GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
85
I1GEK09IR» STIKKEIV.
N°. 164. Leiden, 6 Juni 1913.
In verband met de vermoedelijke uitstedigheid van eenige
leden van ons College in dezen zomer, is de mogelijkheid met
uitgesloten, dat op zeker tijdstip niet zooveel leden van ons
College tegenwoordig zijn, als volgens art. 92 van de ge
meentewet vereischt wordt, om te kunnen beraadslagen en
besluiten. Met het oog daarop is het wenschelijk, dat een der
leden van Uwe Vergadering tijdelijk de functie van wet
houder kan waarnemen.
Wij stellen U mitsdien voor krachtens art. 90 der gemeente
wet een Uwer leden te benoemen, om, zoodra en zoo dikwijls
zulks zal blijken noodzakelijk te zijn, gedurende de maanden
Juli en Augustus a.s. als plaatsvervangend wethouder op te
treden.
Aan den Gemeenteraad. Rurg. en Weth. van Leiden.
N°. 165. Leiden, 6 Juni 1913
Door het hoofdbestuur van het Fonds ter Aanmoediging en
Ondersteuning van den Gewapenden dienst in de Nederlanden
is tot ons het verzoek gericht de klok, welke onder No. 17 A
in het Stedelijk Museum (Lakenhal) bewaard wordt in bruikleen
af te staan ter plaatsing in het torentje van het in aanbouw
zijnde Invalidenhuis aan den Hoogen Rijndijk.
De minderheid van ons College is met de Commissie voor
het Stedelijk Museum van oordeel, dat dit verzoek niet moet
worden ingewilligd. In principe acht zij het verkeerd, dat voor
werpen, die voor het Museum van waarde zijn. worden afge
staan. Indien men toch mocht besluiten, om ook dergelijke
voorwerpen in bruikleen te geven, dan weet men misschien
wel waar men begint, doch niet waar men eindigt. De een
zal dit, de ander dat voorwerp in gebruik vragen en weigeren
wordt dan hoogst moeilijk. De minderheid meent daarom, dat
alleen die voorwerpen voor afstand in aanmerking kunnen
komen, die op zich zelf voor bet Museum geen waarde hebban
en die door den afstand ook beter kunnen worden geëxposeerd.
En aangezien nu de gevraagde klok als herinnering aan het
voormalig veer op 's-Gravenhage, volgens de Commissie voor
het Stedelijk Museum, voor de Lakenhal wel van waarde is,
acht de minderheid den afstand ongewenscht.
De meerderheid van ons College daarentegen gelooft, dat
er in casu wel termen aanwezig zijn, om aan het verzoek van
het hoofdbestuur te voldoen. Wanneer toch de klok in het
torentje van het nieuwe Invalidenhuis wordt geplaatst, zal zij
veel beter tot haar recht komen, dan thans het geval is, nu
zij zonder met de overige collectie verband te houden, in het
Museum ergens eene plaats heeft gevonden. Bovendien is het
de bedoeling, dat de klok bij feestelijke gelegenheden wordt
geluid, zoodat zij bij afstand meer aan hare bestemming zal
beantwoorden, dan wanneer zij in het Museum te midden van
andere voorwerpen te zien is. Ten slotte zal de in gebruik
geving slechts tot wederopzeggens geschieden en de klok dus
ten allen tijde in de Lakenhal kunnen terugkeeren. De meerder
heid ziet daarom in den afstand geen enkel bezwaar.
Als College geven wij U derhalve in overweging te be
sluiten de klok, in het Museum onder No. 17 A geplaatst, tot
wederopzeggens aan het hoofdbestuur voornoemd in gebruik
te geven ter plaatsing in het torentje van het in aanbouw
zijnde Invalidenhuis aan den Hoogen Rijndijk.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 166. Leiden, 10 Juni 1913.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor
dracht aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer
met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere school der
4e klasse No. 2 alhier, ter vervulling van de vacature welke
zal ontstaan, tengevolge van het met ingang van 16 Augustus
a.s. verleend ontslag aan den heer R. van der Laan.
1°. H. SCHAAP, hoofd der school te Steggerda (geint. West
stellingwerf)
2°. J. KORTLAND, hoofd der school te Amsterdamscheveld
(gemt. Emmen);
3°. K. W. BEERENS, onderwijzer te Westzaan.
Onder mededeeling, dat deze voordracht is opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen
bericht van het Hoofd der school, en dat de desbetreffende
stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in
overweging tot de benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
N°. 167. Leiden, 12 Juni 1913.
