94
N°. 188.
Leiden, 4 Juli 1913.
Met nevensgaand voorstel van Commissarissen der Stede
lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, om door wijziging
van art. 6 der verordening, houdende reglement op liet beheer
en bestuur der Stedelijke Lichtfabrieken de aanstelling van
nog een tweetal ingenieurs mogelijk te maken, kunnen wij
ons zeer goed vereenigen. Alleen komt het ons, nu Commis
sarissen zelf schrijven, dat zij op het oogenblik slechts tot de
benoeming van één nieuwen ingenieur wenschen over te
gaan, terwijl dan de vierde ingenieur in dienst kan worden
genomen, zoodra de behoefte blijkt, meer rationeel voor, het
aantal ingenieurs in de verordening niet op 4/ doch op ten
hoogste 4 te bepalen.
Onder verwijzing overigens naar het schrijven van Com
missarissen geven wij Uwe Vergadering derhalve in overwe
ging tot vaststelling van de navolgende verordening te be
sluiten.
VERORDENING, houdende wijziging der verordening van
26 October 1911 (Gem. Blad no. 13), houdende
reglement op het beheer en bestuur der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden, gewij
zigd hij verordening van 22 Februari 1912 (Gem.
Blad no. 6).
Eenig artikel.
In art. 6 sub c wordt in plaats van »twee'' gelezen »ten
hoogste vier".
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 1 Juli 1913.
Bij dezen hebben wij de eer het volgende onder l)we aan
dacht te brengen.
In het eerste lid van art. 6 der Verordening van 26 Octo
ber 1911, houdende reglement op het beheer en bestuur der
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, gewijzigd bij
raadsbesluit van 22 Februari 1912, is o. m. bepaald, dat onder
het bestuur van Commissarissen zullen werkzaam zijn:
»c. twee Ingenieurs en één Scheikundige".
Wij geven U in overweging aan den Raad voor te stellen
dit artikel te wijzigen en te lezen
dc. vier Ingenieurs en één Scheikundige''.
Toelichting.
Bij de laatst voorgestelde wijziging der Verordening in
Januari 1912 meenden wij te kunnen volstaan met twee in
genieurs, één in beide bedrijven (gas en electriciteit) en één
uitsluitend in het electriciteitsbedrijf. Tengevolge van de groote
vlucht, die de electriciteitsafneming hier ter stede heeft ge
nomen en de behoefte aan electriciteit, die zich in de omlig
gende gemeenten openbaart, is echter versterking van perso
neel een dringende eisch geworden.
Uit de volgende cijfers kan de tegenwoordige omvang van
het electriciteitsbedrijf blijken.
In 1911 zijn opgewekt 2.081.000 en verkocht 1.448.000 K.W.U.
In 1912 3.715.000 2.485.000 K.W.U.
Volgens de tot dusver in 1913 verkregen resultaten zal in dit
jaar worden opgewekt 5.000.000 en verkocht 3.200.000 K.W.U.
In 2 jaar tijds zal dus de productie en de afzet der fabriek
meer dan verdubbeld zijn.
Voor extra-aanvullingen van het Vernieuwings- en Uit
breidingfonds der electriciteitsfabriek is sedert het begin van
1912 een bedrag van 557.000.toegestaan.
Uit het bovenstaande zal het voor ieder wel duidelijk zijn,
dat het technisch personeel uitbreiding behoeft.
Tengevolge van twee zaken wordt die uitbreiding nog meer
urgent. Er zal nauwkeurig moeten worden nagegaan in hoe
verre het kabelnet dat in 1907 gelegd is, aan de steeds klim
mende eischen zal kunnen blijven voldoen, en in de tweede
plaats achten wij het niet onmogelijk, dat door het op de
markt brengen van nieuwe electrische lampen met zuinig
stroomverbruik eene belangrijke wijziging in de electriciteits
afneming zal plaats hebben. Wij achten het noodig, dat bij even-
tueele veranderingen tijdig maatregelen kunnen worden ge
nomen.
Het is onze bedoeling om als de Raad de voorgestelde
wijziging goedkeurt, zoo spoedig mogelijk tot aanstelling van
een derden ingenieur ten dienste van het electriciteitsbedrijf
over te gaan. Indien de behoefte blijkt, zal een vierde ingenieur
in dienst worden genomen.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
P. J. M. Aalberse.
J. Korevaar.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 189.
Leiden, 4 Juli 1913.
