is dus in casu o. i. alle reden, om, waar de Universiteit zoo nauw verbonden is met de gemeente, het verzoek van Curatoren in te willigen. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te besluiten de origineele resolutiën van Curatoren der Rijks- Universiteit alhier over de jaren 15741589, thans berustende in het gemeentearchief, ten behoeve van het archief van Curatoren af te staan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 205. Leiden, 16 Juli 1913. Onder volgnummer 137 der begrooting van het loopende dienstjaar is een bedrag van 500 uitgetrokken voor de rui ming van het eerste gedeelte van het riool onder de Papen- gracht. Dit riool is een zijtak van het groote riool onder de Langebrug; het begint bij het snijpunt van de Langebrug en de Papengracht en loopt in Zuidelijke richting door onder de Papengracht, onder 's Gravenstein, het Pieterskerkhofplein, dwars onder de Kloksteeg en komt ten slotte in het Rapen burg uit tegenover de Vliet. Ter hoogte van de Kloksteeg is een doorgaand schild in het riool gemetseld, zoodat het daardoor in twee deelen wordt gesplitst, het Noordelijke deel, dat in het riool der Langebrug en het Zuidelijke deel, dat in het Rapenburg terecht komt. Eerstgenoemd gedeelte is 255 M. lang, waarvan thans 120 M. gereinigd zijn. Naar de Commissie van Fabricage ons nu mededeelt, is het wenschelijk nu ook de resteerende 135 M. schoon te maken, aangezien de bagger, die zich in dat nog ongereinigde deel, dat sedert merischenheugenis niet geruimd is, opgehoopt heeft, anders het andere deel geleidelijk weder zal vervuilen. Er is daarom veel voor te zeggen, om het verdere deel ook spoedig schoon te maken; de reiniging van het noorde lijk gedeelte van het geheele riool kan dan althans als afge- loopen worden beschouwd. De kosten van de reiniging van het riool ter lengte van 135 M worden geschat op 750, aangezien de prijs per M., in verband met den grooteren transport-afstand tot het punt van loozing in het Rapenburg bij de Langebrug tegen over de Groenhazengracht, hooger is dan die, welke voor de ruiming der eerste 120 M. moest worden betaald. Eene extra-uitgave van 750 zal echter vermoedelijk niet uit den voor het ruimen van riolen toegestane som be streden kunnen worden en wij geven U daarom in over weging door vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving de vereischte gelden te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is thans nog 5462.72 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 3