Zooals Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit in hun hierachter afgedrukt schrijven in her
innering brengen werd bij raadsbesluiten van 12 Juli en 16
Augustus 1906 (Ingek. Stukken Nis. 164 en 183) besloten
aan de gemeenten Sassenheim en Voorschoten gas te leveren
in een door elk dier gemeenten voor hare kosten te bouwen
gashouder tegen een prijs van 5 cent per M3, o. a. onder
voorwaarde, dat door die beide gemeenten niet meer dan 3
cent per M8 boven den prijs, waarvoor haar het gas geleverd
werd, aan hare afnemers in rekening zou worden gebracht.
Commissarissen stellen nu voor den door Sassenheim en
Voorschoten te betalen prijs in dien zin te wijzigen, dat vanaf
1 Januari 191.3 voor het in een kalenderjaar geleverde gas
zal worden berekend
voor eene hoeveelheid tot 206.000 M3: 5 cent per M8;
voor eene hoeveelheid tot 50.000 M3 boven 200.000 Ms: 4|
cent per M3;
voor eene hoeveelheid boven 250.000 M3: 4 cent per M3.
Met dit voorstel, hetwelk in het schrijven van Commissa
rissen uitvoerig is toegelicht, kunnen wij ons op de aange
voerde gronden zeer goed vereenigen. Echter zal, aangezien
bij aanneming van het voorstel niet meer van één prijs sprake
is, in de bovenaangehaalde bepaling, dat aan de afnemers
niet meer dan 3 cent per M3 boven den prijs, waarvoor het
gas door de gemeente Leiden geleverd wordt, in rekening mag
worden gebracht, in plaats van «prijs" gelezen dienen te
worden: «maximum prijs".
Ook de sub c voorgestelde wijziging, dat bij verhooging of
verlaging van den gasprijs voor de Leidsche ingezetenen de
zelfde verhooging of verlaging alleen dan voor de gemeenten
Sassenheim en Voorschoten zal gelden, indien die verhooging
of verlaging van den gasprijs in Leiden het gevolg is geweest
van verhooging of verlaging van de prijzen der grondstoffen,
van verandering der salarissen en arbeidsloonen of van veran
dering van de prijzen der bijproducten, ontmoet bij ons Col
lege geen bedenking.
Op grond van een en ander geven wij U derhalve in over
weging te besluiten de met de gemeenten Sassenheim en
Voorschoten ingevolge de raadsbesluiten van 12 Juli en 16
Augustus 1906 gesloten overeenkomsten in dien zin te wij
zigen, dat:
a. de door die gemeenten aan de gemeente Leiden te betalen
prijs voor het in een kalenderjaar geleverde gas vanaf 1 Januari
1913 zal bedragen
voor een hoeveelheid tot 200.000 M3: 5 cent per M3;
voor een hoeveelheid tot 50.000 M3 boven 200.000 M3: 472
cent per M3;
voor een hoeveelheid boven 250.000 M8: 4 cent per M8;
b. bij verhooging of verlaging van den gasprijs voor de
Leidsche ingezetenen dezelfde verhooging of verlaging ook voor
de gemeenten Sassenheim en Voorschoten zal gelden, tenzij
de verhooging of verlaging van den gasprijs in Leiden het
gevolg is geweest van andere omstandigheden dan van ver
hooging of verlaging van de prijzen der grondstofïen, van ver
andering der salarissen en arbeidsloonen of van verandering
van de prijzen der bijproducten.
c. aan de afnemers niet meer dan 3 cent per M3 boven
den maximum-prijs, waarvoor het gas door Leiden aan de
gemeenten Sassenheim en Voorschoten geleverd wordt, in
rekening mag worden gebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 Juni 1913.
Bij dezen hebben wij de eer het volgende onder Uwe aan
dacht te brengen.
Bij raadsbesluiten van 12 Juli en 16 Augustus 1906 werd
besloten aan de gemeenten Sassenheim en Voorschoten gas
te leveren in een door elk dier gemeenten voor hare kosten
te bouwen gashouder tegen den prijs van 5 cent den M3.
Wij hebben de eer U in overweging te geven aan den Raad
voor te stellen
a. dezen prijs in zooverre te wijzigen, dat voor het in een
kalenderjaar geleverde gas zal worden berekend:
voor eene hoeveelheid tot 200.000 M3: 5 cent den M3;
voor eene hoeveelheid tot 50.000 M3 boven 200.000 M3:
472 cent den M3;
voor eene hoeveelheid boven 250.000 M3: 4 cent den M3.
b. deze prijsbepaling te doen ingaan met 1 Januari 1913;
c. te besluiten, dat bij verhooging of verlaging van den
gasprijs voor de Leidsche ingezetenen dezelfde verhooging of
verlaging ook voor de gemeenten Sassenheim en Voorschoten
zal gelden, tenzij de verhooging of verlaging van den gasprijs
in Leiden het gevolg is geweest van andere omstandigheden
dan van verhooging of verlaging van de prijzen der grond
stoffen, van verandering der salarissen en arbeidsloonen of
van verandering van de prijzen der bijproducten.