92 DONDERDAG 5 JUNI 1913. en een amendement van de heeren Sijtsma, Botermans en van der Eist, luidende: Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen art. 1 van de «Bepalingen omtrent minimumloon en maximumarbeids- duur in bestekken van gemeentewerken", vastgesteld bij Raads besluit van 28 Maart 1901 en gewijzigd bij besluiten van 14 Mei 1903, 5 Mei 1904, 10 October 1907 en 21 Maart 1912, te lezen als volgt: »Den aannemer wordt de verplichting opgelegd aan zijne werklieden, die bij de uitvoering van de in dit bestek be schreven werken werkzaam zijn, geen lager loon te betalen dan a. aan een steenhouwer26 ets. per uur. b. timmerman,metselaar of stucadoor 25 c. smid23 d. >i verver, behanger of loodgieter 22 e. witter of grondwerker 21 f. opperman of sjouwer. 20 En artikel 5, eerste alinea: »Den aannemer wordt de verplichting opgelegd zijn werk lieden, werkzaam voor het in dit bestek bedoelde werk, niet langer te doen arbeiden dan 10 uur per etmaal". Voorts stellen zij voor deze wijzigingen te doen ingaan op 1 April 1914. Ik doe den heeren Sijtsma, Botermans en van der Eist echter opmerken, dat de voorlaatste alinea van hun amen dement, luidende: »Den aannemer wordt de verplichting opgelegd zijn werk lieden, werkzaam voor het in dit bestek bedoelde werk, niet langer te doen arbeiden dan 10 uur per etmaal". reeds voorkomt in de wijzigingsverordening van 1907, zoodat deze bepaling reeds aldus bestaat. De heer Eotermans. M. d. V. Dan trekken wij die alinea in. De Voorzitter. Ik zou den heeren wel in overweging willen geven hun geheele amendement in te trekken en wel om de volgende reden. Burgemeester en Wethouders zijn bereid om, zoodra er eene verhooging van de normale particuliere loonen plaats heeft, daarmede rekening te houden in deze verordening. Het schijnt nagenoeg vast te staan, dat er in deze gemeente met 1 April 1914 eene verhooging van de particuliere loonen zal plaats hebben en Burgemeester en Wethouders zeggen gaarne toe, dat zij dan vóór dien tijd ook zullen komen met een voorstel tot verhooging der besteks- loonen. Waar dit zoo is, zal dus reeds worden gehandeld in den geest van het amendement van den heer Sijtsma c. s. en vervalt daarmede de reden van bestaan van dit amendement. Trouwens ook overigens zou het mij vreemd voorkomen thans eene bepaling te gaan opnemen, die eerst in werking zal treden met 1 April 1914, zooals de voorstellers willen, terwijl wij op ons gemak eene dergelijke bepaling nog zullen kunnen maken in Maart a.s. Voor het geval Burgemeester en Wethouders nalatig mochten blijven in het doen van zulk een voorstel, kunnen de Raadsleden ons er toch altijd nog wel aan herinneren. De heer Sijtsma. M. d. V, Ik wil wel dadelijk zeggen, dat wij niet van plan zijn ons voorstel in te trekken. Toen ik het groote stuk van Burgemeester en Wethouders las, kwam mij het spreekwoord in de gedachten: de berg heeft een muis gebaard. Het was nog niet eens een muis, doch slechts de staart van een muis, waarover dan nu meer dan een jaar gewerkt is. Alleen de opperlieden of sjouwers zullen één cent meer krijgen. Wij hadden bij motie aan Burgemeester en Wethouders eene geheel nieuwe regeling gevraagd en waar dit nu het povere resultaat is, zijn wij natuurlijk teleurgesteld geworden en zelf aan het werk getogen. Nu staan de voorstellers ook op het standpunt, dat de ge meente niet moet gaan boven den gewonen loonstandaard, maar dat zij daarmede accoord moet gaan. En nu lijkt het mij wel wat vreemd, dat de Kamer van Arbeid voor de bouwbedrijven geadviseerd heeft, zooals zij dit heelt gedaan. Vermoedelijk komt dit wel hiervan, dat de zaak zoo lang onder handen is geweest; het advies zal wel langen tijd geleden zijn gegeven. Het is ons bekend en het zal ook wel bekend zijn aan Burgemeester en Wethouders, dat er reeds een overeenkomst is aangegaan tusschen de werklieden- organisaties en de patroons om met April 1914 een nieuwe loonregeling in werking te doen treden, eeri loonregeling, die wat betreft de timmerlieden, metselaars en stucadoors ongeveer zou overeenkomen met hetgeen wij wenschen. Deze zaak heeft nu al langer dan een jaar getraineerd en als wij dan eindelijk met een voorstel komen, wordt ons in overweging gegeven om het maar in te trekken. Wat is dat voor werken? Wanneer het vaststaat dat er in April toch een nieuwe regeling komt, waarom moeten wij dan tot zoolang wachten Wij wenschen ons voorstel ook hierom niet in te trekken, omdat de aannemers nu kunnen weten, dat zij dan met 1 April voor deze loonen zullen staan. De gemeente kan dan hare bestekken daarmede ook in overeenstemming brengen. Dat was ook de reden, waarom wij niet onmiddellijk