Door het bestuur van het Comité, ter voorbereiding en
uitvoering van «Plan 1913" alhier, wordt bij nevensgaand
adres aan de gemeente eene garantie tot een bedrag van
ƒ3500 ter nadere verrekening gevraagd in de kosten van de
in het najaar te dezer stede te organiseeren feestelijkheden
ter viering van het eeuwfeest van Nederland's onafhanke
lijkheid.
Hoewel wij van oordeel zijn, dat van gemeentewege het
slagen der feesten zooveel mogelijk moet worden in de hand
gewerkt, komt ons het door het Comité gevraagde bedrag
toch wel wat hoog voor. Bovendien heeft eene op ons ver
zoek door het Comité overgelegde raming van kosten ons de
overtuiging geschonken, dat de van wege het feestcomité
opgemaakte voorloopige begrooting ruim is berekend en dat
vrij zeker met een garantie van gemeentewege ten bedrage
van 2500, d.i. hetzelfde bedrag, dat door den Gemeenteraad
van Haarlem ter beschikking van het Comité aldaar is gesteld,
kan worden volstaan.
Op de begrooting voor het loopende dienstjaar is, zooals
IJ bekend is, onder volgn. 172 een extra bedrag van 2000
voor de viering der onafhankelijksfeesten uitgetrokken. Ver
hooging van dit bedrag is echter vooralsnog niet noodig,
aangezien door het Comité eer. garantie ter nadere verreke
ning wordt gevraagd, en de mogelijkheid dus geenszins is
uitgesloten, dat de bijdrage der gemeente minder dan 2500
zal behoeven te bedragen.
Wij geven U derhalve, onder verwijzing naar de in de
Leeskamer liggende stukken, thans slechts in overweging te
besluiten, dat aan het Comité voor «Plan 1913" voor de
in het najaar te organiseeren feestelijkheden ter viering van
het eeuwfeest van Nederland's onafhankelijkheid van gemeente
wege een subsidie zal worden verleend van 2500 of zoo
veel minder als noodig zal zijn om een eventueel nadeelig
saldo der rekening te dekken.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen:
J. Harte velt Azn.
Q. J. Terpstra, beiden wonende te Leiden in hunne hoe
danigheid van respectievelijk Voorzitter en Secretaris van het
Comité ter voorbereiding en uitvoering van «Plan 1913" te
Leiden, handelende in opdracht van dit Comité;
dat de plannen ter viering van het eeuwfeest van Neder-
landsch onafhankelijkheid in deze gemeente thans een meer
vasten vorm hebben aangenomen;
dat daarvan een overzicht is gegeven in eene circulaire in
de maand April j.l. aan de leden van het Comité toegezon
den, welke circulaire hierbij wordt overgelegd en waarheen
de ondergeteekenden de vrijheid nemen kortheidshalve te
verwijzen;
dat Uwen Raad uit dit overzicht zal blijken, dat het Comité
voornamelijk zijn aandacht meent te moeten wijden aan het
organiseeren van een Volksfeest op den 19en November a.s.;
dat vooral dit gedeelte der plannen wil het tot zijn
recht komen en eene vergelijking met hetgeen in andere ge
meenten aan de bevolking wordt aangeboden, kunnen door
staan niet onbelangrijke uitgaven vordert;
dat het Comité weliswaar met erkentelijkheid vermag te
gewagen van de deelname van particuliere zijde tot een bedrag
van 4000.doch dat het geen betoog behoeft, dat dit
bedrag voor het gesteld doel, niet toereikend zal zijn;
dat het Comité waar zijne plannen een algemeene strek
king hebben en zoowel direct als indirect ten goede zullen
komen aan de Leidsche ingezetenen in het algemeen van
oordeel is, dat het zich tot Uwen Raad mag wenden tot aan
vulling van hetgeen behalve het reeds ingekomen bedrag nog
zal blijken noodig te zijn;
dat het Comité ofschoon eene eenigszins nauwkeurige
raming van de kosten der verschillende onderdeelen nog niet
mogelijk is vertrouwt, dat met eene garantie van gemeente
wege tot een bedrag van 3500.ter nadere verrekening
zal kunnen worden volstaan;
Redenen waarom de ondergeteekenden, in opdracht van het
Comité voornoemd, zich veroorloven zich tot Uwen Raad te
wenden met eerbiedig verzoek ten behoeve van de verwezen
lijking van «Plan 1913" te Leiden een crediet van 3500.
te willen verleenen.
't Welk doende enz.
J. Hartevelt Azn.,
Voorzitter
Q. J. Terpstra.
Secretaris.
van het Comité
voor «Plan 1913"
te Leiden.
Leiden 15 Mei 1913.