de nieuwe regeling in werking wilden doen treden. Nu heeft men den tijd om zich er op voor te bereiden. Burgemeester en Wet houders kunnen dan in hun bestekken voor aanbestedingen, die in het volgende jaar loopen, voorschrijven, dat deze loonen zullen moeten worden betaald en de aannemers kunnen hier mede rekening houden. En wat de regeling der loonen aangaat, wij hebben ook hierin eenige verandering aangebracht. Den smeden hebben wij een aparte plaats gegeven. De heer Botermans zal als man van het vak de regeling wel meer in details toelichten. Maar het was mij ter oore gekomen, en ik heb ook op verschillende plaatsen bij deskun digen inlichtingen ingewonnen, dat een smid technisch beter onderlegd moet zijn, meer moet leeren, dan een verver of behanger. En daarom hebben wij den smid meer loon toege kend. Zoo hebben wij den behanger geplaatst niet meer bij den witter of grondwerker, maai' tusschen den verver en den loodgieter. Wij krijgen dan een zuiverder regeling. En wat de loonen betreft, ik herhaal: de timmerlieden, de metselaars en de stucadoors zullen 25 cent ontvangen, het loon dat met 1 April 1914 in de particuliere bedrijven algemeen geldende zal zijn. Een steenhouwer zal over het algemeen meer ver dienen, maar als norm kan men wel een loon van 26 cent aannemen. De smid zal dan ontvangen 23 cent en de verver, behanger of loodgieter 22 cent. Op het oogeublik is men, wat de schilders betreft, met een loonregeling op dezen grond slag in onderhandeling en naar ik heb vernomen zal men daaromtrent wel tot een goed einde komen. Ik meen dus, dat er in het geheel geen reden is om ons voorstel thans op te bergen om dat in April weer op te vatten. De Voorzitter. Vóór April, zoodat met 1 April de nieuwe loonregeling in werking kan treden. De heer Sijtsma. Wanneer wij het nu doen, kan de nieuwe regeling ook met 1 April in werking treden. Het eenige ver schil is dan, dat de regeling thans komt van een paar Raads leden en later van Burgemeester en Wethouders. Als dat alleen de zaak is, behoeven wij ons voorstel toch niet in te trekken. Ik zou iets voor de meening van den Voorzitter gevoelen, wanneer wij de nieuwe loonregeling onmiddellijk in werking wilden doen treden. Dan zou men kunnen beweren, dat wij wat voorbarig handelden, dan zouden wij de particuliere bazen vooruit zijn. Doch dat willen wij niet. Wij willen ook wachten tot 1 April 1914. Ik had juist verwacht, dat Burgemeester en Wethouders zouden gezegd hebbenwij gaan accoord met de cijfers van het voorstel, wij juichen het toe, dat de regeling eerst met April 1914 van toepassing zal zijn en dus nemen wij het amendement over. Wat de praktische kant dei' zaak betreft, kan de heer Botermans de verschillende cijfers der loonen zeker nog beter toelichten. De heer van Tol, M. d. V. Ik kan ook niet medegaan met het plan om deze zaak uit te stellen tot het volgende jaar. Het is juist, dat op 1 April 1914 eene loonsverhooging zal intreden; dit is door de patroons op 18 November 1912 be sloten; maar waarom moet de gemeente nu tot 1 April 1914 wachten met het invoeren van die verhooging. Wij als besturen der gemeente zijn verplicht onzen werklieden een behoorlijk loon te geven en als wij meenen, dat het tegenwoordig loon niet voldoende is, zie ik geen enkele reden de verhooging niet dadelijk in te voeren. Waar wij zes jaar geleden de laatste loonregeling hebben gemaakt, is de tijd gekomen daarin ver andering te brengen. De heer Botermans. M. d. V. Ook mij is het bekend, dat met de gezellen is overeengekomen met ingang van 1 April 1914 aan de werklieden in het timmer- en metselvak uit te betalen f 0.25 per uur. Tevens is in de Patroonsvereeniging er over gesproken om ook den schilders tegen dien datum eene verhooging toe te kennen. Nu hebben wij ons voorstel ingediend, opdat Burge meester en Wethouders daarmede rekening zullen kunnen houden bij het opmaken van de bestekken voor het volgend jaar. De heer Bosch. M. d. V. Ik heb het praeadvies van Bur gemeester en Wethouders gelezen en eveneens het verslag van de Commissie van Fabricage. Daarbij is het mij toch voorgekomen, dat het veel afhangt van den kijk, dien men op de zaken heeft, wat men uit de dingen haalt. Men heeft tegengesproken, dat de gemeenteloonen voortdurend iets hooger zouden zijn, dan de particuliere loonen en nu lees ik in den brief van den Bond van Patroons in het metselvak deze zinsnede: «Langen tijd was het minimum-loon in be stekken voor gemeentewerken hooger als bij particulieren, hetwelk een voortdurenden last ei) onaangenaamheden ver oorzaakte." Dit laatste laat ik voor rekening van de schrijvers,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 6